4.3.Op 9 augustus 2021, omstreeks 16.06 uur, krijgen verbalisanten een melding om te gaan naar een schietpartij ter hoogte van [adres 2] te Amsterdam. De verbalisanten die ter plaatse komen, treffen slachtoffer [slachtoffer 1] met verwondingen op zijn rug en knie aan. Blijkens de latere letselverklaring is er bij hem sprake van een steekwond van 8 centimeter breed aan de rechterkant van zijn onderrug en van een schotwond in zijn rechterknie (in- en uitschot).
Er zijn camerabeelden van de omgeving uitgekeken. Op die van de flat [naam flat 1] is te zien dat NN5 richting een groep jongens beweegt, waaronder NN3, NN4 en NN6, en dat er iemand achter hem aanrent (16:00:00 uur). Vervolgens rent NN3 achter het latere slachtoffer aan en rent het latere slachtoffer samen met twee anderen (NN1 en NN2) weg. Ondertussen komt NN5 rennend bij NN4 en NN6 aan en lijkt het alsof er iets aan NN5 wordt gegeven door NN4 en NN6. Daarna rent NN5 weer weg en volgt NN4 vlak daarna te fiets (16:00:03 uur). Op de camerabeelden van flat [naam flat 2] is te zien dat NN3 na een achtervolging een vuurwapen op het slachtoffer richt wanneer hij op 1,5 à 2 meter van hem is verwijderd. Op dat moment komt er rook uit dit vuurwapen. Op een paar meter afstand staat dan een vrouw, die later getuige [getuige 1] blijkt te zijn, in de vuurlijn (16:04:27 uur). Terwijl het slachtoffer wegrent, richt NN3 nogmaals het vuurwapen op het slachtoffer (16:04:28 uur). Vervolgens komt NN5 weer in beeld en is te zien dat hij zijn beide armen gestrekt heeft met een voorwerp in zijn handen dat lijkt op een vuurwapen. Dit voorwerp wordt hierbij naar voren en in de richting van het slachtoffer gericht (16:04:30 uur). Het slachtoffer rent voor NN5 langs, waarna NN5 achter hem aanrent terwijl hij voornoemd voorwerp op het slachtoffer richt. Vervolgens beweegt de rechterarm van NN5 naar boven alsof het door een terugslag van een vuurwapen naar boven wordt gedrukt (16:04:33 uur). Daarna is te zien dat het slachtoffer langs NN4 rent, die van zijn fiets afstapt, achter het slachtoffer aanrent en hierbij stekende bewegingen maakt in de richting van diens rug.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij twee jongens, waarvan één lopend en één fietsend, achter drie andere jongens zag aangaan. Ze hoorde op een gegeven moment drie of vier schoten. Eén persoon kwam haar kant op rennen terwijl er op hem werd geschoten met een vuurwapen. De schutter heeft meerdere malen van een afstand van enkele meters op het slachtoffer geschoten. [getuige 1] heeft vervolgens twee schoten gehoord. De persoon waarop werd geschoten is de [adres 2] over gerend. Er kwamen toen twee andere mannen aan en één van hen begon op het grasveld ook op het slachtoffer te schieten. De andere onbekende man maakte met een mes stekende bewegingen richting het slachtoffer.
Ook getuigen [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 7] , [getuige 8] , [getuige 9] en twee anonieme getuigen hebben verklaard dat zij jongens hebben zien rennen en één of meerdere schoten hebben gehoord. Getuigen [getuige 4] en [getuige 2] hebben daarnaast ook verklaard een mes te hebben gezien.
Uit het dossier komt als mogelijke aanleiding naar voren dat het slachtoffer en NN1 als eerste met vuurwapens op NN5 hebben geprobeerd te schieten, waarna NN5 naar voornoemde groep jongens is gerend en de achtervolging op het slachtoffer en NN1 en NN2 is ingezet. [persoon 4] heeft zelf bij de politie verklaard dat hij samen met het slachtoffer was, zichzelf op de beelden herkent, zijn vuurwapen op een jongen heeft gericht en met het wapen op hem afgerend is. Ook het slachtoffer heeft verklaard dat dit gebeurd is en heeft verklaard dat zij vervolgens zijn achternagezeten en twee verschillende jongens een wapen hadden en er geschoten werd. In het politieonderzoek is rekening gehouden met het scenario dat sprake is geweest van een treffen tussen de rivaliserende drillrap groepen ‘ [naam groep 1] ’ ( [naam groep 1] ) en ‘ [naam groep 2] ’ ( [naam groep 2] ).
Twee medeverdachten van verdachte zijn eerder veroordeeld voor betrokkenheid bij het incident. Het gaat hierbij om [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak heeft [medeverdachte 1] verklaard NN3 te zijn en [medeverdachte 2] heeft tijdens zijn strafzaak verklaard NN4 te zijn.
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat het slachtoffer door twee verschillende schutters, NN3 ( [medeverdachte 1] ) en NN5, is beschoten en vervolgens door NN4 ( [medeverdachte 2] ) is gestoken.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte hierbij betrokken is geweest. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting ontkend op de beelden te zien te zijn en zich verder veelal op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte NN5 is en dus de tweede schutter. Hiertoe wordt als volgt overwogen. Verdachte is door vier verbalisanten herkend als NN5aan de hand van een still van de camerabeelden die naar het oordeel van de rechtbank van voldoende kwaliteit is om een herkenning op te baseren. Verder hebben de verbalisanten beschreven aan de hand van welke kenmerken zij verdachte op deze still herkennen. Daarnaast heeft het slachtoffer verklaard dat hij ruzie heeft gehad met een jongen die [naam 1] heet (de achternaam van verdachte) en dat het [naam 1] was op wie [persoon 4] met een wapen afrende. Ook heeft hij verklaard dat hij hem kende als ‘ [naam 2] ’. Uit het dossier volgt dat verdachte zichzelf wel ‘ [naam 3] ’ noemt en tijdens de zitting heeft verdachte ook erkend weleens zo door anderen te worden genoemd. Het verweer van de raadsman van verdachte dat de verklaring van het slachtoffer niet betrouwbaar is, wordt door de rechtbank verworpen. Hoewel de eerste verklaringen van het slachtoffer niet in lijn zijn met diens latere verklaringen en hij ook andere belangen kan hebben nu hij zelf eveneens als verdachte van een ernstig strafbaar feit is aangemerkt naar aanleiding van het onderhavige incident, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de verklaring van het slachtoffer op dit punt. Deze verklaring vindt immers ook steun in tapgesprekken van het slachtoffer. Zo volgt uit een taptussen [persoon 4] en een onbekend gebleven man dat [persoon 4] zegt dat ‘die man’ veel geluk had omdat [persoon 4] hem een ‘leipe headshot’ wilde geven. In dit gesprek wordt de man ‘ [naam 4] ’ of ‘ [naam 5] ’ genoemd en wordt er gezegd dat hij op de dag van het tapgesprek jarig was. Die dag vond plaats op [geboortedag 1] 2021, de verjaardag van verdachte. Op dat moment was het slachtoffer nog niet als verdachte aangemerkt en had hij nog geen kennis kunnen nemen van het dossier. De herkenningen van verdachte door verschillende verbalisanten hebben bovendien na deze datum plaatsgevonden.
Het verweer van de raadsman dat niet kan worden uitgesloten dat slechts gericht op de benen van het slachtoffer is geschoten en dit handelen geen opzet op de dood met zich meebrengt, wordt eveneens verworpen. De rechtbank is van oordeel dat uit de aard van de gedragingen van verdachte volgt dat hij op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden als gevolg van zijn handelen. Verdachte heeft immers op korte afstand op het slachtoffer geschoten terwijl zij beiden aan het rennen waren. Ook wanneer verdachte slechts op de benen zou hebben gericht, bestond de kans dat hij het slachtoffer op een vitale plek in het lichaam zou raken.
Met de officier van justitie is de rechtbank verder van oordeel dat tussen verdachte, NN3 ( [medeverdachte 1] ) en NN4 ( [medeverdachte 2] ) sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen. Het verweer van de raadsman wordt op dit punt verworpen. Uit de beelden van de flat [naam flat 1] blijkt dat verdachte, NN3 ( [medeverdachte 1] ) en NN4 ( [medeverdachte 2] ) om 16:00 uur bijna gelijktijdig de achtervolging op het slachtoffer, NN1 en NN2 hebben ingezet nadat verdachte was achtervolgd. Bovendien vinden de geweldshandelingen plaats nadat verdachte contact heeft met NN4 en een andere jongen terwijl hij iets van hen overgedragen lijkt te krijgen (mogelijk het vuurwapen). De rechtbank weegt verder mee dat uit de verklaring van getuige [getuige 1] en de camerabeelden blijkt dat verdachte, NN3 ( [medeverdachte 1] ) en NN4 ( [medeverdachte 2] ) in wisselende samenstelling het slachtoffer hebben achtervolgd en in een tijdsbestek van enkele seconden achtereenvolgend op hem hebben geschoten en op hem in hebben gestoken. Dit betekent dat sprake is geweest van een gezamenlijke aanval op het slachtoffer en dat verdachte daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.