ECLI:NL:RBAMS:2023:1468

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
13/152577-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake heropening onderzoek in strafzaak tegen verdachte voor poging tot moord en andere geweldsdelicten

Op 17 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenvonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1992 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De zaak betreft een tenlastelegging van poging tot moord dan wel doodslag, en andere geweldsdelicten, gepleegd in de periode van 24 tot 25 juli 2020 te Abcoude. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 31 maart 2022, 21 oktober 2022 en 3 maart 2023. Tijdens deze zittingen heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. U.A.E. Weitzel en mr. J.J. Smilde, evenals de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. R. Malewicz, en de benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. Y. Moszkowicz.

De verdediging heeft verzocht om heropening van het onderzoek, omdat er een afschermproces-verbaal uit een ander strafrechtelijk onderzoek in het dossier is opgenomen, maar niet alle relevante stukken zijn toegevoegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdediging niet in staat is om de rechtmatigheid van het afluisteren van telefoongesprekken te toetsen zonder de ontbrekende informatie. De rechtbank heeft daarom besloten het onderzoek te heropenen en het Openbaar Ministerie opdracht gegeven om het afschermproces-verbaal in het dossier te voegen. Dit besluit is genomen om de verdediging in staat te stellen om de rechtmatigheid van de toegepaste dwangmiddelen te kunnen beoordelen, wat essentieel is voor een eerlijk proces.

De rechtbank heeft de zaak geschorst in het belang van het onderzoek en zal de behandeling van de zaak hervatten op een nader te bepalen datum. De verdachte en de benadeelde partij zullen tijdig op de hoogte worden gesteld van de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

TUSSENVONNIS
Parketnummer: 13/152577-21
Datum uitspraak: 17 maart 2023
Tussenvonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
huidig adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit tussenvonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 maart 2022, 21 oktober 2022 en 3 maart 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. U.A.E. Weitzel en mr. J.J. Smilde (hierna: de ‘
Officier van Justitie’), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. Malewicz, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij, [benadeelde partij] , vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. Y. Moszkowicz, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich in de periode van 24 juli 2020 tot en met 25 juli 2020 te Abcoude tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan:
Primair: poging tot moord dan wel doodslag van [benadeelde partij] ;
Subsidiair: het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan voornoemde persoon;
Meer subsidiair: poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van voornoemde persoon;
Meest subsidiair: mishandeling van voornoemde persoon.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Heropening van het onderzoek

3.1
Voorwaardelijk aanhoudingsverzoek van de verdediging
In het dossier bevindt zich een afschermproces-verbaal uit een (nog) afgeschermd, ander strafrechtelijk onderzoek. In dit proces-verbaal staan (uitwerkingen van) telefoongesprekken gevoerd tussen verdachte en diverse andere personen (kort) na het ten laste gelegde incident. Dit proces-verbaal is, tezamen met de machtiging van de rechter-commissaris om het telefoonnummer van verdachte af te luisteren, als processtuk in het dossier van deze strafzaak gevoegd. Het proces-verbaal met kenmerk 2020041846 waaraan de rechter-commissaris de vordering tot het afluisteren van verdachte, en dus het bestaan van een verdenking tegen verdachte in het afgeschermde onderzoek, heeft getoetst is niet als processtuk gevoegd in het strafdossier van deze zaak. Dat acht de verdediging laakbaar. Door het ontbreken van deze informatie is het is voor de verdediging immers niet mogelijk om na te gaan waarop de verdenking is gebaseerd en of de inzet van de tap rechtmatig was.
Het dossier bevat evenmin een vordering van de officier van justitie tot het achterwege laten van de voeging van bepaalde stukken of gedeelten daarvan bij de processtukken, en een machtiging van de rechter-commissaris daarvoor op grond van de artikelen 149b juncto 187d van het Wetboek van Strafvordering (hierna: ‘
Sv’).
Het voorgaande levert volgens de verdediging een schending op van het recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM.
Mocht het afschermproces-verbaal door de rechtbank voor het bewijs worden gebuikt, dan verzoekt de verdediging de rechtbank om de behandeling van de zaak aan te houden en het Openbaar Ministerie de opdracht te geven om de stukken die zien op de onderbouwing van de redelijke verdenking van verdachte in het afgeschermde onderzoek in het onderzoek van deze strafzaak te voegen.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De Officier van Justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het juist is dat het afschermproces-verbaal uit het andere strafrechtelijke onderzoek als processtuk is ingebracht in het onderzoek van deze zaak en meent dat dit stuk als bewijsmiddel kan worden gebruikt. Dit maakt echter niet dat het Openbaar Ministerie verplicht is de door de verdediging verzochte stukken te voegen aan het dossier. Het opsporingsbelang verzet zich daartegen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op de zitting van 3 maart 2023 de zaak inhoudelijk behandeld en op dezelfde dag het onderzoek gesloten.
Na beraadslaging in raadkamer is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat zij zich met het dossier in deze zaak en het verhandelde ter zitting onvoldoende voorgelicht acht en dat – op de door de verdediging aangevoerde gronden – de voeging van het proces-verbaal met kenmerk 2020041846 noodzakelijk is. De verdediging moet immers in staat zijn om de rechtmatigheid van het afluisteren van de telefoongesprekken uit het afschermproces-verbaal te kunnen toetsen. Deze gesprekken zijn van belang voor de beoordeling van het bewijs in deze strafzaak.
Uit artikel 149a, lid 2, Sv volgt dat in beginsel tot de processtukken behoren alle stukken die voor de ter terechtzitting door de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs van belang kunnen zijn. Daaronder vallen ook stukken die benodigd zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van toegepaste dwangmiddelen, zoals in dit geval het afluisteren van de telefoongesprekken van verdachte.
De rechtbank realiseert zich dat de Officier van Justitie ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat het afgeschermde onderzoek een groter nog lopend opsporingsonderzoek betreft en dat dit onderzoek ernstig kan worden geschaad als de (achterliggende) informatie van het afschermproces-verbaal wordt prijsgegeven. Op grond van artikel 149b Sv kan de officier van justitie in zo’n geval de voeging van bepaalde stukken achterwege laten. Daartoe behoeft hij een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris. De vordering hiertoe en de beschikking van de rechter-commissaris worden dan bij de processtukken gevoegd. Het Openbaar Ministerie heeft in deze zaak echter geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
De rechtbank zal – op basis van het voorgaande – het verzoek tot aanhouding van de zaak van de verdediging toewijzen en het Openbaar Ministerie opdracht geven om het proces-verbaal met kenmerk 2020041846 in het dossier van deze zaak te voegen. Dit proces-verbaal heeft ten grondslag gelegen aan de beslissing van de rechter-commissaris om een machtiging af te geven voor het afluisteren van de telefoongesprekken van verdachte die staan beschreven in het hiervoor genoemde afschermproces-verbaal.
De rechtbank ziet zich daardoor genoodzaakt het onderzoek te heropenen.
4. Beslissing
De rechtbank:
  • heropent het gesloten onderzoek, schorst dit in het belang ervan en beveelt de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting;
  • geeft het Openbaar Ministerie opdracht om het proces-verbaal met kenmerk 2020041846 uit het afgeschermde onderzoek in het onderzoek van deze strafzaak te voegen uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen zittingsdatum;
  • beveelt de oproeping van verdachte, [verdachte] , tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadslieden; en
  • beveelt dat de benadeelde partij, [benadeelde partij] , en zijn advocaat schriftelijk in kennis worden gesteld van de datum en het tijdstip van de volgende terechtzitting.
Dit tussenvonnis is gewezen door:
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. F.J. Lourens en E. Slager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 maart 2023.
Tenlastelegging
Aan verdachte, [verdachte] , is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 juli 2020 tot en met 25 juli 2020 te Abcoude, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [benadeelde partij] met een mes, althans een scherp voorwerp, één of meerdere malen in de knie, althans het been, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 juli 2020 tot en met 25 juli 2020 te Abcoude, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere steekwonden(en) in de knie, althans het been, heeft toegebracht, door met dat opzet met een mes, althans een scherp voorwerp, één of meerdere malen in de knie, althans het been, van die [benadeelde partij] te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 juli 2020 tot en met 25 juli 2020 te Abcoude, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp voorwerp, één of meerdere malen in de knie, althans het been, van die [benadeelde partij] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 24 juli 2020 tot en met 25 juli 2020 te Abcoude, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, [benadeelde partij] heeft mishandeld, door die [benadeelde partij] één of meerdere malen met een mes, althans een scherp voorwerp, in de knie, althans het been, te steken.