ECLI:NL:RBAMS:2023:1496

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
13/297920-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van cocaïne met een gevangenisstraf en verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van 7 blokken cocaïne op 14 november 2022 te Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op dat moment gedetineerd was, een bekennende verklaring heeft afgelegd bij zijn aanhouding. De officier van justitie, mr. B.S. Selier, heeft gevorderd dat de verdachte veroordeeld zou worden tot een gevangenisstraf van 42 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een lagere straf, rekening houdend met de beperkte rol van de verdachte als koerier en zijn intentie om zich niet meer in de criminele wereld te begeven.

De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte in de organisatie en de schadelijke gevolgen van de drugshandel voor de volksgezondheid. Daarnaast zijn er verschillende in beslag genomen goederen, waaronder een personenauto en cocaïne, verbeurd verklaard. De rechtbank heeft de teruggave van enkele goederen aan de verdachte gelast, maar de cocaïne en andere voorwerpen zijn onttrokken aan het verkeer.

De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is en dat de verdachte daarvoor ook strafbaar is.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/297920-22
Datum uitspraak: 10 maart 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende op het adres [adres], [plaats],
thans gedetineerd te: [detentieadres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.S. Selier, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.G.D. Rutten, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
het vervoeren van 7 blokken cocaïne op 14 november 2023 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde feit geen bewijsverweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen. De verdachte heeft bij zijn aanhouding op heterdaad een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van het opzettelijk vervoeren van 7 blokken cocaïne.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 14 november 2022 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft vervoerd 7 blokken van een materiaal bevattende cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de straftoemeting rekening te houden met de beperkte rol van verdachte en hem een straf op te leggen met een fors voorwaardelijk strafdeel. Verdachte heeft slechts gefungeerd als koerier. Er is geen sprake van betrokkenheid bij een criminele organisatie. Als verdachte vrijkomt, zet hij zijn taxiwerkzaamheden voort. Hij heeft aangegeven dat hij zich niet meer zal inlaten in de criminele wereld.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Verdachte heeft hierdoor bijgedragen aan de handel in verdovende middelen. Met de verboden handel in verdovende middelen worden grote winsten gemaakt. Bovendien gaat de verspreiding van en handel in drugs gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zijn eigen financiële belang voorop gesteld. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat harddrugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf kijkt de rechtbank naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Uit het dossier blijkt dat de 7 blokken een nettogewicht van 7030 gram hebben. Voor het vervoeren van 7.000-8.000 gram harddrugs geldt als standaarduitgangspunt een gevangenisstraf van 32 maanden. In het geval verdachte enige rol in de organisatie heeft gespeeld, zoals regelmatige koerier, geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 42 maanden.
De rechtbank overweegt dat verdachte gedurende een periode een gestructureerde bijdrage heeft geleverd aan een organisatie die zich bezighoudt met handel in verdovende middelen. Hiertoe is de verklaring van verdachte bij zijn aanhouding van belang. Daarin geeft hij aan dat hij na de zomer is gestart met het vervoeren van verdovende middelen, hij er uit financiële nood mee is begonnen, hij een vergoeding krijgt voor het transport en dat hij nog niet meer dan tien ritten heeft gemaakt. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte gedurende een periode als koerier deel heeft uitgemaakt van een organisatie die zich bezig houdt met de handel in verdovende middelen, waaronder harddrugs. Bij straftoemeting speelt verder de geraffineerdheid van het transport een rol. Zo blijkt uit het dossier dat de verborgen ruimte in de auto van verdachte op een zeer professionele wijze is gebouwd, hetgeen doet vermoeden dat de ruimte geen ander doel dient dan het onttrekken aan het ambtelijk toezicht van voorwerpen die zich in deze afgeschermde ruimte bevinden.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden en zal daarbij een lager onvoorwaardelijk strafdeel opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. Verdachte is blijkens zijn Justitiële Documentatie van 17 januari 2023 voorafgaand aan dit feit al geruime tijd niet meer in contact gekomen met justitie en lijkt zich ter terechtzitting van de ernst van zijn handelen bewust te zijn. Hij heeft te kennen gegeven dat hij zich niet opnieuw inlaat met voornoemde organisatie. Het voorwaardelijke deel strekt er als stok achter de deur toe verdachte er daadwerkelijk van te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken.
Verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Personenauto [kenteken] (omschrijving: [nummer], blauw, merk: Saab, bouwjaar 2007);
2. 1 STK Tas (omschrijving: [nummer], blauw, merk: Albert Heijn);
3. 1 STK Cocaïne (omschrijving: [nummer]);
4. 10 EUR; IBGN 14-11-2022 (omschrijving: [nummer]).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen verbeurd worden verklaard. De raadsman heeft geen standpunt ten aanzien van het beslag ingenomen.
Verbeurdverklaring

1 STK Personenauto [kenteken] (omschrijving: [nummer], blauw, merk: Saab, bouwjaar 2007);

1 STK Tas (omschrijving: [nummer], blauw, merk: Albert Heijn).

Deze in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het ten laste gelegde feit is begaan.
Onttrekking aan het verkeer

1 STK Cocaïne (omschrijving: [nummer]).

Nu met betrekking tot dit voorwerp het bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Teruggave
De rechtbank gelast de teruggave aan [verdachte] van:

10 EUR; IBGN 14-11-2022 (omschrijving: [nummer]).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 10 en 13a van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
10 (tien) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden,tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
1. STK Personenauto [kenteken] (omschrijving: [nummer], blauw, merk: Saab, bouwjaar 2007);
1. STK Tas (omschrijving: [nummer], blauw, merk: Albert Heijn).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Cocaïne (omschrijving: [nummer]).
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
10 EUR; IBGN 14-11-2022 (omschrijving: [nummer]).
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en A.S. Dogan rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2023.
[…]