Bij genoemd tussenvonnis is ENGIE in de gelegenheid gesteld een nadere toelichting te geven over haar werkwijze voor en na beëindiging van de overeenkomst tot levering van de energie en met name over de vraag wat haar werkwijze is voor en na beëindiging en hoe zij die beëindiging ziet in het licht van het tijdelijk afsluitverbod.
Ter terechtzitting heeft ENGIE toegelicht dat zij niet om afsluiting heeft gevraagd, maar dat in het verleden ook nooit heeft gedaan, zodat de tijdelijke gewijzigde Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas geen wijziging in haar beleid heeft opgeleverd. Namens ENGIE is ter terechtzitting nog wel opgemerkt dat zij merkt dat andere leveranciers naar aanleiding van de tijdelijke regeling hun beleid hebben veranderd en uitsluitend de overeenkomst opzeggen, nu daarover in de regeling niets is bepaald, maar geen afsluiting wensen. Naar het oordeel van de kantonrechter zou een dergelijke praktijk niet in overeenstemming zijn met het doel van het tijdelijk afsluitverbod, omdat daarmee de leverancier de netbeheerder gebruikt om de in de gewijzigde Regeling niet gewenste afsluiting alsnog langs die weg te realiseren.
Met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst met [gedaagde] heeft ENGIE het volgende toegelicht. [gedaagde] heeft zich aangemeld bij Nutsselect en naar aanleiding van de informatie die ze daar heeft gekregen telefonisch met ENGIE contact gezocht omdat ze een spoedaanmelding nodig had. Zij is per 2 september 2019 aangemeld. De overeenkomst met ENGIE is op 5 september 2019 gesloten en de overeenkomst is per 6 september 2019 actief geworden. Die spoedaanmelding is waarschijnlijk gedaan omdat zij geen leverancier had. Een en ander is gedaan onder de voorwaarde dat [gedaagde] een waarborgsom zou betalen en dat heeft zij gedaan. Er is geen transcript van het gesprek met [gedaagde] voorhanden, want die worden na drie maanden verwijderd. Op 21 januari 2020 is er een vroegsignalering door ENGIE aan de gemeente gedaan en op 31 maart 2020 is er een betalingsregeling met [gedaagde] overeengekomen. [gedaagde] heeft echter niet betaald voor 1 mei 2020, waarop deze regeling door ENGIE is gestopt. [gedaagde] heeft vervolgens voor een andere leverancier gekozen. De overeenkomst met ENGIE is per 1 mei 2020 geëindigd.
Bij gebreke van enige reactie van [gedaagde] in dit geding, zal van de juistheid van deze feiten worden uitgegaan.
In artikel 6:230v lid 6 BW is bepaald dat de handelaar, bij het gebruik van de telefoon met als doel het sluiten van een overeenkomst op afstand, bepaalde mededelingen moet doen en voorts dat een overeenkomst tot het geregeld leveren van elektriciteit, water of stadsverwarming, die het gevolg is van dit telefoongesprek, schriftelijk wordt aangegaan. Als de overeenkomst niet schriftelijk is aangegaan is deze op grond van artikel 3:39 BW nietig. De overeenkomst waarin een tussen partijen bestaande overeenkomst wordt verlengd of vernieuwd is uitgezonderd van het schriftelijkheidsvereiste. Ook wanneer de consument op eigen initiatief de handelaar telefonisch benadert, hoeft de overeenkomst niet schriftelijk te worden gesloten en kan deze telefonisch worden gesloten (MvT,
Kamerstukken II2012/13, 33520, 3, p. 52 e.v.).
Het is aan de kantonrechter om (ambtshalve) te controleren of aan het constitutieve vereiste van artikel 6:230v lid 6 BW is voldaan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is komen vast te staan dat [gedaagde] op eigen initiatief ENGIE telefonisch heeft benaderd. Het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst heeft in dit geval dan ook geen gevolgen.
Uit de overgelegde stukken en de toelichting blijkt niet dat ENGIE volledig aan de overige precontractuele en contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan. Zo blijkt niet dat ENGIE voorafgaand aan de totstandkoming duidelijkheid heeft verschaft over de geografische gegevens, artikel 6:230m lid 1sub c BW. Ook is uit de toelichting niet duidelijk geworden dat ENGIE telefonisch heeft voldaan aan de artikelen 6:230m lid 1 e en f, BW de prijs en de aanvullende kosten. Ten slotte is niet gebleken dat [gedaagde] telefonisch is geïnformeerd over de wijze van opzegging, artikel 6:230m lid 1 sub p BW. Dat leidt ertoe dat vier essentiële informatieverplichtingen zijn geschonden. De kantonrechter zal aan de hand van de landelijke richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten (www.rechtspraak.nl/voor-advocaten-en-juristen/reglementen-procedures-en-formulieren/kanton) de betalingsverplichting van [gedaagde] vanwege voornoemde schendingen te verminderen met 50%. Dit betekent dat de gevorderde hoofdsom van € 1.128,34 wordt verminderd met genoemd percentage, zodat € 564,17 aan hoofdsom resteert.
Ter terechtzitting heeft ENGIE meegedeeld dat aan [gedaagde] voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst een waarborgsom is gevraagd en dat [gedaagde] deze heeft betaald. Uit de stukken leidt de kantonrechter af dat deze borgsom € 200,00 bedraagt per aansluiting. Nu [gedaagde] zowel gas als elektriciteit van ENGIE heeft afgenomen, wordt ervan uitgegaan dat zij € 400,00 aan ENGIE betaald. Niet gebleken is dat ENGIE dit bedrag al heeft terugbetaald, terwijl in artikel 15 van de algemene voorwaarden is bepaald dat bij het einde van de overeenkomst de borg wordt terugbetaald en verrekening is toegestaan. Dat ENGIE bij de afrekening deze waarborgsom in mindering heeft laten strekken, blijkt niet. Dit leidt ertoe dat wanneer uitgegaan wordt van de in de hiervoor verlaagde hoofdsom van
€ 564,17 nog € 164,17 door [gedaagde] aan hoofdsom moet worden betaald.
De kantonrechter heeft de algemene voorwaarden van ENGIE bekeken op oneerlijke bedingen. Ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten is in de algemene voorwaarden verwezen naar de wettelijke regeling, zodat dit beding niet ter beoordeling is. Ten aanzien van de rente is geen beding opgenomen, zodat de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn. Nu de gevorderde rente over een te hoog bedrag is berekend is dat bedrag niet toewijsbaar en wordt deze toegewezen vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag van voldoening. De buitengerechtelijke incassokosten worden over het toegewezen bedrag aan hoofdsom toegewezen en bedragen € 40,00.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat ENGIE [gedaagde] naar de schuldhulpverlening heeft doorverwezen en dat de schuldhulpverlening ook heeft bemiddeld voor haar en dat een regeling met een aflossing van € 30,00 per maand is getroffen, maar dat [gedaagde] deze niet is nagekomen.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de navolgende beslissing.
Bij deze uitslag is er aanleiding de proceskosten tussen partijen als na te melden te compenseren.