ECLI:NL:RBAMS:2023:1507
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot gijzeling op grond van betalingsonwil
Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering van de officier van justitie tot gijzeling van de veroordeelde op basis van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering. De veroordeelde had een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen van € 669.940,00, met een maximale gijzeling van 1080 dagen. Tot de datum van indiening van de vordering had de veroordeelde slechts € 1.250,00 betaald, waardoor er nog een openstaand bedrag van € 555.926,83 resteerde. De officier van justitie stelde dat er sprake was van betalingsonwil, terwijl de raadsman van de veroordeelde betoogde dat er geen sprake was van betalingsonwil, maar van een patstelling met het CJIB over de aflossingsmogelijkheden.
Tijdens de zitting op 14 februari 2023 is de vordering behandeld. De rechtbank heeft zowel de veroordeelde als de officier van justitie gehoord. De rechtbank concludeerde dat het CJIB niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van betalingsonwil, aangezien er geen bewijs was dat er pogingen waren gedaan om verhaal te halen of dat er een onderzoek naar het vermogen van de veroordeelde had plaatsgevonden. De rechtbank gaf het CJIB in overweging om een betalingsregeling te bespreken die lager was dan € 2.700,00 per maand, maar hoger dan € 350,00. Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen.
De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters, waarbij de jongste rechter niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen.