ECLI:NL:RBAMS:2023:1471

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
C/13/720475 / JE RK 22/513 en C/13/728002 / JE RK 23/11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaken C/13/720475 / JE RK 22/513 en C/13/728002 / JE RK 23/11, betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige woonplek van de minderjarigen niet passend is en dat er een dringende noodzaak bestaat om hen elders te plaatsen. De rechtbank heeft eerder beschikkingen van 7 september 2022 en 7 december 2022 in acht genomen, waarin zorgen over de opvoedsituatie en de veiligheid van de kinderen zijn geuit. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarigen, maar de rechtbank oordeelt dat de zorgen over huiselijk geweld, verwaarlozing en gedragsproblemen van de kinderen nog steeds aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van de minderjarigen, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de GI opgedragen om met spoed naar een andere, meer geschikte woonplek voor de kinderen te zoeken, gezien de onhoudbare situatie bij de huidige opvang. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 8 september 2023, en ook de ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] is verlengd tot dezelfde datum. De ouders hebben hun zorgen geuit over de huidige situatie en hebben verzocht om een thuisplaatsing, maar de rechtbank oordeelt dat dit op dit moment niet in het belang van de kinderen is.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummers: C/13/720475 / JE RK 22/513 en C/13/728002 / JE RK 23/11
Datum uitspraak: 8 maart 2023
Beschikking verlenging machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Velserbroek,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende
(C/13/720475 / JE RK 22/513)
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
tevens
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Velserbroek, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende
(C/13/728002 / JE RK 23/11)
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2021 te [woonplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
  • [de Moeder], hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] , advocaat mr. J. van Weers te Amsterdam,
  • [de Vader], hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] .

1.Het (verdere) procesverloop

1.1.
De rechtbank houdt in de zaak met nummer C/13/720475 / JE RK 22/513 (zaak over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ) rekening met de beschikkingen van 7 september 2022 en 7 december 2022, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de nadien ingekomen stukken, te weten:
- een schriftelijke update betreffende [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met bijlagen
van de GI, gedateerd 26 januari 2023;
  • een e-mailbericht met bijlagen van mr. Van Weers van 27 januari 2023;
  • een e-mailbericht van mevrouw [pleeg moeder] van 31 januari 2023;
  • een schrijven van de heer [groot vader] grootvader moederszijde), gedateerd 30 januari 2023.
1.3.
Het verloop van de procedure in de zaak met nummer C/13/728002 / JE RK 23/11 (zaak over [minderjarige 3] ) blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 11 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 11 januari 2023;
- voornoemd e-mailbericht met bijlagen van mr. Van Weers van 27 januari 2023.
1.4.
De zaak geregistreerd onder nummer C/13/720475 / JE RK 22/513 is op 8 februari 2023 is verder mondeling behandeld achter gesloten deuren. Gelijktijdig met voornoemde zaak is de zaak geregistreerd onder C/13/728002 / JE RK 23/11 achter gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J. van Weers;
- de vader;
- mevrouw [begeleider 1] en mevrouw [begeleider 2] namens de GI.
Op 2 februari 2023 heeft de voorzitter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , ieder afzonderlijk, op het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing gehoord.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 7 december 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor verblijf in een voorziening voor pleegzorg verlengd voor de duur van drie maanden, tot 8 maart 2023, onder aanhouding van het overig verzochte. Hierbij is de GI opgedragen voorafgaand aan de verdere mondelinge behandeling een schriftelijke update aan de rechtbank te doen toekomen waarin de recente ontwikkelingen van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] worden beschreven, wordt aangegeven of het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd en waarbij informatie wordt gevoegd van de school van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , de plaats waar zij op dat moment verblijven en van hun betrokken hulpverleners.
2.3.
Bij voornoemde beschikking van 7 december 2022 is eveneens de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 3] voor verblijf in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 8 maart 2023.
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven ten tijde van de mondelinge behandeling bij Eigen Kracht Jeugd en Gezin (hierna: Eigen Kracht). [minderjarige 3] verblijft in een pleeggezin dat perspectiefbiedend kan zijn op een voor de ouders geheim adres.
3. De verzoeken
3.1.
Ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] :
De GI heeft gepersisteerd bij het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , te weten tot 8 september 2023.
3.2.
Ten aanzien van [minderjarige 3] :
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar, tot 8 maart 2024. Tevens verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 3] voor verblijf in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de te verlengen ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

Ten aanzien van de verdere uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] :
4.1.
De GI heeft dit verzoek verder onderbouwd met de schriftelijke update van 26 januari 2023. De GI heeft hierin vermeld dat de GI ziet dat van de aanvankelijke zorgen, de meeste zorgen nog steeds aanwezig zijn. De GI heeft door veelvuldig overleg getracht een andere woonplek te realiseren voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , hetgeen nog niet is gelukt. De hulpverleningsinstanties wijzen de aanvragen om uiteenlopende redenen af. Er staan nog enkele aanmeldingen open. Er is een bestandspleeggezin vanuit Timon dat eventueel openstaat voor plaatsing van [minderjarige 1] , maar het pleeggezin wil dat bij een eventuele plaatsing het perspectief van [minderjarige 1] duidelijk is en dit is (nog) niet het geval. . [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zijn aangemeld voor traumatherapie. Ook wordt gewerkt aan de levenslijn van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . De GI hoort van Eigen Kracht en van school hoe het gaat met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] en wanneer er zorgen zijn wordt dit bespreekbaar gemaakt. Op 12 januari 2023 heeft de GI met school en Eigen Kracht een overleg gehad over zorgen van school naar aanleiding van verhalen van de kinderen, hun verzorging en blauwe plekken bij [minderjarige 2] . Er is afgesproken dat school en Eigen Kracht korte lijntjes houden en elkaar goed op de hoogte brengen van situaties die zich hebben voorgedaan of invloed hebben gehad op de verzorging van [minderjarige 2] of [minderjarige 1] . In een rapportage van Eigen Kracht van 24 januari 2023 aan de GI heeft Eigen Kracht onder meer vermeld dat het gedrag (fysiek en verbaal geweld) van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] naar elkaar, maar ook richting de groepsleiding (vooral [minderjarige 2] ) blijft bestaan en ook steeds erger lijkt te worden. Door hun gedrag is er bijna dagelijks onrust op de groep en is de begeleiding genoodzaakt in te grijpen. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] geven aan dat zij dit gedrag blijven laten zien tot zij naar huis mogen. De situatie is niet beter geworden sinds september 2022. [minderjarige 2] slaapt sinds half september bovendien op het kantoor omdat de jongens geen kamer kunnen delen, hetgeen niet meer werkbaar is.
Verder heeft de GI in haar update aan de rechtbank vermeld dat de GI en Eigen Kracht zien dat Eigen Kracht als woonplek niet kan voorzien in de bestaande begeleidingsbehoefte van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Een thuisplaatsing voorziet niet in de professionele begeleidingsbehoefte en daarom handhaaft de GI het verzoek om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Verder heeft de GI collega’s in andere regio’s benaderd en verzocht een risicotaxatie (ARIJ) af te nemen bij de voorgestelde betrokkenen uit het netwerk van ouders die zich bereid hebben verklaard als netwerkpleeggezin te fungeren. De GI is nog in afwachting van de uitvoering hiervan. Voorts is het gerechtshof te Amsterdam in het kader van een hoger beroepzaak van de ouders tegen (onder meer) de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voornemens een deskundigenonderzoek te gelasten. De GI heeft het gerechtshof laten weten hiertegen geen bezwaar te hebben, maar wel een risico te zien in het bestaan van een wachtlijst en hiermee in de tijd die met het uitvoeren van een deskundigenonderzoek gepaard zal gaan.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI aan haar schriftelijke onderbouwing toegevoegd dat Eigen Kracht op 7 februari 2023 aan de GI kenbaar heeft gemaakt dat het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij Eigen Kracht onhoudbaar is geworden en dat in elk geval één van hen met spoed op een andere plek dient te worden geplaatst. De GI zoekt zowel binnen als buiten de regio Amsterdam naar een plek. Er is een gebrek aan geschikte plekken en de GI loopt steeds tegen afwijzingen aan. Op 8 februari 2023 zal de GI met Pluryn in gesprek gaan, maar wel in de wetenschap dat Pluryn een eerdere aanvraag heeft afgewezen. De GI onderzoekt ook of een plaatsing bij Philadelphia een optie is. De GI zal verder onderzoeken of er binnen het netwerk mogelijkheden zijn, maar is hierbij voorzichtig omdat nog niet duidelijk is of het netwerk een goede plek kan bieden en voldoende afstand kan houden ten opzichte van de ouders. Mevrouw [pleeg moeder] heeft kenbaar gemaakt dat zij als pleegouder [minderjarige 2] wil opvangen. Op 7 februari 2023 is de GI voor een risicotaxatie bij haar op huisbezoek geweest en er zal nog een (netwerk)screening plaatsvinden. Deze screening kan met spoed worden aangevraagd, maar zal zes weken in beslag nemen en bovendien moet eerst duidelijk zijn welke instantie de screening zal gaan doen. In de stukken is vermeld dat mevrouw [pleeg moeder] een erkend pleeggezin is. De GI heeft haar gevraagd welke instantie haar eerder gescreend heeft, maar heeft daarop nog geen antwoord ontvangen. Gelet op deze stand van zaken is het te vroeg om mevrouw [pleeg moeder] als (crisis)pleeggezin in te zetten. Voor de grootvader van moederszijde, die heeft laten weten [minderjarige 1] op te kunnen vangen, geldt eveneens dat het onderzoek naar de geschiktheid om als pleeggezin te fungeren tijd kost. Dit onderzoek is al gestart in december 2022. Plaatsing bij de grootvader zonder (volledige) screening is niet wenselijk. Temeer omdat hij ook een vertrouwenspersoon is voor de familie, wat maakt dat er een belangenconflict kan ontstaan wegens loyaliteit naar de ouders wanneer hij (crisis)pleegouder van [minderjarige 1] wordt.
Dat de plaatsing bij Eigen Kracht onhoudbaar is geworden en de GI al langere tijd zonder succes zoekt naar een andere plek voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , is volgens de GI geen reden om over te gaan tot een thuisplaatsing omdat de zorgen over de thuissituatie te groot zijn. Een netwerkplaatsing zonder dat die mogelijkheid eerst goed is onderzocht, is ook niet in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
Duidelijk is dat de kinderen meer professionele begeleiding nodig hebben dan Eigen Kracht kan bieden, dit terwijl Eigen Kracht al extra hulpverleners heeft ingezet. Het is van belang dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op een plek waar veel professionaliteit is, rust en regelmaat aan hen wordt geboden en waar traumasensitief kan worden opgevoed. De GI streeft ernaar om een plek te vinden binnen de regio zodat zij niet van hun huidige school af moeten. Op 9 februari 2023 zal een intakegesprek voor de kinderen plaatsvinden bij het Gebiedsteam Amsterdam [woonplaats] alwaar hen een langdurige en stabiele (trauma)behandeling kan worden geboden.
4.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben tijdens het kindgesprek op 2 februari 2023 verklaard dat zij graag bij de ouders willen wonen en dat zij meer contact met hun broers en zussen en met hun grootvader moederszijde willen hebben. [minderjarige 2] heeft ook gevraagd wanneer hij naar een andere woonplek gaat. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vinden het leuk om de vader en de moeder te zien.
4.4.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij graag wil dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] per direct weer thuis komen wonen. Zij heeft hen nooit iets aangedaan. Ze heeft hen niet misbruikt en er is geen kans op ontvoering, de GI moet ophouden met liegen. Wanneer de rechtbank van oordeel is dat zij niet naar huis kunnen, verzoekt de moeder dat [minderjarige 2] bij mevrouw [pleeg moeder] en [minderjarige 1] bij haar vader wordt geplaatst. Bij Eigen Kracht worden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mishandeld en zij moeten daar per direct weg. Levvel spoedhulp heeft mevrouw [pleeg moeder] goedgekeurd voor de opvang van kinderen. De GI zou de grootvader moederszijde ook op geschiktheid voor de opvang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onderzoeken.
4.5.
De advocaat van de moeder heeft verklaard dat hij zich niet heeft verzet tegen het voornemen van het gerechtshof te Amsterdam om een deskundigenonderzoek op de voet van het bepaalde in artikel 194, lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende vijf kinderen van het gezin, waaronder [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , te gelasten. Hoewel de beslissing van het gerechtshof Amsterdam werd verwacht op 24 januari 2023, is die er thans (op het moment van de mondelinge behandeling op 8 februari 2023) nog niet.
De advocaat heeft verzocht het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun belang af te wijzen. Het gaat niet goed met hen bij Eigen Kracht. Zij willen daar niet verblijven en willen naar huis. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden mishandeld in de instelling. [minderjarige 2] is in negen maanden tijd drieëntwintig kilo aangekomen. Het gaat wel goed met hen als ze op een fijne plek zijn: op school of als ze met de ouders zijn. Opvallend is dat Eigen Kracht ook de hulp van de ouders inroept als het op de groep niet goed gaat. De ouders hebben in deze procedure door middel van stukken ter onderbouwing van hun standpunt willen aantonen dat het thuis veilig was voor de kinderen en dat zij, vóór de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , alle hulp die nodig was accepteerden en zelf ook om hulp vroegen. Er waren weliswaar zorgen, maar ook uit een door de raadsman gelezen bericht van 28 januari 2021 van het OKT aan de GI en de GGD blijkt dat de GI destijds niet bij het gezin betrokken was vanwege zorgen over de kindveiligheid, maar voor het nemen van regie op het gebied van praktische zaken. Pas toen de verdenking van misbruik ontstond en de kinderen uit huis werden geplaatst, ontstond de ellende. De GI is onmachtig en belast de kinderen met hun handelen. Het is onbegrijpelijk en in strijd met het EVRM en het IVRK als de kinderen uit elkaar worden gehaald en naar een crisisplek over worden geplaatst. Alleen de ouders kunnen goed met de kinderen omgaan en de kinderen kunnen thuis worden geplaatst. De huidige situatie is aantoonbaar schadelijk voor de kinderen en weegt niet op tegen schade die ze mogelijk bij een thuisplaatsing zouden kunnen oplopen.
4.6.
De vader heeft verklaard dat hij vindt dat de mondelinge behandeling op 8 februari
2023 een keerpunt in de zaak moet zijn en dat de rechtbank nu een beslissing over het verzoek betreffende [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moet nemen. Hij weet niet waarom de GI stelt geen goed zicht op de ouders te hebben. De ingediende schriftelijke stukken van de zijde van de ouders zeggen voldoende. De ouders kunnen niet samenwerken met de GI die blijft aangeven dat er sprake is van mishandeling en uitbuiting van de kinderen door de ouders. Daarnaast vindt hij het vervelend dat de GI zijn strafrechtelijke verleden er telkens bij betrekt. Hij heeft zijn eerdere daden toegegeven en zijn straf uitgezeten. In de huidige situatie worden de kinderen verwaarloosd. Zo heeft [minderjarige 2] meerdere kronen in zijn mond, terwijl zijn gebit vóór de uithuisplaatsing goed was. De ouders willen een kans om te laten zien dat zij de kinderen kunnen verzorgen en opvoeden.
Ten aanzien van de verdere uithuisplaatsing van [minderjarige 3] :
4.7.
De GI heeft het verzoek als volgt onderbouwd, kort zakelijk weergegeven.
De ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] is onverminderd noodzakelijk om zijn ontwikkeling te waarborgen en om hem de veiligheid en stabiliteit te bieden die hij nodig heeft. Hij ontwikkelt zich leeftijdsadequaat in het (perspectief biedende) pleeggezin en zijn pleegmoeder biedt hem een liefdevolle plek, waardoor hij zich aan haar kan hechten. Op dit moment is het perspectief van [minderjarige 3] nog niet bepaald, maar de GI denkt dat het goed voor hem zou zijn als hij in het huidige pleeggezin blijft. De GI zal de Raad voor de Kinderbescherming verzoeken onderzoek te doen naar de vraag of het gezag van de ouders al dan niet dient te worden beëindigd. Het gerechtshof Amsterdam is ook ten aanzien van [minderjarige 3] voornemens een deskundigenonderzoek te gelasten naar de opvoedvaardigheden van de ouders, in het bijzonder in relatie tot de opvoedingsbehoeften van de kinderen en de (on)mogelijkheden tot een thuisplaatsing van een of meerdere kinderen op termijn.
4.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI aanvullend verklaard dat er stabiel contact is tussen de ouders en [minderjarige 3] en dat de omgangsmomenten positief verlopen.
4.9.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij en de vader [minderjarige 3] één keer per week zien. Zij heeft geen zorgen over [minderjarige 3] in het pleeggezin, maar hij hoort thuis te wonen.
4.10.
De advocaat van de moeder heeft verklaard dat de ouders zich refereren aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De advocaat heeft verzocht het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. [minderjarige 3] heeft moederliefde en zijn vader nodig en niet slechts eenmaal per week. Er wordt met de uithuisplaatsing zeker schade aangericht en dit wordt gemotiveerd met de mogelijke schade die de andere kinderen zouden hebben opgelopen bij ouders. Bij de uitlatingen van de andere kinderen uit het gezin kunnen echter vragen worden gesteld. Zij hebben lang in instellingen verbleven en pas na verloop van tijd hun uitspraken gedaan. De vraag is dan ook waar ze wat hebben opgepakt en wat heeft geleid tot hun uitspraken.
4.11.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [minderjarige 3] goed wordt verzorgd in het pleeggezin, maar dat hij thuis hoort te wonen.

5.De beoordeling

Ten aanzien van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] :
5.1.
Voor de beoordeling van het verzoek van de GI is het nodig om vast te stellen of de verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen (artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat een verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding en zal de machtiging verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, derhalve tot 8 september 2023. Hieronder zal die beslissing worden uitgelegd.
Uit de stukken in het dossier, waaronder de eerdere beschikkingen in deze zaak van
7 september 2022 en 7 december 2022, en de verdere mondelinge behandeling, blijkt dat de zorgen over de onveilige thuis- en opvoedsituatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog onverminderd aanwezig zijn. In de hierboven genoemde beschikkingen heeft de rechtbank de al langere tijd bestaande zorgen beschreven en overwogen waarom die zorgen ertoe leiden dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet naar huis kunnen. Het gaat hierbij om zorgen over het bestaan van huiselijk geweld, fysiek grensoverschrijdend gedrag door de ouders jegens de kinderen, verwaarlozing, pedagogische onmacht van de ouders, gedragsproblemen bij de kinderen en zorgelijke uitspraken over seksueel misbruik door een aantal van de kinderen. In de situatie die eerder tot de verlenging van de uithuisplaatsing heeft geleid, is tot nu toe geen verandering gekomen. Daarnaast zijn de gedragsproblemen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van dien aard dat zij behoefte hebben aan professionele opvoeders. Ook al zien [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de ouders graag en verlopen de bezoeken aan de ouders goed en ook al zijn de zorgen van de ouders over het verblijf van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij Eigen Kracht zeer begrijpelijk en invoelbaar, een thuisplaatsing is op dit moment gezien het voorgaande niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en daarmee niet de oplossing voor de huidige (ongewenste) woonsituatie van de jongens. De rechtbank realiseert zich daarbij dat de plek van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij Eigen Kracht niet voldoende tegemoetkomt aan wat zij nodig hebben en dat de zorgen over hen eerder lijken toe te nemen dan af te nemen, maar dat doet er niet aan af dat thuisplaatsing gelet op de hiervoor en in eerdere beschikkingen beschreven zorgen niet in het belang is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
5.3.
Zoals hiervoor al is overwogen heeft de rechtbank met de ouders grote zorgen over het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij Eigen Kracht. Al lange tijd is duidelijk dat Eigen Kracht geen passende plek voor hen is en de GI is al geruime tijd op zoek naar een andere, beter passende, plek voor hen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben behoefte aan een plek die hen professionele opvang, duidelijkheid, structuur, regelmaat en rust biedt, vanuit welke plek zij kunnen toekomen aan het volgen van behandeling. De rechtbank begrijpt dat de GI tegen schaarse plekken, wachtlijsten en plaatsingsvoorwaarden van instellingen aanloopt, dat het vinden van een passende plek geen gemakkelijke opgave is en de GI zich hier al lange tijd voor inzet. Echter, de dringende noodzaak om de kinderen elders te plaatsen vraagt een aanpak waarbij ook
‘out of the box’moet worden gedacht en gehandeld. Nu de situatie bij Eigen Kracht zo nijpend is, dient de GI meer dan voortvarendheid te betrachten om een andere plek - al dan niet een tijdelijke crisisplek - voor één dan wel beide kinderen te vinden en de normale, soms veel tijd in beslag nemende, procedures los te laten. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat er mogelijkheden bestaan om (netwerk)pleeggezinnen binnen een zeer kort tijdsbestek te screenen. De GI dient dan ook met spoed de geschiktheid van mevrouw [pleeg moeder] en de grootvader moederszijde als (crisis)opvangpleeggezin voor ( [minderjarige 1] en) [minderjarige 2] te onderzoeken, de gangbare procedures voor dit moment los te laten en (opnieuw) te escaleren tot het hoogste niveau. Bij een plaatsing op een nieuwe plek dient de veiligheid van de kinderen vanzelfsprekend voorop te staan, maar het is in hun belang dat de huidige situatie niet blijft voortduren en dat zij kunnen starten met hun behandeling.
Ten aanzien [minderjarige 3] :
5.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige 3] die maakt dat hulpverlening in een gedwongen kader nog steeds noodzakelijk is. De gronden die hebben geleid tot de ondertoezichtstelling zijn nog aanwezig. De ernstige bedreiging bestaat onder meer uit de zorgen die bestaan over de andere kinderen van het gezin (de broers en zussen van [minderjarige 3] ), waaronder de zorgelijke ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , hun toenemende gedragsproblemen en de onduidelijkheid van de herkomst van de problematiek bij hen en de andere kinderen. Daarnaast zijn de al langer bestaande zorgen over de thuis- en opvoedsituatie bij de ouders nog niet weggenomen. Voornoemde zorgen zijn ook thans voor de rechtbank aanleiding om [minderjarige 3] niet terug te plaatsen bij de ouders. Voor de ontwikkeling van [minderjarige 3] is het belangrijk dat hij in het huidige pleeggezin kan blijven waar hij zich goed ontwikkelt en rust en stabiliteit ervaart. De rechtbank vindt het bewonderenswaardig dat de ouders ondanks hun wens om zelf voor [minderjarige 3] te zorgen, positief zijn over het pleeggezin en zien dat het goed gaat met [minderjarige 3] . Ook vindt de rechtbank het positief dat de ouders zich niet verzetten tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en hiermee open (blijven) staan voor hulpverlening. Daarmee laten zij zien het belang van [minderjarige 3] in het oog te houden.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in de artikelen 1:255 en 1:265b, eerste lid, van het BW. De rechtbank zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] verlengen tot 8 september 2023, om deze gelijk te laten lopen met de ondertoezichtstelling van zijn broers [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , Keano en Mi-chiano. Het meer verzochte zal worden afgewezen. Ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 3] wordt verlengd tot 8 september 2023 onder afwijzing van het meer verzochte.
De komende tijd dienen de ouders met de begeleiding van de GI en de inzet van hulpverlening te werken aan de volgende doelen ter afwending van de zorgen:
  • [minderjarige 3] groeit op in een veilige en stabiele omgeving;
  • [minderjarige 3] heeft duidelijkheid over waar hij zal opgroeien;
  • [minderjarige 3] heeft een voorspelbare omgang met zijn ouders en broertjes en/of zusjes.

6.De beslissing

De rechtbank:
ten aanzien van zaak C/13/720475 / JE RK 22/513:
- verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 8 maart 2023 tot
8 september 2023;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
ten aanzien van zaak C/13/728002 / JE RK 23/11:
- verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 3] met ingang van 8 maart 2023
tot
8 september 2023;
- verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 8 maart 2023
tot 8 september 2023;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. H.C. Hoogeveen en C.M. Georgiades, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde, griffier, op 8 maart 2023. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).