De WSS heeft verweer gevoerd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [minderjarige] een jongen is van zeven jaar oud en in zijn korte leven al veel heeft meegemaakt. Hij is gediagnosticeerd met het syndroom van Dose en tevens is sprake van een ernstige vorm van hechtingsproblematiek, trauma en ADHD. De moeder van [minderjarige] is gediagnosticeerd met borderline en tevens waren in het verleden vermoedens van prostitutie en drugsgebruik.
[minderjarige] is in 2017 binnen het vrijwillig kader in een pleeggezin geplaatst. Moeder had toen omgang met [minderjarige] , maar heeft hem toen tijdens een omgangsmoment alleen achtergelaten in de woning. Daar is hij door de politie aangetroffen in een vervuilde woning en met een vieze luier in een ledikant zonder matras.
Tussen 2017 en 2019 heeft [minderjarige] bij verschillende pleeggezinnen gewoond. Moeder had vermoedens van mishandeling van [minderjarige] binnen het pleeggezin, maar zij gaf geen toestemming voor een gesprek met een gedragswetenschapper, waardoor tot op heden niet duidelijk is of daadwerkelijk sprake is geweest van mishandeling.
In 2019 is [minderjarige] in het pleeggezin geplaatst waar hij tot op heden verblijft. Vanaf het moment van plaatsing tot op heden laat [minderjarige] (seksueel) grensoverschrijdend gedrag zien. Er zijn sterke vermoedens dat sprake is geweest van seksueel misbruik en/of het zien van seksuele handelingen, maar het is onduidelijk in welke situatie zich dit heeft voorgedaan.
Tijdens de dagbehandeling bij Mondriaan GGZ en tijdens de consulten van speltherapie is aandacht geweest voor het onderwerp ‘mama’. Er wordt waargenomen dat [minderjarige] het niet over dit onderwerp wil hebben. Het is echter niet duidelijk geworden of [minderjarige] de moeder of zijn voormalig pleegmoeder associeert met het woord ‘mama’.
Vanaf 2019 tot heden is geen contact geweest tussen [minderjarige] en moeder. De omgang is in 2019 stopgezet omdat moeder zich meermaals agressief opstelde jegens de jeugdzorgwerkers en de professionals die de bezoeken begeleidden.
Vanaf eind november 2022 wordt er bij [minderjarige] een enorme terugval waargenomen in zijn gedrag. Hij lijkt continu ‘aan’ te staan, is overprikkeld en vertoont agressief gedrag. Daarnaast zijn op zijn iPad foto’s gevonden waarop hij naakt poseert. De WSS en de betrokken professionals zijn van mening dat de behandeling opgeschaald dient te worden en onderzoek uitgevoerd dient te worden naar de seksuele
ontwikkeling van [minderjarige] . Voor het slagen van deze behandeling is het nodig dat sprake is van voldoende rust. Het opstarten van omgang met moeder, in welke vorm dan ook, zal schadelijk zijn voor de ontwikkeling van [minderjarige] en zal zijn behandeling verder stagneren. De WSS acht het daarom niet in het belang van [minderjarige] om de omgang op te starten.