ECLI:NL:RBAMS:2023:1506

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
22-028022
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ex art. 182 lid 6 Sv: gegrond

Op 14 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een bezwaarschrift is ingediend op grond van artikel 182, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De bezwaarde, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R.A.J. Verploegh, had op 15 november 2022 de rechter-commissaris verzocht om een getuige, [getuige 1], te horen. Dit verzoek werd op 21 november 2022 door de rechter-commissaris afgewezen. De rechtbank heeft het bezwaar op 14 februari 2023 in besloten raadkamer behandeld, waarbij zowel de gemachtigde advocaat als de officier van justitie aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuigen die eerder zijn gehoord, verklaarden dat contante betalingen in hun bedrijven en in de groente- en fruithandel in het algemeen bijna niet voorkomen. De naam van [getuige 1] kwam niet voor in de boekhouding van de bezwaarde, wat de rechter-commissaris als reden aanvoerde voor de afwijzing van het verzoek. De bezwaarde stelde echter dat het horen van [getuige 1] van belang was om aan te tonen dat deze getuige daadwerkelijk betalingen had verricht die niet uit enig misdrijf voortkwamen.

De officier van justitie wijzigde zijn standpunt en concludeerde tot gegrondverklaring van het bezwaar, omdat hij vreesde dat de discussie over contante betalingen zou blijven hangen. De rechtbank oordeelde dat de gevraagde onderzoekshandeling, gezien de toelichting van de raadsman en het gewijzigde standpunt van het Openbaar Ministerie, moest worden toegewezen. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond, vernietigde de beslissing van de rechter-commissaris en bepaalde dat de rechter-commissaris de getuige [getuige 1] moest horen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-997001-22
raadkamernummer : 22-028022
datum : 14 februari 2023
beslissing van de meervoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 182, zesde lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[bezwaarde] ,

geboren op [geboortedag 1] 1962 te [geboorteplaats 1] ,
voor deze zaak woonplaats kiezende ten kantore van mr. R.A.J. Verploegh, [adres advocatenkantoor] ,
hierna te noemen: de bezwaarde.

Feiten

Namens de bezwaarde heeft de raadsman op 15 november 2022 de rechter-commissaris verzocht een onderzoekshandeling te verrichten, te weten het horen als getuige van [getuige 1] , geboren [geboortedag 2] 1976 te [geboorteplaats 2] , wonende [adres getuige] .
De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 21 november 2022 het verzoek afgewezen en daartoe het volgende overwogen:
Op verzoek van de raadsman heb ik [getuige 2] van het bedrijf [bedrijf 1] . en [getuige 3] van het bedrijf [bedrijf 2] gehoord. [getuige 2] is gehoord -op verzoek van de raadsman- in plaats van de getuige [getuige 4] die niet meer werkzaam bleek bij het naar hem genoemde bedrijf. Deze getuigen hebben beiden verklaard dat contante betalingen in hun bedrijven en in de groente - en fruithandel in het algemeen bijna niet voorkomen, althans niet in de periode in geding. Contante betalingen komen ook niet of nauwelijks voor, volgens deze getuigen, bij de handel in partijen die niet aan de kwaliteitseisen voldoen.
Verdachte lijkt niet in zijn boekhouding te hebben opgenomen aan wie hij welke contante betalingen zou hebben gedaan of van wie hij welke contante betalingen heeft ontvangen. De naam [getuige 1] komt dan ook niet in het dossier voor, hij is niet als afnemer genoemd. Daarmee kan een verklaring van deze getuige niet naast de boekhouding van [bezwaarde] worden gelegd en niet bijdragen aan enige in deze zaak te nemen beslissing.

Procedure

Het bezwaarschrift is op 5 december 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 14 februari 2023 het bezwaar in besloten raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de bezwaarde, mr. R.A.J. Verploegh, en de officier van justitie, op zitting gehoord.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de weigering van de rechter-commissaris de door de bezwaarde gewenste onderzoekshandeling, te weten het horen van [getuige 1] , te verrichten.
Namens de bezwaarde is het volgende aangevoerd.
De omstandigheid die de rechter-commissaris aanvoert als redengevend voor het afwijzen
van het horen van de getuige, namelijk dat de naam [getuige 1] niet voorkomt in de
boekhouding, is nu juist in lijn met de stelling van het Openbaar-Ministerie dat niet de
daadwerkelijke afnemers in de boekhouding voorkomen.
[bezwaarde] wenst met het horen van de getuige aan te tonen dat dit één van de
daadwerkelijk afnemers is die contante betalingen heeft verricht en dat die betalingen niet
afkomstig zijn uit enig misdrijf, maar uit de handel in fruit en groente.
Het horen van de getuige is daarmee van belang voor de beantwoording van de vragen van 348 of 350 Sv en dient te worden toegewezen.
In raadkamer heeft de raadsman nog toegevoegd dat [getuige 1] mogelijk wel over een boekhouding beschikt waar [bezwaarde] in voorkomt.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft in raadkamer het standpunt van het Openbaar Ministerie gewijzigd en geconcludeerd tot gegrondverklaring van het bezwaar. De officier van justitie heeft daartoe overwogen dat hij vreest dat de discussie over contante betalingen zal blijven hangen. Naar aanleiding van de verklaring van de getuige kan gekeken worden hoe concreet en relevant deze is voor de tenlastelegging.

Beoordeling

Vooropgesteld wordt dat de rechter-commissaris een verzoek als het onderhavige weigert indien de gevraagde onderzoekshandeling niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing. De rechtbank zal moeten toetsen of de beslissing van de rechter-commissaris in het licht daarvan stand kan houden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde onderzoekshandeling, gelet op de toelichting van de raadsman in raadkamer en het gewijzigd standpunt van het Openbaar Ministerie, moet worden toegewezen.
Op het voorgaande zal de rechtbank het bezwaar gegrond verklaren.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de beslissing van de rechter-commissaris van 21 november 2022;
- bepaalt dat de rechter-commissaris de volgende onderzoekshandeling zal verrichten: het
horen als getuige van [getuige 1], geboren [geboortedag 2] 1976 te [geboorteplaats 2] , wonende [adres getuige] .
Deze beslissing is gegeven door de raadkamer,
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mr. C.P.E. Meewisse en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en uitgesproken op 14 februari 2023.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.