ECLI:NL:RBAMS:2023:1461

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
10080372 / CV EXPL 22-11303
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van facturen door een groothandel tegen een restaurant

In deze zaak vordert de vennootschap onder firma OBA DÖNER GROOTHANDEL V.O.F. (hierna: Döner) betaling van openstaande facturen door de vennootschap onder firma [gedaagde 1], die tevens h.o.d.n. [handelsnaam] is, en haar vennoten [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. De kantonrechter heeft op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in deze civiele procedure, waarin Döner stelt dat [gedaagden] een totaalbedrag van € 9.208,73 aan facturen verschuldigd is, waarvan na eisvermindering nog € 8.529,17 openstaat. Döner voert aan dat [gedaagden] ten onrechte een aantal facturen onbetaald heeft gelaten, terwijl [gedaagden] betwist dat zij de volledige bedragen verschuldigd is, met het argument dat een aantal facturen al contant is betaald en dat niet alle bestelde producten zijn geleverd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagden] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer dat zij contante betalingen heeft gedaan. De drie overgelegde verklaringen waren niet concreet genoeg om de betalingen te onderbouwen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagden] niet heeft aangetoond dat niet alle bestelde producten zijn geleverd. Hierdoor zijn de verweren van [gedaagden] afgewezen en is de vordering van Döner toegewezen.

De kantonrechter heeft [gedaagden] hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag van € 8.529,17, vermeerderd met wettelijke handelsrente vanaf 17 februari 2022. Tevens zijn buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Döner het bedrag kan incasseren, ook als [gedaagden] in hoger beroep gaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 10080372 / CV EXPL 22-11303
Vonnis van de kantonrechter van 17 maart 2023
in de zaak van
de vennootschap onder firma,
OBA DÖNER GROOTHANDEL V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen
1. de vennootschap onder firma,
[gedaagde 1],
tevens h.o.d.n. [handelsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2 [gedaagde 2] ,

3.
[gedaagde 3],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. S.C.M. Suijkerbuijk.
De kantonrechter noemt partijen hierna respectievelijk Döner, [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . Gedaagden worden hierna samen aangeduid als [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 augustus 2022 met producties,
- de conclusie van antwoord met één productie,
- het tussenvonnis van 17 november 2022 waarin tot een schriftelijke voorzetting van de procedure is besloten,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek met één productie,
- de akte van Döner in reactie op de productie van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Döner is een groothandel die in 2018 en 2019 onder andere drank, shoarmavlees, pizzadozen en sausbakjes op bestelling heeft verkocht en geleverd aan [gedaagde 1] .
2.2.
[gedaagde 1] is een restaurant en heeft als vennoten [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .
2.3.
Döner heeft het volgende aan [gedaagden] gefactureerd:
Factuurnummer
Datum
Bedrag (incl. btw)
181606
19-05-2018
€ 679,56
183425
24-10-2018
€ 479,48
183518
31-10-2018
€ 474,10
183637
09-11-2018
€ 520,43
183770
20-11-2018
€ 563,26
183912
30-11-2018
€ 538,88
184006
08-12-2018
€ 459,66
184093
15-12-2018
€ 496,53
184174
22-12-2018
€ 491,01
184253
29-12-2018
€ 517,13
190094
09-01-2019
€ 609,55
190189
17-01-2019
€ 646,19
190377
02-02-2019
€ 558,72
190542
16-02-2019
€ 639,68
190627
23-02-2019
€ 543,32
190720
02-03-2019
€ 483,09
190795
09-03-2019
€ 508,14
Totaal
€ 9.208,73

3.Het geschil

3.1.
Döner vordert na eisvermindering dat de kantonrechter [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van:
I € 8.529,17, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 augustus 2022,
II € 2.907,26 aan wettelijke handelsrente berekend tot aan 4 augustus 2022,
III € 835,44 aan buitengerechtelijke incassokosten,
IV de proceskosten en de nakosten.
Daarnaast vordert Döner dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Dat betekent dat Döner veroordelingen mag incasseren, ook al gaat [gedaagden] in hoger beroep.
3.2.
Döner voert als onderbouwing aan dat [gedaagden] ten onrechte facturen onbetaald heeft gelaten. De factuur 181606 beschouwt Döner vanaf haar eisvermindering als voldaan en daarom vordert zij daarvan geen betaling meer.
3.3.
[gedaagden] stelt dat zij een aantal facturen al contant heeft betaald en dat een aantal facturen onjuist is, omdat Döner niet alle bestelde producten heeft geleverd. Dit kan als volgt schematisch worden weergegeven:
Factuurnummer
Datum
Bedrag (incl. btw)
Verweer [gedaagden]
181606
19-05-2018
€ 679,56
Niet meer gevorderd
183425
24-10-2018
€ 479,48
-
183518
31-10-2018
€ 474,10
Al contant betaald
183637
09-11-2018
€ 520,43
Al contant betaald
183770
20-11-2018
€ 563,26
-
183912
30-11-2018
€ 538,88
-
184006
08-12-2018
€ 459,66
Al contant betaald
184093
15-12-2018
€ 496,53
Al contant betaald
184174
22-12-2018
€ 491,01
Al contant betaald
184253
29-12-2018
€ 517,13
Al contant betaald
190094
09-01-2019
€ 609,55
Al contant betaald
190189
17-01-2019
€ 646,19
-
190377
02-02-2019
€ 558,72
Al contant betaald
190542
16-02-2019
€ 639,68
Niet alles geleverd
190627
23-02-2019
€ 543,32
Niet alles geleverd
190720
02-03-2019
€ 483,09
Niet alles geleverd
190795
09-03-2019
€ 508,14
-
Totaal
€ 8.529,17

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagden] producten inkocht bij Döner. [gedaagden] heeft bestellingen gedaan, waarvoor Döner heeft gefactureerd. Tegen een aantal facturen heeft [gedaagden] verweer gevoerd, maar niet tegen allemaal. De facturen die [gedaagden] niet betwist zal [gedaagden] in ieder geval nog moeten voldoen. Wat betreft de andere facturen, kunnen de twee verweren die [gedaagden] aanvoert niet slagen. Daarom zal [gedaagden] de volledige hoofdsom moeten voldoen, zoals hierna verder wordt toegelicht.
Facturen al betaald?
4.2.
Voor acht facturen stelt [gedaagden] dat zij deze al contant heeft betaald. Zij heeft ter onderbouwing drie op schrift gestelde verklaringen van verschillende mensen ingediend. Volgens [gedaagden] zijn dat haar medewerkers, maar Döner betwist dat. Döner vindt de verklaringen ongeloofwaardig.
4.3.
De rechtbank oordeelt als volgt. Omdat [gedaagden] stelt dat een deel van de vorderingen van Döner zijn tenietgegaan door betaling, draagt [gedaagden] daarvan de stelplicht en bewijslast volgens artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dat betekent dat [gedaagden] de contante betalingen voldoende moet onderbouwen en dat zij het risico draagt als zij dat niet of onvoldoende doet.
4.4.
[gedaagden] heeft drie verklaringen overgelegd. In die verklaringen staat dat er contante betalingen zijn gedaan, maar niet concreet waar, wanneer en hoeveel er is betaald. De verklaringen geven onvoldoende onderbouwing om daaruit af te leiden dat de door [gedaagden] gestelde contante betalingen zijn gedaan, nog los van de vraag of de verklaringen daadwerkelijk van haar medewerkers zijn. Daarom wordt deze stelling verworpen en zal [gedaagden] de facturen alsnog moeten betalen.
Producten niet geleverd?
4.5.
Daarnaast verweert [gedaagden] zich tegen drie facturen met de stelling dat zij deze niet hoeft te betalen, omdat Döner niet alle ingekochte zaken heeft geleverd. Döner ontkent dat. Ook dit verweer moet [gedaagden] voldoende onderbouwen. [gedaagden] heeft aangevoerd
dater bestelde zaken niet zijn geleverd, maar niet om
welkezaken het dan gaat. [gedaagden] geeft aan dat zij meermaals Döner heeft verzocht om een aangepaste factuur, maar deze verzoeken heeft zij niet aangetoond. De kantonrechter kan daar zo niet van uitgaan. Het had op de weg van [gedaagden] gelegen om dit nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door bewijsstukken van de herstelverzoeken te overleggen en aan te geven welke producten missen. Omdat die onderbouwing ontbreekt, wordt het verweer afgewezen en zal [gedaagden] ook deze facturen moeten voldoen.
Slotsom
4.6.
Alles samengenomen is de slotsom dat [gedaagden] wordt veroordeeld tot betaling van de volledige hoofdsom van € 8.529,17.
4.7.
Döner vordert over de hoofdsom de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen, maar de overgelegde facturen bevatten geen vervaldatum. Ook is er geen schriftelijke overeenkomst in de procedure gebracht waarin een fatale betaaltermijn is neergelegd. Daardoor kan niet worden vastgesteld of sprake is van een vooraf afgesproken betaaltermijn, waarna rente verschuldigd zou zijn. Wel heeft Döner diverse aanmaningen overgelegd, waarvan duidelijk is dat deze zijn bedoeld om nog een laatste betaalmogelijkheid te bieden. De eerste aanmaning is geweest op 11 februari 2022 met een betaaltermijn van vijf dagen. Na afloop van die termijn is het verzuim van [gedaagden] ingetreden, dus op 17 februari 2022. Vanaf die datum zal de wettelijke handelsrente worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.8.
Döner maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is.
4.9.
Döner heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht onder verwijzing naar diverse aanmaningen.
4.10.
Het gevorderde bedrag van € 835,44 is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief bij een hoofdsom van € 8.529,17, namelijk € 801,46 (opgebouwd uit € 625,00 + 5% over (hoofdsom - € 5.000,00)). De kantonrechter zal het bedrag toewijzen tot het wettelijke tarief.
Proceskosten
4.11.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Döner tot op heden begroot op:
- explootkosten € 116,19
- griffierecht € 1.384,00
- salaris gemachtigde € 792,00 (2,0 punten x tarief 396,00)
Totaal € 2.292,19
4.12.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan Döner van € 8.529,17, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 17 februari 2022 tot de dag van algehele betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan Döner van € 801,46 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Döner tot op heden begroot op € 2.292,19,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan Döner de kosten te betalen die Döner na dit vonnis nog moet maken, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [gedaagden] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
5.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2023.
De griffier De kantonrechter