ECLI:NL:RBAMS:2023:1497

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
13/676328-10 en 23/004322-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van de TBS-maatregel en verlening van een zorgmachtiging

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met parketnummers 13/676328-10 en 23/004322-11, waarin de officier van justitie een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) indiende. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1972, verblijft onder toezicht van een forensische psychiatrische kliniek en is ter beschikking gesteld na een arrest van het gerechtshof te Amsterdam in 2013. De vordering van de officier van justitie was gericht op een verlenging van de TBS-maatregel met één jaar, maar ter zitting gaf de officier aan voldoende vertrouwen te hebben in het zorgtraject en trok de vordering in. De terbeschikkinggestelde accepteert zorg en leiding, en het recidiverisico in zorg wordt als laag ingeschat. De rechtbank heeft de processtukken en de standpunten van de betrokken partijen, waaronder de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman, in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde sinds 2013 in behandeling is en dat er significante vooruitgang is geboekt in zijn behandeling. De deskundigen hebben geadviseerd om de TBS-maatregel te beëindigen en een zorgmachtiging te verlenen onder de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (WvGGZ). De rechtbank concludeert dat de kans op recidive met de zorgmachtiging zodanig is verlaagd dat beëindiging van de terbeschikkingstelling gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af en verleent een zorgmachtiging in het kader van de WvGGZ.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/676328-10 en 23/004322-11
Uitspraakdatum: 21 februari 2023
Beslissing op de ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 29 december 2022 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
thans verblijvende in een [verblijfplaats] te
[plaats 1], onder toezicht van de [naam fpc],
die bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 23 januari 2013 ter beschikking gesteld
werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling
laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 2 maart 2021 met twee jaar werd verlengd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie die eerder was ingediend strekte tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar. Ter zitting heeft de officier van justitie aangegeven voldoende vertrouwen in het traject van de zorgmachtiging te hebben en geen verlenging meer te vorderen. Betrokkene accepteert zorg en leiding. Het recidive risico in zorg is laag, en van belang is dat de terbeschikkinggestelde verder begeleid kan worden in de GGZ. De dagelijkse zorg ligt al geruime tijd bij de GGZ instelling en dat gaat goed. Er is voldoende vertrouwen dat aansluitend opnieuw een zorgmachtiging verleend zal worden, gezien de problematiek van betrokkene.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 21 november 2022 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot beëindiging van deze terbeschikkingstelling, met aansluitende oplegging van een zorgmachtiging;
  • het op 27 januari 2023 door het Openbaar Ministerie ingediende verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging ten behoeve van betrokkene, alsmede de onderliggende stukken.
De rechtbank heeft op 21 februari 2023 de officier van justitie mr. M.D. Braber, de terbeschikkinggestelde en diens raadslieden, mr. A.D. Kupelian inzake de vordering tot verlenging van de tbs-maatregel en mr. G. Palanciyan inzake het verzoekschirft tot het afgeven van een zorgmachting, alsmede de deskundigen W.A.Th. Bos, als GZ-psycholoog verbonden aan [naam fpc] en [persoon], verpleegkundig specialist GGZ bij [locatie] ter openbare zitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
Ter zitting heeft de officier van justitie geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, en daarmee tot een beëindiging van de genoemde terbeschikkingstelling, mits de verzochte zorgmachtiging wordt verleend.
Standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben verzocht de vordering af te wijzen en een zorgmachtiging op te leggen.

De beoordeling

Aan het genoemd advies van 21 november 2022 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en middelenproblematiek (in langdurige remissie in een gestructureerde omgeving).
Behandelverloop en risicotaxatie
Betrokkene verblijft sinds 30 mei 2013 binnen [naam fpc]. Betrokkene werd op 13 januari 2021, op basis van de departementale goedkeuring, overgeplaatst naar de Forensische Woontrainingshuizen te [plaats 1], onderdeel van GGZ [locatie] (ter overbrugging in eerste instantie). Ondanks de verhuizing, nieuwe indrukken en nieuwe dagbesteding ging het goed en had betrokkene minder last van stemmen. Deze waren bij momenten zelfs helemaal naar de achtergrond verdwenen. Op 1 november 2022 heeft op zijn verzoek, wegens opspelende stemmen, wederom een verhuizing plaatsgevonden naar een meer beschermende omgeving waar begeleiding direct beschikbaar is voor hem door hun directe aanwezigheid in deze voorziening.
Vorig jaar heeft betrokkene meer last gekregen van de stemmen. Door spanning krijgt betrokkene meer last krijgt van psychotische belevingen. Cognitieve gedragstherapie werd wederom ingezet waaruit naar voren kwam dat als er iets onvoorspelbaars gebeurt betrokkene snel in paniek kan raken door spanningen. Draagkracht en draaglast spelen hierbij tevens een rol. Gezien de lichamelijke problemen (overgewicht) en blijvende stemmingswisselingen is gekozen voor een traject van afbouw van zijn vorige medicatie (Olanzapine) en opbouw van Clozapine. Dit traject is in samenspraak met de psychiaters van beide klinieken in gang gezet. Betrokkene heeft hierdoor (langer dan in eerste instantie werd ingeschat) tijdelijk in een klinische omgeving (gesloten afdeling binnen GGZ [locatie]) gezeten om de medicatie onder toezicht te wijzigen. Dit proces is naar wens verlopen. Betrokkene werkte goed mee en doet het goed op de nieuwe medicatie. Als de bloedspiegels laten zien dat hij volledig op niveau zit, kan overwogen worden om de Haldol nog volledig af te gaan bouwen. Betrokkene is sterk afgevallen. Enerzijds door de medicatiewisselingen, maar anderzijds ook omdat zijn energielevel duidelijk verhoogd is en hij actiever is geworden. Toch heeft hij soms nog wat last van stemmen in zijn hoofd en in dit kader zijn boostersessies inzake cognitieve gedragstherapie weer ingezet.
Het recidiverisico wordt in geval van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging als hoog ingeschat als er geen sprake is van een ander kader (WvGGZ). Ook in het geval van beëindiging van het toezicht of maatregel wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. Ondanks dat betrokkene reeds grote stappen heeft gemaakt in zijn behandeling is ook duidelijk geworden dat passende zorgprothese aanwezig dient te zijn om afglijden te voorkomen en dus de kans op recidive blijvend klein te kunnen houden. Vanuit een passende omgevingsprothese moet blijvend ingezoomd worden op zowel de aanwezige psychiatrische problematiek als dat er zorg wordt gedragen voor een bejegening waarin rekening wordt gehouden met zijn zeer beperkt adaptief vermogen. Een kader is daarbij noodzakelijk.
Koers en advies
De geboden zorg voor betrokkene blijft altijd in het teken staan van stabilisatie. Momenteel betreft dit het opnieuw opbouwen van dagbesteding/structuur na wijziging van de medicatie. Betrokkene heeft zich daarnaast in de vorige periode georiënteerd op begeleid wonen in [plaats 2], waar hij is aangemeld en aangenomen bij een begeleid wonen voorziening. Dit betreft een woonvoorziening, gelieerd aan de GGZ, met ondersteuning van een FACT-team gericht op de psychiatrische component. Betrokkene kan hier pas terecht als zijn hele TBS-kader eraf is. Om deze reden is in contact met GGZ [locatie] en hun geneesheer directeur onderzocht of een zorgmachtiging gerealiseerd kan worden (WvGGZ) als vervolgkader. GGZ [locatie] en de kliniek zijn unaniem van mening dat verblijf binnen de huidige instelling blijvend passend is gezien de chronische psychiatrische problematiek en dat een kader middels een zorgmachtiging gekoppeld aan de WvGGZ voldoende steun en handelingsmogelijkheden aanreikt om blijvend de juiste passende zorg aan betrokkene te kunnen geven, gezien zijn betrouwbaarheid en blijvende constructieve samenwerking met de medewerkers van GGZ [locatie]. GGZ [locatie] kan op basis van hun expertise op goede wijze inschatten waar risico's liggen en of een stap richting de genoemde woonvoorziening op enig moment genomen kan worden. Op grond van de procesdiagnostiek en de ervaringen tot nu toe zal betrokkene aangewezen blijven op een woonomgeving, waarin toezicht en (psychiatrische) begeleiding is, expertise aanwezig is met het werken met mensen op zijn niveau, voldoende dagstructuur en een ondersteunend netwerk. Het is van belang dat de mate van zelfstandigheid stapsgewijs wordt vergroot, waarbij vanuit nabijheid van sociotherapie/woonbegeleiding samengewerkt wordt met betrokkene. Sturing, ondersteuning, coaching, controle en toezicht vanuit een zorgmachtiging in het kader van de WvGGZ kan deze gewenste zorgprothese bieden.
Het advies luidt om de huidige maatregel te beëindigen en een zorgmachtiging te verlenen in het kader van de WvGGZ.
De deskundigen hebben dit advies ter zitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
De rechtbank stelt voorop dat een tbs-maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de verlenging van de maatregel eist. Dit houdt in dat het recidivegevaar nog in reële mate aanwezig moet zijn en dit dient voort te vloeien uit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Uit de stukken blijkt dat bij de terbeschikkinggestelde, met een lang forensisch behandelverleden, sprake is van schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en middelenproblematiek. In het kader van de zorgmachtiging als bedoeld in de Wvggz (uitgesproken onder rekestnummer: 23/601) blijft hulp beschikbaar zolang de terbeschikkinggestelde die nodig heeft en aan de daarvoor vereiste criteria wordt voldaan.
De rechtbank is – gelet op de adviezen en het verhandelde ter terechtzitting – van oordeel dat de kans op recidive met deze zorgmachtiging zodanig is verlaagd dat beëindiging van de terbeschikkingstelling gerechtvaardigd is. De rechtbank zal daarom de maatregel van terbeschikkingstelling niet verlengen.
Aan betrokkene zal in de zaak met rekestnummer 23/601, welk verzoekschrift tegelijkertijd met de onderhavige vordering is behandeld, een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg worden verleend.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af en
verlengtde terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde] niet.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en P.J.H. van Dellen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier
en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 21 februari 2023.