Op 10 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een eigenaar van een woonschip, en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Eiser had een aanvraag ingediend voor vergoeding van planschade naar aanleiding van de vaststelling van een bestemmingsplan en uitwerkingsplan door de gemeenteraad van Amsterdam, die de aanleg van een nieuwe brug nabij zijn ligplaats mogelijk maakt. De rechtbank oordeelde dat het college de aanvraag terecht had afgewezen, omdat planschade volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) alleen kan worden toegekend voor onroerende zaken. Eiser's woonschip wordt als een roerende zaak beschouwd, en de rechtbank concludeerde dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor het onderscheid dat de Wro maakt tussen roerende en onroerende zaken.
De rechtbank behandelde het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag, die eerder door het college was afgewezen met een besluit van 26 augustus 2021 en bevestigd met een bestreden besluit van 7 september 2022. Tijdens de zitting op 10 maart 2023 waren zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig. De rechtbank deed onmiddellijk na sluiting van het onderzoek mondeling uitspraak. Eiser stelde dat de Wro discrimineert tegen bezitters van roerende zaken, maar de rechtbank volgde de eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die oordeelde dat de wet een objectieve rechtvaardiging heeft voor dit onderscheid.
Eiser voerde aan dat hij naast financiële schade ook immateriële schade had geleden door onzekerheid en geluidsoverlast, maar de rechtbank oordeelde dat deze schade niet als planologische schade kan worden aangemerkt en dus niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op (plan)schadevergoeding. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door rechter J.F. Kuiken, in aanwezigheid van griffier C.J. van ’t Hoff.