Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummers 13/676328-10 en 23/004322-11, waarin de officier van justitie een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) indiende. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1972, verblijft onder toezicht van een forensische psychiatrische kliniek en is ter beschikking gesteld na een arrest van het gerechtshof te Amsterdam in 2013. De vordering van de officier van justitie was gericht op een verlenging van de TBS-maatregel met één jaar, maar ter zitting gaf de officier aan voldoende vertrouwen te hebben in het zorgtraject en trok de vordering in. De terbeschikkinggestelde accepteert zorg en leiding, en het recidiverisico in zorg wordt als laag ingeschat. De rechtbank heeft de processtukken en de standpunten van de betrokken partijen, waaronder de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde sinds 2013 in behandeling is en dat er significante vooruitgang is geboekt in zijn behandeling. De deskundigen hebben geadviseerd om de TBS-maatregel te beëindigen en een zorgmachtiging te verlenen onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (WvGGZ). De rechtbank concludeert dat de kans op recidive met de zorgmachtiging zodanig is verlaagd dat beëindiging van de terbeschikkingstelling gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af en verleent een zorgmachtiging in het kader van de WvGGZ.