ECLI:NL:RBAMS:2023:1500

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
13/057672-03
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde met een antisociale persoonlijkheidsstoornis

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1984, die sinds 2005 ter beschikking is gesteld voor verpleging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen. De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis en heeft ook trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en psychopathie. Hij verblijft momenteel in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) en heeft sinds de toekenning van de LFPZ-status in 2020 geen incidenten meer vertoond.

De rechtbank heeft de processtukken en het advies van de deskundige in overweging genomen. De deskundige heeft bevestigd dat de problematiek van de terbeschikkinggestelde moeilijk te beïnvloeden is door behandeling en dat hij nog langdurig afhankelijk zal zijn van een beveiligd kader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd, gezien de aanhoudende antisociale gedragingen van de terbeschikkinggestelde en het risico van terugval in gewelddadig gedrag zonder de tbs-maatregel.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht

Parketnummer: 13/057672-03

Uitspraakdatum: 21 februari 2023
Beslissing op de ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 15 december 2022 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
thans verpleegd in FPC [naam FPC]
die bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 oktober 2005 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 11 februari 2021 voor de tijd van twee jaren werd verlengd. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij beslissing van 1 juli 2021 deze verlenging bevestigd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met twee jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 28 oktober 2022 op grond van artikel 6:6:12, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met twee jaar, alsmede de daarbij overgelegde wettelijke aantekeningen;
  • het advies van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg (LFPZ) van 28 oktober 2022, strekkende tot het voortzetten van de LFPZ-indicatie.
De rechtbank heeft op 21 februari 2023 de officier van justitie mr. M.D. Braber, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. A.L. Louwerse advocaat te Haarlem, alsmede de deskundige [persoon], verbonden aan de [naam FPC], ter openbare zitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd advies van de [naam FPC] van 28 oktober 2022 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Betrokkene, een 38-jarige man, is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en trekken van psychopathie. Daarnaast is sprake van een stoornis in cannabisgebruik.
Behandelverloop en risicotaxatie
Vanwege aanhoudende antisociale handel en wandel van betrokkene, incluis het leugenachtige gedrag, is in april 2020 de LFPZ- status aangevraagd omdat voortzetting van de behandeling niet meer verantwoord en haalbaar was. De LFPZ-status is in december 2020 toegekend. Beoogd werd om in alle rust te onderzoeken hoe veranderingsgerichte behandeling te zijner tijd eventueel vorm kan krijgen. Ter overbrugging in afwachting van plaatsing binnen de LFPZ, heeft betrokkene binnen de [naam kliniek] verbleven. Betrokkene is sinds april 2022 verblijvend in de LFPZ. Alhoewel de problematiek en de daarmee gepaarde risicofactoren onvoldoende bewerkt zijn door behandeling, heeft de huidige omgevingsprothese een beschermende en beveiligende werking. Het ontbreken van behandeldruk heeft een positieve werking op het functioneren en toestandsbeeld van betrokkene daar hij sinds toekenning van de status incidentvrij en in relatieve rust functioneert. Er worden thans geen hoge eisen aan hem gesteld, buiten het opvolgen van de regels en afspraken en het waarborgen van de veiligheid, waarbij de focus niet ligt op verandering, maar op het voorkomen van achteruitgang en het bewerkstelligen van stabilisatie en incidentvrij functioneren.
Zonder het kader van de tbs-maatregel wordt het risico van terugval in gewelddadig gedrag als hoog ingeschat. Andere mogelijke scenario’s bij beëindiging van de tbs zijn algemeen crimineel gedrag, zoals verwervingscriminaliteit. Betrokkene blijkt zich immers ook binnen het kader van de tbs herhaaldelijk schuldig te maken aan antisociaal gedrag (handel in contrabande) en onbetrouwbaar gedrag.
Koers en advies
De problematiek van betrokkene is moeilijk beïnvloedbaar gebleken door behandeling en gelet op de opgedane ervaringen tijdens behandelpogingen is de inschatting dat betrokkene nog langdurig afhankelijk zal zijn van een beveiligd en toezichthoudend kader, geboden door de tbs-maatregel. Voor nu blijft zijn verblijf in de LFPZ geïndiceerd. Betrokkene is gebaat bij de huidige omgevingsprothese waarbij behandeldruk afwezig is, er geen hoge eisen aan hem worden gesteld en de focus niet ligt op verandering, maar op het voorkomen van achteruitgang en het bewerkstelligen van stabilisatie en incidentvrij functioneren.
Voor nu is het te vroeg om wederom toe te werken naar resocialisatie. Betrokkene verblijft sinds april 2022 in de LFPZ waarbij ingestoken wordt op hem beter te leren kennen. Doel is om een solide behandelrelatie te bereiken met wederzijds vertrouwen, een basis voor een verder traject. Vanuit de rust die hem geboden wordt vanuit de LFPZ kan er geleidelijk aan onderzocht worden wat de (on)mogelijkheden zijn betreffende verdere uitstroom op
de langere termijn, gestuurd door de opgedane ervaringen met betrokkene in de huidige setting en wellicht zullen begeleide verlofbewegingen bijdragen aan deze beeldvorming. Zowel het bestendigen van de behandelrelatie, het toewerken en praktiseren van verlof en het ontwikkelen van een behandelbeleid op lange termijn, zullen de termijn van een jaar zeker overschrijden. Geadviseerd wordt dan ook de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen en het bevel tot verpleging te continueren.
De deskundige heeft dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld. Zo heeft de deskundige onder andere verklaard dat het toestandsbeeld sinds de rapportage hetzelfde is gebleven. De wrijving met medebewoners blijft bestaan. Er hebben zich geen fysieke incidenten voorgedaan maar er is wel één keer ingegrepen ter voorkoming van een incident. Er is inmiddels een verlofaanvraag ingediend.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de
terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaren.
De terbeschikkinggestelde zou graag zien dat de tbs-maatregel met één jaar wordt verlengd in plaats van twee jaar. De raadsvrouw heeft verzocht om de maatregel met één jaar te verlengen om een extra toetsingsmoment in te lassen, zodat de toetsing gelijk loopt met de herbeoordeling van de LFPZ-indicatie. Ook biedt het de rechtbank de mogelijkheid om in te grijpen als er volgend jaar nog geen onderzoek is gedaan naar de mogelijkheden van uitstroom.
De rechtbank is – gelet op het advies, het verhandelde ter zitting en de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar wordt verlengd.
De rechtbank overweegt als volgt. Als uitgangspunt geldt dat wanneer aannemelijk is dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan één jaar, de tbs-maatregel in principe zal worden verlengd met een termijn van twee jaar. Uit het verlengingsadvies en hetgeen besproken is ter zitting komt duidelijk naar voren dat er tijd nodig zal zijn om een solide behandelrelatie op de bouwen, van waaruit verder gekeken kan worden naar vervolgmogelijkheden. Het is niet realistisch om dit binnen één jaar te bewerkstelligen. Ook in het geval dat de LFPZ-indicatie niet zal worden verlengd, is de verwachting dat er nog de nodige stappen binnen het tbs-traject te zetten zijn. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de tbs-maatregel met twee jaar moet worden verlengd. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij het recidiverisico niet baseert op de wrijving met de medebewoners, maar op de problematiek van de terbeschikkinggestelde die onverminderd aanwezig is en waarvoor behandeling nodig wordt geacht.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en P.J.H. van Dellen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 21 februari 2023.