ECLI:NL:RBAMS:2023:1451

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
C/13/727839 / KG ZA 23-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en omgangsregeling tussen ouders na beschuldigingen van seksueel misbruik

In deze zaak, die op 2 maart 2023 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderde de moeder in kort geding dat de omgang tussen haar en de vader van hun dochter [minderjarige] zou worden stopgezet vanwege beschuldigingen van mogelijk seksueel misbruik. De vader vorderde daarentegen de voortzetting van de bestaande omgangsregeling, die een 50/50 verdeling inhield. Tijdens de zittingen op 19 januari en 14 februari 2023 werd er door beide partijen verweer gevoerd en werd er een mediationtraject afgesproken. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken en adviseerde om de ouders te verwijzen naar een Jeugdteam voor begeleiding in hun communicatie en omgang. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen zwaarwegende belangen waren die zich verzetten tegen de voortzetting van de omgangsregeling, ondanks de ernstige beschuldigingen van de moeder. De rechter benadrukte dat de beschuldigingen niet voldoende waren onderbouwd en dat er geen bewijs was dat de vader zich onacceptabel zou gedragen tegenover [minderjarige]. De bestaande zorgregeling werd dan ook bevestigd, met de nadruk op het belang van de omgang tussen vader en dochter. Daarnaast werd er een dwangsom opgelegd aan de moeder voor het geval zij zich niet aan de regeling zou houden. De zaak werd pro forma aangehouden tot 27 april 2023 voor verdere begeleiding door het Jeugdteam.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/727839 / KG ZA 23-13 MDvH/MAH
Vonnis in kort geding van 2 maart 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 9 januari 2023,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. N.J.F. Snoek te Amstelveen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. T.A. Bruins te Aerdenhout.
Partijen zullen hierna moeder en vader worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de zitting van 19 januari 2023 heeft moeder de dagvaarding toegelicht en vader de tegenvordering (eis in reconventie). Partijen hebben over en weer verweer gevoerd, vader mede aan de hand van een vooraf ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en moeder ook een pleitnota.
1.2.
Na een korte schorsing hebben partijen zich aan het slot van de zitting bereid verklaard om via de mediationcoördinator van de rechtbank naar een mediator te worden verwezen, hetgeen ook is gebeurd. Ter zitting hebben partijen afgesproken dat:
- de mediation niet alleen over de omgang met hun 5-jarige dochter [minderjarige] zal gaan maar ook over de communicatie tussen partijen;
- partijen zich houden aan de huidige feitelijke omgangsregeling totdat zij (al dan niet bij de mediator) anders hebben afgesproken;
- partijen hun contact bij de overdracht van [minderjarige] beperken tot een korte groet;
- partijen, als de mediation nog niet van start is gegaan voor de voorjaarsvakantie, de huidige zorgregeling voor schooldagen ook tijdens die vakantie aanhouden.
De zaak is pro forma twee weken aangehouden.
1.3.
Op 25 januari 2023 ontving de voorzieningenrechter een e-mail van de advocaat van vader waaruit bleek dat het eerste gesprek met de mediator op 7 of 10 februari 2023 kon plaatsvinden en dat vader had bericht dat hij dan kon (ondanks de wending in de zaak als gevolg van na te noemen e-mail van 21 januari 2023), maar dat moeder op 25 januari 2023 de mediation tot nader order had opgeschort en de omgangsregeling had stopgezet. Vader verzocht een datum voor een voortgezette mondelinge behandeling te bepalen.
Bij de bijgevoegde correspondentie bevond zich een e-mail van de advocaat van moeder van 21 januari 2023 aan de advocaat van vader. Daarin staat:
“(…)
Op vrijdag 20 januari jl. in de avond zond cliënte in opgemelde zaak een mail met onder meer de volgende phrases.
“ [naam 1] [een dochter van moeder uit een eerdere relatie, vzr.] heeft mij vanavond verteld dat [vader] aan haar heeft gezeten. Toen ze een jaar of 9/
10 was. Dit is twee keer gebeurd toen ik niet thuis was. Hij zei tegen haar dat hij even met haar wilde praten en ze gingen naar de slaapkamer. Hij zat aan haar borsten en ging toen weer weg.
Ook vertelde ze dat ze een keer aan zijn piemel heeft gezeten. Ze dacht dat ik wel in huis was, maar niet erbij. Ik kan mij dit niet herinneren.
Vorig jaar maart/ april heeft hij in haar billen geknepen, waarop zij heel duidelijk heeft gezegd dat ze dat niet fijn vond en dat hij dat niet meer moest doen. Ik heb dat ook tegen hem gezegd. Hij reageerde nogal laconiek.
Dit alles maakt mij ontzettend bang dat hij [minderjarige] ook wat aan doet en ik zal haar dan ook niet naar hem toe brengen.”
Cliënte heeft inmiddels uw cliënt een mail gestuurd met het bericht dat hij haar niet zal brengen. Dinsdag heeft zij een gesprek met de zedenpolitie in Amsterdam. Zij zal aangifte doen.
Het vorenstaande heeft uiteraard consequenties voor de lopende procedure bij de rechtbank, de mediation en de omgang. Cliënte beraadt zich ter zake.”
1.4.
Op 14 februari 2023 heeft de voortgezette mondelinge behandeling plaatsgevonden.
1.5.
Bij beide zittingen waren partijen met hun advocaten aanwezig. Bij de zitting op 14 februari 2023 was, op uitnodiging van de voorzieningenrechter, ook de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) aanwezig, vertegenwoordigd door [naam 2] .
1.6.
Tijdens de zitting op 14 februari 2023 heeft moeder haar gewijzigde eis toegelicht en vader de (wijziging van de) tegenvordering. Beiden hebben hun vorderingen nog enigszins aangepast ter zitting. Partijen hebben over en weer verweer gevoerd. Beide partijen hebben een pleitnota in het geding gebracht. De Raad heeft mondeling advies uitgebracht en verzocht om (voorlopige) ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Afgesproken is dat de Raad het verzoek op 16 februari 2023 per e-mail aan de voorzieningenrechter zal motiveren en preciseren (of een al dan niet
voorlopigeondertoezichtstelling wordt verzocht).
1.7.
Op 16 februari 2023 ontving de voorzieningenrechter een e-mail van de Raad, die adviseert de ouders op te dragen zich te laten begeleiden door het Jeugdteam [woonplaats] dat dan regie moet voeren om aan de volgende opdrachten/doelen te werken:
“ In overleg met ouders de omgang tussen vader en [minderjarige] weer opstarten binnen gestelde veiligheidsgrenzen, namelijk begeleid door een derde of op een openbare plek;
 Ouders aanmelden voor een traject om tot een constructievere onderlinge communicatie te komen;
 Meer zicht krijgen op de opvoedsituatie bij beide ouders, met name op de manier waarop ouders naar de kinderen toe gezonde grenzen uitdragen ten aanzien van naakt-niet naakt en seksualiteit, en hen daarin van begeleiding danwel adviezen voorzien.”
De Raad licht toe dat de zaak door het Jeugdteam [woonplaats] dan direct wordt opgepakt en dat de ouders worden aangemeld voor een passend traject zoals bijv. Ouderschap Blijft of Actief&Advies; indien nodig kan het Jeugdteam opschalen naar de Jeugdbescherming.
Verder staat in het advies:
“Het is aan advocaten om het aan de rechtbank te laten weten indien ouders onverhoopt niet aankomen bij het Jeugdteam [woonplaats] . In dat geval moet er weer een zitting worden gepland. Ten aanzien van de omgang adviseert de RvdK om in het kader van voorlopige voorzieningen omgang tussen [minderjarige] en vader op te leggen van drie dagdelen per week, in aanwezigheid van een derde of op een openbare plek. Ouders kunnen daar in samenspraak met het Jeugdteam nadere afspraken over maken. Indien wenselijk kan deze regeling op geleide van de bevindingen van de hulpverlening worden uitgebreid of bijgesteld. De RvdK stelt niet direct specifieke eisen aan de neutraliteit van een derde, omdat in dit geval loyaliteitsproblematiek bij het kind niet op de voorgrond lijkt te staan. Het gaat meer om het creeren van een zo natuurlijk mogelijke situatie waarin vader en [minderjarige] elkaar kunnen blijven zien, maar er geen seksueel overschrijdend gedrag zou kunnen plaatsvinden.
Om een gedegen omgangsadvies voor de langere termijn te geven, biedt de RvdK een raadsonderzoek aan. De wachtlijst is echter helaas op dit moment ongeveer 9 maanden.”
De Raad verzoekt geen (voorlopige) ondertoezichtstelling.
1.8.
De voorzieningenrechter heeft de ouders gelegenheid gegeven schriftelijk op het advies te reageren, hetgeen zij hebben gedaan.
1.9.
Moeder is akkoord met het advies, met dien verstande dat zij vindt dat de derde die de omgang gaat begeleiden wel neutraal moet zijn. Wat haar betreft is er geen behoefte aan een nadere voorlichting ten aanzien van ‘naakt en niet-naakt’. Moeder is ook akkoord met een raadsonderzoek.
1.10.
Vader stelt met ontzetting te hebben kennis genomen van het raadadvies, dat volledig haaks staat op het ter zitting besprokene. Kort gezegd staat hij nog steeds achter zijn eerdere vordering dat partijen begeleid dienen te worden door het Jeugdteam [woonplaats] . Partijen moeten worden aangemeld voor een traject om tot een constructievere onderlinge communicatie te komen. Van seksueel overschrijdend gedrag is bij hem geen sprake en voor omgang met [minderjarige] gedurende slechts drie dagdelen per week begeleid door een derde dan wel op een openbare plek is dan ook geen reden. Een zo beperkte omgang is voor hem onacceptabel.
1.11.
Vervolgens is vonnis (nader) bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en van februari 2017 tot september 2021 samengewoond. Hun dochter [minderjarige] is geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
Vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen hebben gezamenlijk gezag.
[minderjarige] gaat in [woonplaats] naar school en de opvang. Partijen wonen op ongeveer een kilometer afstand van elkaar in [woonplaats] .
2.2.
Partijen hebben (nog) geen ouderschapsplan. Wel hanteren zij in de praktijk al enige tijd een soort co-ouderschapsregeling:
a. moeder brengt [minderjarige] op zaterdag om 17.00 uur naar vader en [minderjarige] blijft dan bij vader die haar op maandag naar school brengt, waarna moeder haar op maandagmiddag uit school haalt;
b. [minderjarige] blijft dan bij moeder totdat vader haar op woensdag uit school ophaalt;
c. [minderjarige] blijft dan bij vader:
i. week 1: moeder haalt [minderjarige] op vrijdag op uit school;
ii. week 2: vader brengt [minderjarige] op donderdag 17.00 uur naar moeder;
d. [minderjarige] blijft dan bij moeder totdat moeder haar op zaterdag 17.00 uur naar vader brengt, enzovoorts.
Partijen hebben (nog) geen afspraken voor vakanties en feestdagen etc.
2.3.
Op zaterdag 24 december 2022 hebben partijen langdurig ruzie gemaakt bij de overdracht van [minderjarige] waar zij bij was en waarbij [minderjarige] uiteindelijk moest huilen.
2.4.
Moeder heeft uit een eerdere relatie nog een dochter, [naam 1] , die nu 12 jaar is. Toen partijen nog bij elkaar waren, zag vader [naam 1] één keer in de drie weken op donderdag als [naam 1] bij moeder was ( [naam 1] woont bij haar eigen vader in [plaats] ). Daarna kwam [naam 1] (samen met [minderjarige] ) af en toe bij vader (de vader van [minderjarige] ) of facetimede met hem.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Moeder vordert, samengevat en na eiswijziging:
1. te bepalen dat [minderjarige] feitelijk bij moeder zal verblijven;
2. te bepalen dat [minderjarige] geen omgang met vader zal hebben;
3. vader te verbieden zich in woord of geschrift beledigend, kwetsend of diffamerend jegens moeder uit te laten, op straffe van een dwangsom;
4. vervangende toestemming te verlenen voor speltherapie voor [minderjarige] , kosten voor zover niet vergoed te verdelen bij helfte;
5. vader te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Vader voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Vader vordert, samengevat en na eiswijziging:
te bepalen dat moeder meewerkt aan de tot en met 19 januari 2023 gehanteerde zorgregeling, te weten:
4.1.1.
a. Moeder brengt [minderjarige] op zaterdag om 17.00 uur naar vader en [minderjarige] blijft dan bij vader totdat moeder haar op maandagmiddag uit school haalt;
b. [minderjarige] blijft dan bij moeder totdat vader haar op woensdag uit school ophaalt;
c. [minderjarige] blijft dan bij vader:
i. week 1: moeder haalt [minderjarige] op vrijdag op uit school;
ii. week 2: vader brengt [minderjarige] op donderdag 17.00 uur naar moeder;
d. moeder brengt [minderjarige] op zaterdag 17.00 uur naar vader en vader brengt haar op maandag weer naar school enzovoorts;
4.1.2.
als vakantieregeling:
• kerstvakantie (2022 was eerste week moeder, tweede week vader); volgend jaar andersom en zo verder;
• voorjaarsvakantie wisselt per schooljaar met herfstvakantie (ook volledig bij één van de ouders);
• meivakantie: huidige zorgregeling aanhouden zoals ook de afgelopen herfstvakantie verliep:
maandag 09.00u moeder, dinsdag moeder, woensdag 09.00u vader, donderdag vader, vrijdag 09.00u moeder, zaterdag 17.00u vader, zondag vader.
• de vakanties tellen dan niet mee voor de huidige regeling op de donderdag; dus na de vakantie is de donderdagavond voor de tegenovergestelde ouder die haar voor die vakantie had;
• Studiedagen gedeelde dagen en niet gedeelde dagen: maandag is altijd een gedeelde studiedag: (13.00u wisseltijd), dinsdag altijd moeder,
woensdag altijd gedeelde studiedag (13.00u), donderdag (soms wel en soms niet gedeeld), (niet gedeeld alleen van vader, wel gedeeld bij moeder vanaf 13.00u), vrijdag (soms wel en soms niet gedeeld), (niet gedeeld van moeder, wel gedeeld, vader tot 13.00u);
• zomervakantie (eerste drie weken bij de ene ouder (dit jaar graag bij de man i.v.m. bruiloft tante [minderjarige] ), laatste 3 weken bij de andere ouder, jaar erop andersom);
• feestdagen en verjaardagen bij de ouder waar [minderjarige] alsdan is conform de lopende regeling (derhalve nu geen discussies),
een en ander op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag en met veroordeling van moeder in de proceskosten.
4.2.
Moeder voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

zorgregeling

5.1.
Allereerst zullen de vorderingen met betrekking tot een voorlopige zorgregeling tussen vader en [minderjarige] worden beoordeeld. In kort geding kan worden vooruit gelopen op een eventueel oordeel van de bodemrechter, indien daarbij voldoende spoedeisend belang is. Het spoedeisend belang volgt hier uit de aard van de vorderingen. Voor zover bekend is er overigens nog geen bodemprocedure aanhangig.
5.2.
Uitgangspunt is dat ouders en kinderen recht hebben op omgang met elkaar, tenzij zwaarwegende belangen van het kind zich daartegen verzetten. Bij de beoordeling staat het belang van het kind voorop, maar spelen uiteraard ook de belangen van de ouders een rol.
5.3.
Beide partijen vinden dat er omgang moet zijn tussen vader en [minderjarige] , maar zij verschillen van mening over de vorm en de frequentie. Dit verschil was minimaal ten tijde van de eerste zitting in dit kort geding. Moeder vorderde in de dagvaarding een voorlopige zorgregeling waarbij [minderjarige] één zaterdagnacht in de twee weken vaker bij haar was dan in de bestaande regeling. Vader vorderde dat de huidige regeling wordt vastgelegd. De tweede zitting en het raadadvies hebben daarin voor vader geen verandering gebracht. Moeder wil nu echter de omgang beperken conform het raadadvies. Dat is een zeer ingrijpende beperking, aangezien partijen van september 2021 tot en met 19 januari 2023 feitelijk co-ouderschap hadden: de verdeling was ongeveer 50/50. Bovendien berust de beperking op ernstige verwijten, namelijk van seksueel overschrijdend gedrag, aan het adres van vader, die deze verwijten stellig en gemotiveerd ontkent. In dit soort situaties is de waarheid, zeker in kort geding, moeilijk te achterhalen en zal wellicht nooit komen vast te staan. Daarbij spelen ook vaak verschillen in waarneming en interpretatie van dezelfde feiten een rol. De voorzieningenrechter zal in deze lastige situatie een beslissing moeten nemen.
5.4.
Alles overziende is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat er geen zwaarwegende belangen van [minderjarige] zijn die zich verzetten tegen voortzetting van de tot en met 19 januari 2023 uitgevoerde regeling.
5.5.
De belangrijkste reden daarvoor is dat de ernstige aantijging aan het adres van vader op niet meer berust dan een verklaring van moeder over wat [naam 1] tegen haar zou hebben gezegd. Moeder heeft het volgende verklaard. [naam 1] , die bij haar vader in [plaats] woont, wilde al een tijd niet meer naar moeder en is in verband daarmee aangemeld bij Invivio in [woonplaats] . Tijdens het intake-gesprek voor die therapie in de ochtend van 19 januari 2023 (de dag van de eerste zitting in dit kort geding) heeft [naam 1] de uitspraken gedaan, genoemd in de e-mail van mr. Snoek van 21 januari 2023 (zie hiervoor onder 1.3). [naam 1] heeft dat op 20 januari 2023 verteld aan haar vader, die het samen met [naam 1] die avond aan moeder heeft verteld, waarna moeder het aan mr. Snoek heeft gemaild. De eerste echte therapiesessie is op 17 februari 2023 gepland, aldus steeds moeder.
5.6.
Hoewel vader al ruim voor de tweede kortgedingzitting (namelijk bij e-mail van zijn advocaat van 25 januari 2023) de aantijgingen stellig had ontkend, heeft moeder haar betoog nadien niet nader onderbouwd. Zelfs enig stuk waaruit blijkt dat moeder hierover aangifte tegen vader heeft gedaan, zoals zij inmiddels stelt, heeft zij niet overgelegd.
5.7.
Daarentegen heeft vader tijdens de tweede zitting een begrijpelijke en hem vrijpleitende verklaring gegeven voor waar het verhaal van [naam 1] – indien juist – vandaan zou kunnen zijn gekomen. In dit verband is ook van belang dat vader al tijdens de eerste kortgedingzitting naar voren heeft gebracht dat juist hij degene was die bezwaar had tegen de vrije omgang van moeder met de kinderen met naaktlopen in huis en met name tegen het slapen van de kinderen in bed bij haar en [naam 3] , de huidige partner van moeder. Daar is vader dus niet pas mee gekomen na ontvangst van het bericht van 21 januari 2023. Ook wordt opgemerkt dat vader [naam 1] al geruime tijd niet heeft gezien. Het is dus minst genomen opmerkelijk dat [naam 1] nu niet bij moeder zou willen komen vanwege hem, zoals moeder suggereert.
5.8.
Daarbij komt, zoals vader terecht aanvoert, dat de verklaring van moeder op een wel heel opvallend moment kwam, namelijk kort nadat zij op de kortgedingzitting van 19 januari 2023 met grote moeite had ingestemd met mediation. Aanvankelijk wilde zij daar niet aan, omdat zij zich naar eigen zeggen bij vader onveilig voelt – overigens ook zonder dit voldoende te onderbouwen. Ze vertelde uiteindelijk alleen over een incident van een tijd geleden waarbij vader haar tegen een muur zou hebben geduwd of willen duwen.
5.9.
Tenslotte weegt zwaar dat de vermeende feiten uitsluitend [naam 1] betreffen en dat er geen enkele aanwijzing is dat vader zich onacceptabel heeft of zal gedragen tegenover [minderjarige] . [minderjarige] vertoont geen zorgelijk gedrag, het contact tussen [minderjarige] en haar vader was goed en zij wilde altijd graag naar hem toe. Dit alles heeft moeder ook tijdens de tweede zitting beaamd.
5.10.
Gelet op dit alles is de kans dat het welzijn van [minderjarige] bij vader niet voldoende gewaarborgd is, zeer klein. Daar tegenover staat dat zij groot belang heeft bij omgang met haar vader en dat de recente abrupte stopzetting van de zorgregeling door moeder voor de 5-jarige [minderjarige] vermoedelijk moeilijk te begrijpen en mogelijk zelfs schadelijk is. Ook het belang van vader bij omgang met zijn dochter is evident, en ook om daarbij geen – voor hem vernederende en stigmatiserende – beperkingen opgelegd te krijgen. Als het advies van de Raad tot beperking van de zorgregeling zou worden gevolgd, betekent dat voor hem een stigma waar hij vermoedelijk nooit meer vanaf komt. De ervaring leert dat de school en andere betrokkenen dan doorgaans denken: “waar rook is, is vuur”. Ook leert de ervaring dat het vrijwel onmogelijk is om een dergelijke beperkte regeling later weer uit te breiden, zeker naar de 50/50-verdeling die tot voor kort – anderhalf jaar lang – naar ieders tevredenheid functioneerde.
5.11.
Vanzelfsprekend moet (mogelijk) seksueel misbruik altijd serieus worden genomen, maar het kan niet zo kan zijn dat, als een van de ouders stelt dat hiervan sprake is zonder ook maar een snipper van bewijs of andere aanwijzingen, de andere ouder zonder meer per direct geen (onbegeleide) omgang meer kan/mag hebben. Dat geldt zeker als bij de niet-onderbouwde beschuldiging vraagtekens kunnen worden geplaatst en tegenover die beschuldiging een logische verklaring van de andere ouder staat, zoals hier het geval is.
5.12.
De voorzieningenrechter ziet al met al voorshands niet voldoende aanleiding voor de door de Raad geadviseerde beperking van de omgang en zal de (tot voor kort) bestaande zorgregeling in deze beslissing vastleggen (op de wijze als nader uitgewerkt door vader). De regeling voor de schoolweken gaat in aanstaande zaterdag 4 maart en de aansluitende week geldt als “week 1” in de regeling. Dat betekent concreet:
a. moeder brengt [minderjarige] op zaterdag 4 maart 2023 om 17.00 uur naar vader en [minderjarige] blijft dan bij vader die haar op maandag 6 maart 2023 naar school brengt, waarna moeder haar op maandagmiddag uit school haalt;
b. [minderjarige] blijft dan bij moeder totdat vader haar op woensdag 8 maart 2023 uit school ophaalt;
c. [minderjarige] blijft dan bij vader totdat moeder [minderjarige] op vrijdag 10 maart 2023 ophaalt uit school;
d. [minderjarige] blijft dan bij moeder totdat moeder haar op zaterdag 11 maart 2023, 17.00 uur, naar vader brengt, enzovoorts.
5.13.
Over de vakanties en bijzondere dagen heeft de Raad geen advies uitgebracht. Moeder had in de dagvaarding aanvankelijk een (ongeveer) 50/50-vakantieregeling gevorderd voor 2023 tot aan de zomervakantie die naar eigen zeggen ook rekening hield met wanneer [naam 1] bij haar was, maar moeder wil als gezegd inmiddels in het geheel geen omgang tussen [minderjarige] en vader meer. Vader heeft in reconventie een enigszins andere maar ook 50/50 vakantieregeling gevorderd en deze op de tweede zitting gehandhaafd. Moeder heeft daartegen toen anderszins geen verweer gevoerd. De door vader voorgestelde regeling ziet er werkbaar uit en niet gebleken is dat zwaarwegende belangen van [minderjarige] zich tegen deze vakantieregeling verzetten. Deze regeling zal dan ook worden toegewezen. De regeling is zo geformuleerd dat deze elk jaar kan worden toegepast, hetgeen (anders dan het voorstel van moeder) de ouders en [minderjarige] duidelijkheid biedt en de kans op conflicten in de toekomst beperkt.
5.14.
Voor het starten van een onderzoek door de Raad is nu geen aanleiding. De voorlopige zorgregeling geldt totdat partijen anders afspreken of een rechter anders beslist. Als prikkel tot nakoming voor moeder zal aan deze omgangsregeling een - gemaximeerde - dwangsom worden gekoppeld. De voorzieningenrechter vertrouwt er echter op dat beide ouders in het belang van hun kind, van wie zij beiden veel houden, de regeling vrijwillig stipt zullen nakomen, zodat er geen dwangsommen verbeurd zullen worden.
communicatie
5.15.
Uit het voorgaande blijkt verder dat het nodig is dat de ouders in het belang van [minderjarige] weer met elkaar leren communiceren. Gelet op de ernstig verstoorde verhoudingen zullen zij daar hulp bij nodig hebben. Beide partijen stemmen daar gelukkig ook mee in.
5.16.
Dit betekent dat het advies van de Raad wel zal worden gevolgd waar deze adviseert de ouders op te dragen zich te laten begeleiden door het Jeugdteam [woonplaats] dat dan regie moet voeren om aan de volgende opdrachten/doelen te werken:
 Ouders aanmelden voor een traject om tot een constructievere onderlinge communicatie te komen, waarbij ook besproken kan worden welke verschillen in stijlen van opvoeding (die er uiteraard altijd in enige mate zijn) acceptabel zijn.
5.17.
Aangezien beide ouders instemmen met het volgen van een dergelijk traject, gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat zij daaraan loyaal meewerken. De verwijzing naar het Jeugdteam zal worden vastgelegd in een proces-verbaal, dat naar het Jeugdteam wordt gestuurd. Het Jeugdteam zal op korte termijn (in beginsel binnen acht werkdagen) contact opnemen met de ouders voor een intake. Dit kort geding zal op dit onderdeel acht weken pro forma worden aangehouden. Uiterlijk op 27 april 2023 verneemt de voorzieningenrechter van het Jeugdteam de stand van zaken. Daarna zal de voorzieningenrechter bepalen hoe de zaak verder gaat. Zo nodig zal een nieuwe zitting worden bepaald.
5.18.
Uit het voorgaande volgt dat vorderingen 1 en 2 van moeder worden afgewezen en dat de tegenvordering van vader wordt toegewezen. Voor de door moeder gevorderde speltherapie voor [minderjarige] (vordering 4) ziet de voorzieningenrechter, gelet op hetgeen onder 5.9 is overwogen, geen aanleiding. Voorkómen moet worden dat een kind (al op jonge leeftijd – [minderjarige] is nog een kleuter), dat zelf geen probleem heeft, wordt belast met therapie vanwege de problemen van de ouders.
verbod op belediging
5.19.
Moeder heeft daarnaast een verbod op belediging gevorderd. Voor het opleggen van een dergelijk verbod moeten, gelet op het grondrecht van vrijheid van meningsuiting, goede gronden zijn. De onaardige dingen die vader blijkens de door moeder overgelegde stukken tegen haar heeft gezegd, zijn in het geheel niet van voldoende gewicht om een dergelijk verbod te rechtvaardigen. Uit de stukken blijkt overigens ook dat moeder zich niet altijd even diplomatiek uitlaat tegen vader. Vordering 3 van moeder is al met al dan ook niet toewijsbaar.
5.20.
Terzijde merkt de voorzieningenrechter nog het volgende op. Zoals ook ter zitting besproken en door partijen erkend, is het zeer schadelijk voor [minderjarige] als haar ouders zich in haar bijzijn negatief over elkaar uitlaten en ruzie maken (zoals beide partijen bijvoorbeeld op 24 december 2022 deden) en dient dit achterwege te blijven. De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat partijen zich hieraan, hoe moeilijk dat soms misschien ook is gelet op alle emoties, zullen houden.
proceskosten
5.21.
De hierna onder “in conventie” en “in reconventie” vermelde beslissingen gelden als eindbeslissingen. In verband met de relatie tussen partijen zullen de proceskosten zowel in conventie als in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.3.
stelt de volgende voorlopige zorgregeling vast, ingaande zaterdag 4 maart 2023 waarbij de aansluitende week geldt als “week 1” (zie hiervoor onder 5.12):
6.3.1.
voor de weken dat [minderjarige] naar school gaat:
a. moeder brengt [minderjarige] op zaterdag om 17.00 uur naar vader en [minderjarige] blijft dan bij vader die haar op maandag naar school brengt, waarna moeder haar op maandagmiddag uit school haalt;
b. [minderjarige] blijft dan bij moeder totdat vader haar op woensdag uit school ophaalt;
c. [minderjarige] blijft dan bij vader:
i. week 1: moeder haalt [minderjarige] op vrijdag op uit school;
ii. week 2: vader brengt [minderjarige] op donderdag 17.00 uur naar moeder;
d. [minderjarige] blijft dan bij moeder totdat moeder haar op zaterdag 17.00 uur naar vader brengt, enzovoorts.
6.3.2.
voor de vakanties en bijzondere dagen:
• kerstvakantie (2022 was eerste week moeder, tweede week vader): volgende jaar andersom en zo verder;
• voorjaarsvakantie wisselt per schooljaar met herfstvakantie (ook volledig bij één van de ouders);
• meivakantie: huidige zorgregeling aanhouden zoals ook de afgelopen herfstvakantie verliep:
maandag 09.00u moeder, dinsdag moeder, woensdag 09.00u vader, donderdag vader, vrijdag 09.00u moeder, zaterdag 17.00u vader, zondag vader;
• de vakanties tellen dan niet mee voor de huidige regeling op de donderdag; dus na de vakantie is de donderdagavond voor de tegenovergestelde ouder die haar voor die vakantie had;
• studiedagen gedeelde dagen en niet gedeelde dagen: maandag is altijd een gedeelde studiedag: (13.00u wisseltijd), dinsdag altijd moeder,
woensdag altijd gedeelde studiedag (13.00u), donderdag (soms wel en soms niet gedeeld), (niet gedeeld alleen van vader, wel gedeeld bij moeder vanaf 13.00u), vrijdag (soms wel en soms niet gedeeld), (niet gedeeld van moeder, wel gedeeld, vader tot 13.00u);
• zomervakantie (eerste drie weken bij de ene ouder (dit jaar bij de man i.v.m. bruiloft tante [minderjarige] ), laatste 3 weken bij de andere ouder, jaar erop andersom);
• feestdagen en verjaardagen bij de ouder waar [minderjarige] alsdan is conform de lopende regeling (derhalve nu geen discussies),
6.4.
veroordeelt moeder om aan vader een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij zich niet houdt/niet meewerkt aan de in 6.3 vastgestelde voorlopige zorgregeling, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
6.8.
draagt partijen op zich te laten begeleiden door het Jeugdteam [woonplaats] dat dan regie moet voeren om aan de volgende opdrachten/doelen te werken: Ouders aanmelden voor een traject om tot een constructievere onderlinge communicatie te komen, waarbij ook besproken kan worden welke verschillen in stijlen van opvoeding (die er uiteraard altijd in enige mate zijn) acceptabel zijn,
6.9.
houdt in verband hiermee deze zaak pro forma aan tot 27 april 2023.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2023. [1]
Bij afwezigheid van mr. Dudok van Heel is dit vonnis ondertekend door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, die het vonnis uitsprak.

Voetnoten

1.type: MAH