ECLI:NL:RBAMS:2023:1481

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
99.000565.25 - herroeping VI
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde met een rommelig VI-traject en hoog recidiverisico

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 maart 2023 een beslissing genomen op de vordering van het Openbaar Ministerie (OM) tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1976, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en elf maanden, waarvan de tenuitvoerlegging op 16 december 2020 was gestart. Hij werd op 30 oktober 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de voorwaarde dat hij zich niet schuldig zou maken aan nieuwe strafbare feiten en zich aan bijzondere voorwaarden zou houden.

Echter, het VI-traject van de veroordeelde is rommelig verlopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden, wat heeft geleid tot een hoog recidiverisico. De reclassering heeft in verschillende adviezen aangegeven dat er geen mogelijkheden meer zijn voor gedragsverandering en risicobeperking. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L. Bertels, en de argumenten van de raadsman, mr. C.G. Peerik, die pleitte voor afwijzing van de vordering.

De rechtbank oordeelde dat, ondanks de rommelige gang van zaken in het VI-traject, de niet-naleving van de bijzondere voorwaarden door de veroordeelde niet te negeren was. De rechtbank heeft de vordering van het OM toegewezen en gelast dat de veroordeelde het resterende deel van zijn straf van 378 dagen alsnog moet ondergaan. Deze beslissing is genomen in het belang van de veiligheid en de rechtsorde, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
VI zaaknummer: 99.000565.25
Parketnummer: 13.650356.15
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) ex artikel 6:2:13 jo. 6:6:21 (oud) van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) van
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter zitting van 8 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie van 14 februari 2023 en onder meer de volgende bij de vordering gevoegde stukken;
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2019;
  • de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 oktober 2021 tot uitstel van de VI met ingang van 29 december 2021;
  • de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2022 tot herroeping van de VI met 60 dagen, of zoveel korter indien veroordeelde eerder in een kliniek kan worden opgenomen;
  • het advies van de Reclassering Nederland ‘voortzetten toezicht met andere voorwaarden’ van 22 juli 2022;
  • het wijzigingsbesluit VI van 29 juli 2022;
  • het verlengingsadvies VI van de Reclassering Nederland van 6 februari 2023;
  • het advies van de Reclassering Nederland ‘voortijdige negatieve beëindiging toezicht’ van 13 februari 2023.
De veroordeelde is niet op de zitting verschenen. Zijn raadsman heeft meegedeeld dat hij van de veroordeelde heeft gehoord dat hij ziek is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie, mr. L. Bertels, en van wat de gemachtigde raadsman van veroordeelde mr. C.G. Peerik, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft verder reclasseringswerker/toezichthouder [persoon] van de Reclassering Nederland telefonisch als deskundige gehoord.

2.Procesgang

Bij onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 augustus 2019, is aan de veroordeelde onder meer een gevangenisstraf opgelegd van drie jaar en elf maanden.
De tenuitvoerlegging van deze straf is met ingang van 16 december 2020 gestart.
Veroordeelde zou, gelet op artikel 6:2:10 en 6:2:11 Sv, op 30 oktober 2021 voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder enkele bijzondere voorwaarden. Op vordering van het OM heeft deze rechtbank bij beslissing van 28 oktober 2021 de VI uitgesteld voor een periode van 60 dagen, te rekenen vanaf de oorspronkelijke datum van invrijheidstelling. De nieuwe VI-datum werd bepaald op 29 december 2021. Op deze datum is veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld.
Bij beslissing van deze rechtbank van 4 mei 2022 is de vordering van het OM van 31 maart 2022 tot herroeping van de VI voor de duur van 60 dagen toegewezen, of zoveel korter indien de veroordeelde eerder in de kliniek van [naam kliniek] zou kunnen worden opgenomen. Op 10 mei 2022 is veroordeelde in deze kliniek opgenomen.
Op 14 februari 2023 heeft het OM de aanhouding van de veroordeelde bevolen op grond van artikel 6:3:15 Sv, nadat de reclassering bij advies van 13 februari 2023 heeft laten weten dat veroordeelde de bijzondere voorwaarden heeft overtreden en dat zij geen mogelijkheden meer zien voor gedragsverandering en risicobeperking.
De schriftelijke vordering van het Openbaar Ministerie is op 15 februari 2023 op de griffie van de rechtbank ontvangen.

3.De inhoud van vordering

De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat de rechtbank de VI herroept voor het gehele strafrestant van 378 dagen wegens het niet naleven van de bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan de VI.

4.De beoordeling

De VI-regeling
Volgens de VI-regeling geldt als uitgangspunt dat een veroordeelde, als is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:2:10 Sv, vervroegd in vrijheid wordt gesteld na het ondergaan van het in dit artikel omschreven deel van de gevangenisstraf. Aan de (periode van de) VI kunnen door het OM algemene en bijzondere voorwaarden worden gesteld. Indien de veroordeelde een voorwaarde niet heeft nageleefd, kan, op grond van het bepaalde in artikel 6:2:13 Sv de VI echter worden herroepen. Deze beslissing wordt genomen door de rechtbank, op vordering van de officier van justitie.
De adviezen van de Reclassering Nederland van 6 en 13 februari 2023
Het VI-traject van de veroordeelde is rommelig verlopen en vanwege uiteenlopende oorzaken niet goed van de grond gekomen. Hij heeft zich niet aan de afspraken gehouden nadat het traject was opgestart. Hij kon zich niet conformeren aan regels en ageerde tegen deze regels. Veroordeelde heeft zijn eigen kijk en waarheid op bepaalde zaken, waardoor samenwerken en aanpassen aan de norm lastig is gebleken. Veroordeelde lijdt aan chronische PTSS en kan niet omgaan met stresssituaties, autoriteit en middelengebruik. Bij de Begeleid Wonen instelling, [naam instelling] van het Leger des Heils, heeft hij zich niet aan de afspraken gehouden, waaronder het zoeken naar werk, het zich houden aan de huisregels en het opstellen van een zorgplan. Hij is op 6 oktober 2022 weggestuurd. Veroordeelde is vertrokken naar Amsterdam en heeft besloten daar te blijven. Veroordeelde is sindsdien, mede vanwege de tijdelijke afwezigheid van zijn vaste toezichthouder, tot begin februari 2023 uit beeld geweest en gebleven. Vanwege het onstabiele traject is er nauwelijks gewerkt aan de bijzondere voorwaarden en wordt het recidiverisico hoog ingeschat.
De deskundige heeft het advies ter zitting bevestigd en aangevuld. Zij heeft onder meer verklaard dat het een turbulent VI-traject is geweest. Er was geen stabiliteit en de veroordeelde wist niet zijn plaats te vinden bij het Begeleid Wonen. Als een behandeling was opgestart dan verleende hij niet zijn medewerking, omdat hij het zelf wilde regelen. Het is jammer dat het traject laat is gestart en dat zij als toezichthouder een periode is uitgevallen, maar als de veroordeelde echt wil worden behandeld dan zal hij moeten leren omgaan met stresssituaties.
De standpunten van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie heeft ter zitting de vordering tot herroeping van de VI gehandhaafd.
De gemachtigde raadsman heeft ter zitting bepleit de vordering primair af te wijzen en subsidiair deels toe te wijzen. Hij heeft aangevoerd dat het VI-traject volgens de vordering van het OM rommelig is verlopen. Doordat de behandeling en leefstijltraining nog niet waren opgestart heeft de veroordeelde geen nieuwe vaardigheden kunnen leren om met stress en andere tegenslagen in het leven om te kunnen gaan. Hij heeft sinds het afgelopen jaar een baan als heftruckchauffeur en hij kan door de weeks bij zijn moeder verblijven en in het weekend bij zijn broer. Bij de inschatting van het recidiverisico kunnen vraagtekens worden gezet, omdat de veroordeelde geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de stukken in het dossier en het onderzoek ter zitting stelt de rechtbank vast dat alhoewel het VI-traject laat is opgestart en rommelig is verlopen, de veroordeelde de bijzondere voorwaarden die aan de VI waren verbonden, niet heeft nageleefd. Het gevolg hiervan is dat de reclassering geen mogelijkheden meer ziet voor gedragsverandering en risicobeperking. Nu het recidiverisico hoog wordt ingeschat en de verschillende leefgebieden niet op orde zijn, is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden toegewezen.
Beslissing
De rechtbank wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog in zijn geheel moet worden ondergaan, te weten voor de duur van
378 dagen.
Deze beslissing is gegeven door
mr. G.M. Beunk, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en E. Akkersmans, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 maart 2023.
Tegen deze beslissing staat géén rechtsmiddel open.