ECLI:NL:RBAMS:2023:1505

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
22-020725
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex art. 552a Sv betreffende inbeslagname van contante geldbedragen en mobiele telefoons

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De klager, die in verband wordt gebracht met een strafvorderlijk onderzoek naar grootschalige cocaïnehandel, verzocht om teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een geldbedrag van € 229.019,07 en twee mobiele telefoons. De inbeslagname vond plaats op 21 juni 2022 tijdens een doorzoeking van de woning van de klager. De klager stelde dat het geld uit legale bronnen afkomstig was en dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet, gezien de lange duur van het beslag en de impact op zijn onderneming.

Het Openbaar Ministerie (OM) verzette zich tegen de teruggave en stelde dat er nog onderzoek gaande was naar de herkomst van het geld en de telefoons. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich op dit moment nog tegen teruggave verzet, omdat het onderzoek naar de telefoons nog niet was afgerond en er voldoende redenen waren om aan te nemen dat het in beslag genomen geld mogelijk van misdrijf afkomstig was. De rechtbank verklaarde het beklag ongegrond, waarbij zij benadrukte dat de klager ontvankelijk was in zijn beklag en dat de rechtbank bevoegd was om te oordelen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-086065-22
raadkamernummer : 22-020725
datum : 14 maart 2023
beslissing van de meervoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[klager]

geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. S.Ph.Chr. Wester, [adres]),
hierna te noemen: de klager, tevens beslagene.

Feiten

Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv blijkt dat op 21 juni 2022 tijdens de doorzoeking van de woning van klager in het strafvorderlijk onderzoek [naam onderzoek] contante geldbedragen alsmede twee mobiele telefoons in beslag zijn genomen.

Procedure

Het klaagschrift is op 16 september 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 14 februari 2023 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de klager, de advocaat, mr. S.Ph.Chr. Wester en de officier van justitie op zitting gehoord.

Beklag

Het beklag strekt tot teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten in totaal een geldbedrag van € 229.019,07 en twee mobiele telefoons.
Namens de klager is het volgende aangevoerd. De klager heeft in september 2022 een schriftelijke verklaring in het geding gebracht over de tegen hem bestaande verdenking van witwassen, en daarin toegelicht uit welke bronnen de contante geldbedragen afkomstig zijn. Op 27 januari 2023 heeft de klager naar aanleiding van het proces-verbaal van 2 december 2022 een nadere verklaring afgelegd. Gelet op deze verklaringen kan geenszins worden gesteld dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft. Zodoende kan evenmin worden gesteld dat de enige aanvaardbare verklaring voor de herkomst van het geld een criminele herkomst is. Kortom, het gehele bedrag is uit legale bron afkomstig. Dat betekent dat de stelling van het openbaar ministerie, dat de kans groot is dat uw rechtbank tot verbeurdverklaring van het geldbedrag over zal gaan, volstrekt niet klopt.
Het beslag op het geld duurt inmiddels ruim zeven maanden. Het gaat erg slecht met de onderneming van de klager. De klager krijgt ook al lange tijd geen salaris uit de onderneming. In het kader van de proportionaliteit en subsidiariteit verzoekt de verdediging om teruggave van het geld.
De telefoons liggen eveneens langer dan zeven maanden onder beslag. Het OM heeft meer dan genoeg tijd gehad om de telefoons te onderzoeken. Deze telefoons hebben ook niets met onderhavige zaak te maken. Het betreffen telefoons van de kinderen van de klager. Het belang van strafvordering verzet zich niet meer tegen teruggave.
Mocht de rechtbank desalniettemin wensen te wachten op het onderzoek van het OM, dan verzoekt de verdediging subsidiair om aanhouding van de behandeling en niet om het klaagschrift ongegrond te verklaren. Dit om deze kwestie die nu al lang genoeg duurt spoedig af te kunnen ronden en omdat de vorige planning van het verzoek 552a Sv
vijf maanden in beslag heeft genomen. Een dergelijke planning van vijf maanden bij een hernieuwd verzoek zou disproportioneel zijn.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan de klager en heeft daartoe aangevoerd dat het belang van strafvordering zich daartegen verzet.
Er vindt nog onderzoek plaats naar de witwasverklaringen van de klager, onder meer naar de gestelde casinowinst in Valencia en de gestelde contante huurinkomsten. Voor het OM bestaat de witwasverdenking nog volop. Niet is door verzoeker verduidelijkt wat de reden is geweest dat al het aangetroffen contante geld dat in de woning aanwezig was. In het licht van de verdenking van de internationale handel in cocaïne, de verdenking van het voorhanden hebben van een vuurwapen en de wijze van verpakken van het grote geldbedrag is het onbegrijpelijk dat een dergelijk bedrag niet in een kluis, maar her en der door de woning verspreid is aangetroffen. Dat de klager lopende kledingbedrijven heeft en dus een zakelijke legale bedrijfsvoering ten aanzien van inkomsten zou moeten hebben, doet bevreemden dat steeds allerhande cashopnamen gedaan werden. Het is aan de rechtbank bij de inhoudelijke behandeling om uiteindelijk een knoop door te hakken of het in beslag genomen geld al dan niet van misdrijf afkomstig is en het witwassen daarvan kan worden bewezen.
Ten aanzien van de twee telefoons die onder de klager in beslag zijn genomen en
waarvan tevens teruggave wordt verzocht, wordt nog bekeken of die inmiddels zijn
uitgelezen. Uit dit onderzoek kan blijken of de telefoons gebruikt zijn bij strafbare feiten en/of dat het PGP-telefoons betreft. Het OM zal dan om verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer verzoeken, wat niet een onwaarschijnlijke beslissing van de rechtbank zou zijn. Mocht uit het onderzoek het tegendeel blijken en mochten de telefoons voor de zaak geen relevantie meer hebben, dan zal het OM de telefoons teruggeven aan de klager.

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd.
Het beklag is schriftelijk gedaan en ingediend binnen twee jaren na inbeslagneming. De klager is daarom ontvankelijk in het beklag.
De rechtbank is aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens nagegaan of een ander dan de klager als belanghebbende moet worden aangemerkt. Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast.
Als geen strafvorderlijk belang aan teruggave in de weg staat, vindt teruggave plaats aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer dat voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen, -ook in een zaak betreffende een ander dan de klager-, wanneer dat voorwerp kan dienen om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen of als niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of de onttrekking aan het verkeer van dat voorwerp zal bevelen.
Uit de stukken en hetgeen in raadkamer is besproken, is het volgende gebleken.
De klager wordt samen met twee medeverdachten verdacht van grootschalige invoer in Nederland van cocaïne en een poging daartoe en in zijn woning is een groot bedrag aan contant geld aangetroffen. Het OM stelt in totaal een geldbedrag van € 231.429,07 in beslag te hebben genomen. Tevens zijn in de woning van de klager twee mobiele telefoons in beslag genomen.
Het onderzoek aan de telefoons loopt nog. De voorwerpen zijn in beslag genomen met het doel de waarheid aan het licht te brengen. In raadkamer heeft de officier van justitie meegedeeld dat dit onderzoek binnen twee maanden kan zijn verricht. De rechtbank gaat ervan uit dat de officier van justitie na ommekomst van deze termijn duidelijkheid aan de klager zal verschaffen over het al dan niet voortduren van het beslag op de telefoons. Op dit moment verzet het belang van strafvordering zich tegen teruggave.
Wat betreft het inbeslaggenomen geldbedrag is de rechtbank van oordeel dat het vooralsnog niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd zal verklaren.
Tegen de klager bestaat de verdenking van grootschalige cocaïnehandel. Deze verdenking berust op onderzoek van Sky-ID’s en de aangetroffen chats die in de richting van de klager wijzen als gebruiker. Daarnaast zijn onder de klager een groot contant geldbedrag en een vuurwapen in beslag genomen. Gelet op de ernst van de verdenking en de omvang van het onderzoek is de rechtbank van oordeel dat het beslag niet disproportioneel is.
Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de raadkamer,
mr. C.M. Degenaar, voorzitter,
mr. C.P.E. Meewisse en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de beklager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beslissing.