Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[bezwaarde] ,
Feiten
Procedure
Bezwaar
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Beoordeling
Beslissing
horen als getuige van [getuige 1], geboren [geboortedag 2] 1976 te [geboorteplaats 2] , wonende [adres getuige] .
Rechtbank Amsterdam
Op 14 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een bezwaarschrift is ingediend op grond van artikel 182, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De bezwaarde, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R.A.J. Verploegh, had op 15 november 2022 de rechter-commissaris verzocht om een getuige, [getuige 1], te horen. Dit verzoek werd op 21 november 2022 door de rechter-commissaris afgewezen. De rechtbank heeft het bezwaar op 14 februari 2023 in besloten raadkamer behandeld, waarbij zowel de gemachtigde advocaat als de officier van justitie aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuigen die eerder zijn gehoord, verklaarden dat contante betalingen in hun bedrijven en in de groente- en fruithandel in het algemeen bijna niet voorkomen. De naam van [getuige 1] kwam niet voor in de boekhouding van de bezwaarde, wat de rechter-commissaris als reden aanvoerde voor de afwijzing van het verzoek. De bezwaarde stelde echter dat het horen van [getuige 1] van belang was om aan te tonen dat deze getuige daadwerkelijk betalingen had verricht die niet uit enig misdrijf voortkwamen.
De officier van justitie wijzigde zijn standpunt en concludeerde tot gegrondverklaring van het bezwaar, omdat hij vreesde dat de discussie over contante betalingen zou blijven hangen. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde onderzoekshandeling, gezien de toelichting van de raadsman en het gewijzigde standpunt van het Openbaar Ministerie, moest worden toegewezen. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond, vernietigde de beslissing van de rechter-commissaris en bepaalde dat de rechter-commissaris de getuige [getuige 1] moest horen.