ECLI:NL:RBAMS:2023:1458

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
10119940 / CV EXPL 22-12516
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaringsprocedure bij loonbeslag en de gevolgen voor de werkgever

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam, staat de verklaring van een werkgever centraal in het kader van een loonbeslag. De eiser, Stichting Duwo, heeft beslag gelegd op het loon van een werknemer, [naam], die een schuld van € 9.840,34 heeft. De werkgever, [gedaagde], is verplicht om een verklaring te geven over het loon dat door het beslag wordt getroffen. Tot aan de procedure heeft [gedaagde] deze verklaring niet afgegeven, wat leidt tot de vordering van Duwo om de volledige schuld op [gedaagde] te verhalen.

De procedure begon met een dagvaarding op 26 september 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 3 januari 2023. Tijdens deze zitting heeft [gedaagde] geen bewijsstukken overlegd, maar later zijn er documenten ingediend die de loonbetalingen aan [naam] onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] haar verklaringsplicht niet volledig is nagekomen, maar dat de feitelijke loonbetalingen voldoende zijn om aan te tonen dat [gedaagde] aan haar verplichtingen heeft voldaan.

De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] alsnog moet betalen aan Duwo, omdat het loon boven de beslagvrije voet van € 918,00 moet worden afgedragen. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 1.746,00, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van Duwo toegewezen. De uitspraak is gedaan op 17 maart 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 10119940 / CV EXPL 22-12516
Vonnis van de kantonrechter van 17 maart 2023
in de zaak van:
de stichting,
STICHTING DUWO,
gevestigd te Delft,
eiseres,
gemachtigde: Lawpoint B.V.,
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederende in persoon.
De kantonrechter noemt de partijen hierna Duwo en [gedaagde] .
Waar gaat deze zaak over?
Deze zaak gaat over de gevolgen van een loonbeslag. Duwo krijgt nog geld van [naam] . Duwo heeft als schuldeiser beslag gelegd op het loon van [naam] . Loonbeslag legt een schuldeiser bij de werkgever, in dit geval [gedaagde] . De werkgever is dan verplicht om het loon dat meer bedraagt dan de beslagvrije voet, af te dragen aan de schuldeiser. Daarvoor moet de schuldeiser weten op hoeveel loon de schuldenaar recht heeft en daarom is de werkgever verplicht daarover een verklaring te geven. Verklaart de werkgever dat niet, dan loopt de werkgever het risico om zelf voor de volledige schuld te worden aangesproken. Dat doet Duwo in deze procedure.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Duwo heeft op 26 september 2022 [gedaagde] gedagvaard. Bij de dagvaarding horen vier bijlagen. [gedaagde] heeft op de rolzitting van 4 oktober 2022 mondeling geantwoord. Vervolgens heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 18 oktober 2022 besloten dat er een mondelinge behandeling zal plaatsvinden.
1.2.
Omdat de zaak over een loonbeslag onder [gedaagde] als werkgever gaat, heeft de griffie van de rechtbank op 22 december 2022 [gedaagde] verzocht om bewijsstukken zoals loonstrookjes en betalingsbewijzen mee te nemen naar de zitting.
1.3.
Op 3 januari 2023 was de mondelinge behandeling, waarvan een verslag (proces-verbaal) is gemaakt. [gedaagde] had geen bewijsstukken meegenomen. Tijdens deze zitting is besloten dat [gedaagde] binnen vier weken alsnog bewijsstukken mag overhandigen en dat Duwo vier weken later de gelegenheid krijgt om daarop te reageren.
1.4.
Op 20 januari 2023 heeft [gedaagde] drie documenten ingediend, namelijk een arbeidsovereenkomst, een loonstrook over juli 2022 en een transactieoverzicht van loonbetalingen. Daarop heeft Duwo gereageerd bij akte van 17 februari 2023.
1.5.
Vervolgens heeft de kantonrechter dit vonnis gewezen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een onderneming in de thuis- en kraamzorg, waar haar dochter [naam] (hierna: [naam] ) werkzaam is geweest.
2.2.
Duwo heeft drie procedures tegen [naam] gevoerd, waarin [naam] tot betaling is veroordeeld. Deze veroordelingen zijn door de deurwaarder aan [naam] betekend. Zij heeft een deel betaald, maar niet alles. De resterende schuld van [naam] begroot Duwo tot dusver in totaal op € 9.840,34.
2.3.
Het vermogen van [naam] is onder bewind gesteld. [naam] is sinds juni 2022 gedetineerd.
2.4.
Bij deurwaardersexploot van 21 juni 2022 heeft Duwo beslag gelegd onder [gedaagde] op alles wat [gedaagde] nog aan [naam] is of zal zijn verschuldigd. De deurwaarder heeft daarbij de beslagvrije voet van [naam] berekend op € 918,00.
2.5.
In het deurwaardersexploot staat dat [gedaagde] binnen twee weken een verklaring moet doen over de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen. Op 15 augustus 2022 heeft de deurwaarder dit verzoek herhaald. Tot aan deze procedure heeft [gedaagde] een dergelijke verklaring niet aan Duwo afgegeven.

3.Het geschil

3.1.
Duwo vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot:
I betaling van € 9.840,34, te vermeerderen met de wettelijke rente,
II betaling van de proceskosten en de nakosten.
Daarnaast vordert Duwo dat dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Dat betekent dat Duwo veroordelingen mag incasseren, ook al gaat [gedaagde] in hoger beroep.
3.2.
Duwo voert – kort gezegd – het volgende aan. [gedaagde] heeft niet voldoende onderbouwd verklaard hoeveel loon zij aan [naam] is verschuldigd vanaf de beslaglegging. Daardoor weet Duwo niet wat er door het beslag wordt getroffen en wat [gedaagde] daarvan aan Duwo moet afdragen. Duwo is daarom gerechtigd om de openstaande schuld van [naam] van € 9.840,34 geheel op [gedaagde] te verhalen alsof zij de schuldenaar is.
3.3.
[gedaagde] voert verweer, waarop hierna verder wordt ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of [gedaagde] heeft voldaan aan haar verklaringsplicht uit artikel 476a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Deze verklaringsplicht wil zeggen dat [gedaagde] als derde-beslagene moet verklaren wat er door het beslag wordt getroffen, zodat Duwo dat als beslaglegger weet. Aan die verklaring stelt de wet eisen in de artikelen 476a lid 2 en 476b Rv, zoals dat de verklaring met redenen moet zijn omkleed en moet worden onderbouwd met gegevens en bescheiden. Ook als [gedaagde] (stelt dat zij) niks aan [naam] is verschuldigd en het beslag dus zinloos is, moet zij daarover verklaren. [gedaagde] heeft voor deze verklaring een modelformulier van de deurwaarder gekregen, maar de deurwaarder en de kantonrechter mogen ook een ander geschrift van [gedaagde] accepteren. Inmiddels heeft [gedaagde] in deze procedure op de zitting een verklaring gegeven. Indien deze verklaring met bijbehorende onderbouwing niet volstaat, kan [gedaagde] zelf tot betaling van de openstaande schuld van [naam] aan Duwo worden veroordeeld op grond van artikel 477a lid 1 Rv. Of dat zo is, wordt hierna beoordeeld.
4.2.
Vooraf merkt de rechtbank het volgende op. Het deurwaardersexploot is ruim geformuleerd, maar het gaat hier slechts om het loon van [naam] . [gedaagde] heeft namelijk uitgelegd dat [naam] buiten het loon niets van haar te vorderen heeft, en dat betwist Duwo ook niet. Het beslag is dus bedoeld en wordt aangemerkt als loonbeslag in de zin van artikel 475c Rv. [gedaagde] moet dan ook verklaren over de omvang van dat loon, aan de hand van gegevens en bescheiden.
4.3.
[gedaagde] heeft het volgende in deze procedure verklaard. Al voordat het beslag werd gelegd op 21 juni 2022 raakte [naam] gedetineerd. Daarom verrichtte [naam] geen arbeid meer, maar [gedaagde] bleef het loon tot en met september toch doorbetalen aan de bewindvoerder van [naam] . Dat was iedere maand € 1.500,00, met uitzondering van juni 2022 waarover al vóór de beslaglegging (inclusief vakantiegeld) € 1.983,05 aan [naam] was uitgekeerd. Vanaf oktober 2022 heeft [gedaagde] [naam] geen loon meer betaald.
4.4.
Uit de bewijsstukken die [gedaagde] heeft ingediend blijkt het volgende. In het transactieoverzicht staat dat [gedaagde] na de beslaglegging driemaal € 1.500,00 heeft overgeboekt naar een (bewind)rekening van [naam] , namelijk op 27 juni, 9 augustus en 5 september 2022. Bij deze transacties wordt vermeld dat het om loon of salaris gaat. [gedaagde] heeft ook een arbeidsovereenkomst ingediend. Die is van 7 september 2020 en daarin staat een loon van € 800,00 netto per maand inclusief vakantietoeslag. Op de loonstrook over juli 2022 die [gedaagde] in het geding heeft gebracht, staat een nettoloon van [naam] van € 1.500,00 exclusief vakantietoeslag. De rechtbank heeft [gedaagde] opgedragen om ook loonstroken van augustus en september 2022 te overhandigen, maar dat heeft [gedaagde] niet gedaan.
4.5.
Duwo vindt de verklaring en de onderbouwing van [gedaagde] onvoldoende. Duwo betwist de juistheid van de arbeidsovereenkomst, omdat daarin een lager loon staat dan in de loonstrook over juli 2022. Volgens Duwo kan niet gecontroleerd worden of het klopt wat [gedaagde] zegt. Daarom voert Duwo aan dat [gedaagde] niet aan haar verklaringsplicht heeft voldaan en Duwo gerechtigd is om de openstaande schuld van [naam] van € 9.840,34 geheel te verhalen op [gedaagde] .
4.6.
De rechtbank gaat niet mee met het standpunt van Duwo. Uit het transactieoverzicht blijkt dat (de bewindvoerder van) [naam] maandelijks € 1.500,00 aan nettoloon van [gedaagde] ontving. Voor de maand juli 2022 blijkt deze omvang van het loon ook uit de loonstrook. De rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat het loon anders is geweest in de maanden waarvan geen loonstrook is overgelegd (augustus en september 2022). Aan het feit dat [gedaagde] heeft nagelaten deze loonstroken te overhandigen, zullen daarom geen gevolgen worden verbonden. De arbeidsovereenkomst uit 2020 noemde een lager loon, maar de feitelijke situatie was dat [naam] in juli, augustus en september 2022 maandelijks € 1.500,00 aan loon ontving. Dit betekent dat [gedaagde] haar verklaring over de omvang van het loon van [naam] voldoende heeft onderbouwd en dat zij daarmee aan haar verklaringsplicht uit artikel 476a Rv heeft voldaan.
4.7.
De tweede vraag die moet worden beantwoord is of [gedaagde] verplicht is om nu alsnog aan Duwo te betalen. Dat is zo. Omdat er beslag lag, was [gedaagde] verplicht om het loon boven de beslagvrije voet aan Duwo uit te keren, in plaats van aan [naam] . Dat volgt uit artikel 477 lid 1 Rv in samenhang met artikel 475b lid 1 Rv. De beslagvrije voet heeft de deurwaarder op het moment van de beslaglegging begroot op € 918,00. [naam] heeft niet (tijdig) een verzoek gedaan om deze beslagvrij voet te verhogen in de zin van artikel 475i lid 3 Rv, waardoor de beslagvrije voet in beginsel voor de duur van twaalf maanden vaststaat op € 918,00. Dat is zo geregeld in artikel 475d leden 2 en 3 Rv. Het bedrag dat [gedaagde] omwille van het loonbeslag maandelijks aan Duwo had moeten afdragen, bedraagt dus: € 1.500,00 - € 918,00 = € 582,00. [gedaagde] heeft na de beslaglegging driemaal loon doorbetaald zonder dit bedrag af te dragen aan Duwo. Na september 2022 heeft [gedaagde] geen loon meer betaald aan [naam] . Dat hoefde ze ook niet meer te doen, omdat [naam] geen arbeid verrichtte. Dit betekent dat [gedaagde] 3 x € 582,00 = € 1.746,00 had moeten afdragen aan Duwo en dat nu alsnog moet doen. Daartoe zal [gedaagde] worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf iedere loonbetaling.
4.8.
[gedaagde] zal worden veroordeeld in de proceskosten. Zij is pas in deze procedure met een voldoende onderbouwde derdenverklaring gekomen en ze moet alsnog aan Duwo betalen. Als ze eerder aan haar verklaringsplicht had voldaan dan was deze procedure (met de bijbehorende kosten voor Duwo) niet nodig geweest. De proceskosten van Duwo worden tot op heden begroot op:
- explootkosten € 135,75
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde € 622,00 (2,0 punten x tarief € 311,00)
Totaal € 1.271,75
4.9.
De nakosten worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 1.746,00 aan Duwo, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over drie keer € 582,00 vanaf respectievelijk 27 juni 2022, 9 augustus 2022 en 5 september 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Duwo tot op heden begroot op € 1.271,75,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Duwo de kosten te betalen die Duwo na dit vonnis nog moet maken, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
5.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. M.R. Jöbsis, kantonrechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2023.
De griffier De kantonrechter