ECLI:NL:RBAMS:2023:1426

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
13/301169-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot zware mishandeling met een mes in Amsterdam

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man, die op 18 november 2022 in Amsterdam een beveiliger van een coffeeshop met een mes heeft bedreigd. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. Tijdens de zitting op 28 februari 2023 heeft de officier van justitie, mr. B.S. Selier, gepleit voor bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. P.D. Popescu, heeft vrijspraak bepleit, stellende dat er geen opzet was en dat het mes bot was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een mes stekende en slaande bewegingen heeft gemaakt richting de beveiliger, maar heeft hem vrijgesproken van poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële en immateriële schade heeft geleden door het geweldsincident. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 903,11, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.301169.22
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/301169-22 (Promis)
Datum uitspraak: 14 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd te: [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. B.S. Selier en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P.D. Popescu naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van dat wat door de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij op 18 november 2022 in Amsterdam:
Feit 1: heeft gepoogd [benadeelde partij] van het leven te beroven. Subsidiair is dit tenlastegelegd als een poging tot zware mishandeling.
Feit 2: gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument en/of identiteitsbewijs.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd. De officier van justitie stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat de aanval van verdachte met het mes blijkens de camerabeelden evident gericht was op de keel van aangever. De opzet van verdachte was er dan ook op gericht aangever van het leven te beroven. De verklaring van verdachte dat hij uit verdediging zou hebben gehandeld is volgens de officier van justitie niet geloofwaardig en onaannemelijk.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor feit 1 primair en subsidiair moet worden vrijgesproken. Het opzet van verdachte ontbreekt en het mes was bovendien bot en derhalve niet geschikt om dodelijk of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich primair en subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Er was sprake van een vergissing en de wederrechtelijkheid ontbreekt. Meer subsidiair meent de raadsman dat met toepassing van artikel 9a Sr geen straf moet worden opgelegd omdat geen sprake is van een geschonden belang.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van poging tot doodslag, veroordeling poging tot zware mishandeling (feit 1)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van aangever. Van poging tot doodslag wordt verdachte vrijgesproken.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op vrijdag 18 november 2022 is verdachte rond 22:30 uur op aanwijzen van beveiligingsmedewerkers van coffeeshop Prix d’Ami aangehouden [2] . Beveiliger [benadeelde partij] heeft aangifte [3] gedaan en heeft verklaard dat verdachte diverse malen met een mes stekende en slaande bewegingen in zijn richting heeft gemaakt nadat verdachte de toegang tot de coffeeshop was geweigerd en hij naar buiten was begeleid. Aangever heeft geen lichamelijk letsel opgelopen, wel heeft hij een snee in zijn broekspijp. De aangifte wordt bevestigd door de verklaring van getuige [getuige] [4] die heeft verklaard dat verdachte een mes [5] uit zijn broekzak pakte en daarmee stekende bewegingen richting aangever maakte. Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij met een mes naar aangever heeft uitgehaald. Hij voelde zich naar zijn zeggen aangevallen en wilde de beveiligers op afstand houden, maar niemand verwonden [6] . Tevens heeft hij verklaard onder invloed te zijn geweest van alcohol en magic mushrooms [7] . Dit blijkt ook uit de bij verdachte afgenomen ademanalyse. [8]
Van het incident zijn camerabeelden. Deze zijn bekeken en beschreven door de politie [9] en de beelden zijn ter zitting getoond. Op de beelden [10] is te zien dat verdachte de toegang tot de coffeeshop wordt ontzegd en dat hij door aangever de straat op wordt geduwd. Nadat aangever is teruggelopen naar de coffeeshop is te zien dat verdachte een mes uit zijn broekzak haalt [11] , snel aan komt rennen en met zijn rechterhand met kracht eerst een duwende beweging maakt tegen aangever, met de hand waarmee hij het mes vasthoudt. Ook is te zien dat verdachte daarna met kracht een slaande dan wel stekende beweging maakt in de richting van aangever. Vervolgens is te zien dat verdachte nog tweemaal een stekende, zwaaiende beweging maakt richting aangever. Ook is te zien dat verdachte daarbij het mes in zijn hand heeft. Buiten de coffeeshop haalt verdachte nog driemaal uit richting aangever met het mes in zijn hand. Aangever weet verdachte telkens door zijn eigen bewegingen te ontwijken.
Poging tot doodslag
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of dit een poging tot doodslag oplevert. De rechtbank is – met de raadsman – van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier en op basis van de camerabeelden kan niet worden vastgesteld dat aangever in zijn hals (waar zich vitale structuren bevinden) geraakt had kunnen worden door het mes. De eerste beweging was duwend. Van de daarop volgende bewegingen is onduidelijk waar die terecht hadden kunnen komen. De afstand van verdachte tot aangever is op basis van de beelden niet goed vast te stellen. Door de rechtbank kan daarom niet worden vastgesteld dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat aangever door dit steken dodelijk (in zijn hals) zou worden getroffen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Poging tot zware mishandeling
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. Daarbij betrekt de rechtbank dat de verdachte boos met een mes met een lemmet van 7 centimeter op aangever is afgerend en daarmee snelle stekende en slaande bewegingen richting diens hoofd heeft gemaakt. Het standpunt van de raadsman dat het mes bot was volgt de rechtbank gelet op de foto’s [12] van het wapen in het dossier niet. De kracht, gerichtheid en intensiteit van het handelen van verdachte blijkt uit de beelden. Verdachte was zeer agressief en ongecontroleerd. Aangever had binnen weinig bewegingsruimte doordat hij tegen het detectiepoortje aan werd geduwd. Het was naar de uiterlijke verschijningsvorm een aanval van verdachte op aangever. Het is aan het kordate optreden en de ontwijkende bewegingen van aangever zelf te danken dat hij niet is geraakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd kwetsbaar is en dat letsel daaraan al snel ernstig is en vergaande gevolgen kan hebben. Gelet hierop heeft verdachte een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever in het leven geroepen. De gedragingen van de verdachte waren zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard.
Daarmee is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever en daarmee is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling.
3.3.2
Vrijspraak feit 2
Met de raadsman en anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld identiteitsbewijs.
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier geen eenduidige bewijsmiddelen voorhanden zijn voor het oordeel dat verdachte het niet op zijn naam gestelde identiteitsbewijs ter legitimatie heeft aangeboden. De betreffende kaart is bij de fouillering na aanhouding inzake feit 1 in de portemonnee van verdachte aangetroffen. Verdachte verklaarde ten aanzien van zijn eigen identiteitskaart bij de politie dat deze dan nog in zijn hotel moest liggen. Zijn identiteitskaart is echter niet in het hotel aangetroffen, maar in de coffeeshop, kort na het steekincident. Deze kaart is na de vondst door aangever bij het politiebureau afgegeven.
Uit de camerabeelden en de verklaringen van verdachte blijkt dat hij zich bij de coffeeshop probeerde te legitimeren met een pasje in zijn hand. Tijdens het incident met aangever is te zien dat verdachte ook een pasje in zijn hand heeft.
De rechtbank acht het gelet op voorgaande aannemelijk dat verdachte zich juist met zijn eigen identiteitsbewijs heeft gelegitimeerd en dit bij het steekincident in de coffeeshop is verloren. In ieder geval kan de rechtbank niet vast stellen dat verdachte daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van het in zijn portemonnee aangetroffen, niet op zijn naam gestelde, identiteitsbewijs. Op grond hiervan acht de rechtbank het ten laste gelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
op 18 november 2022 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, slaande en stekende bewegingen heeft gemaakt richting het hoofd van die [benadeelde partij] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Voor zover verdachte gelet op zijn verhoren en zijn verklaring ter zitting een beroep op noodweer heeft willen doen, overweegt de rechtbank dat verdachte door zijn bedreigende en opvliegende houding een situatie in het leven heeft geroepen waarop de beveiliger wel moest reageren door hem uit de coffeeshop te verwijderen. Aangever liep vervolgens weg en was al weer in de coffeeshop waarna verdachte hem even later aanviel. Verdachte was dan ook zelf de agressor en onder die omstandigheden komt verdachte geen beroep op noodweer toe.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest. Als strafverzwarende elementen heeft de officier van justitie mee laten wegen dat sprake is geweest van uitgaansgeweld en dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit behoorlijk onder invloed was. Er is sprake van een grote impact op het slachtoffer en de maatschappij. In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie rekening gehouden met de excuusbrief van verdachte gericht aan aangever en zijn berouwvolle houding.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte heeft een mes getrokken en daarmee stekende en slaande bewegingen gemaakt in een druk uitgaansgebied. Hierdoor zijn veel mensen tegen hun wil getuige geweest van het geweld. Daardoor heeft verdachte met zijn handelen niet alleen het slachtoffer leed toegebracht, maar heeft hij ook het gevoel van veiligheid van het uitgaanspubliek aangetast. In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte onder invloed verkeerde van zowel alcohol als magic mushrooms. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de spijtbetuiging van verdachte en zijn excuusbrief.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 januari 2023 blijkt dat verdachte in de periode van vijf jaren voorafgaande aan het bewezenverklaarde feit eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 23 januari 2023. De reclassering heeft geadviseerd geen (bijzondere) voorwaarden op te leggen omdat verdachte terug wil keren naar Zwitserland of Duitsland.
Op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting geldt als uitgangspunt dat voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden wordt opgelegd. Ook indien rekening wordt gehouden met de omstandigheden dat het in dit geval bij een poging is gebleven en verdachte spijt heeft betuigd is naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 (zes) maanden passend is.
Deze straf is lager dan de door de officier van justitie geëiste straf omdat de rechtbank – anders dan de officier van justitie – niet bewezen acht dat sprake is van een poging doodslag en het gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld identiteitsbewijs. Mede gelet op het advies van de reclassering, zal de rechtbank geen voorwaardelijk deel en geen bijzondere voorwaarden opleggen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn, blijkens bijgevoegde lijst van in beslaggenomen voorwerpen een mes en blijkens een kennisgeving van in beslagneming een identiteitskaart in beslag genomen (zie
bijlage II).
Verbeurdverklaring
Het mes behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit mes het onder 1 bewezen geachte is begaan, wordt dit mes verbeurdverklaard.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal voor de identiteitskaart de bewaring ten behoeve van de
rechthebbende gelasten.

9.Vordering benadeelde partij [benadeelde partij] (feit 1)

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 403,11 aan vergoeding van materiële schade, waarvan € 78,11 euro ziet op schade aan zijn werkbroek en € 325,00 op schade aan zijn iPhone. Verder vordert de benadeelde partij € 1.600,00 aan vergoeding van immateriële schade. In de vordering tot schadevergoeding is toegelicht dat de benadeelde partij door het feit psychische klachten heeft ondervonden. Desgevraagd heeft de benadeelde partij op de zitting toegelicht dat hij nog steeds psychische gevolgen van het feit ondervindt en dat hij door zijn huisarts is doorverwezen naar een psycholoog. De benadeelde partij vordert de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen en vordert verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft de vordering niet betwist en aangegeven dat verdachte de schade aan de benadeelde partij wil vergoeden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij heeft schade geleden door het bewezenverklaarde feit.
Materiele schade
De gevorderde € 403,11 aan vergoeding van materiële schade, waarvan € 78,11 euro ziet op schade aan zijn werkbroek en € 325,00 ziet op schade aan zijn iPhone, komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen. De toegewezen schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2022, tot aan de dag waarop deze volledig is betaald.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn lichamelijke integriteit. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij als gevolg van het feit nog steeds klachten ervaart. Gelet op de gedragingen van de verdachte brengen de aard en de ernst van de normschending mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank zal de vordering tot immateriële schadevergoeding matigen nu verdachte van feit 1 primair is vrijgesproken (poging tot doodslag) en de rechtbank gelet daarop de vordering van de benadeelde partij te hoog vindt. De rechtbank vindt een bedrag van € 500,00 voor een vergoeding van de immateriële schade passend gelet op beslissingen in soortgelijke zaken. De toegewezen schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot aan de dag waarop deze volledig is betaald.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [benadeelde partij] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die [benadeelde partij] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1 1 STK Mes (Omschrijving: PL1300-2022248170-G6265259).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- Idkaart (PL1300-2022248170-6265272).
Wijstde vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij] gedeeltelijk toetot een bedrag van
€ 403,11 (vierhonderddrie euro en elf eurocent)aan vergoeding van materiële schade en
€ 500,00 (vijfhonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 18 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat
€ 903,11 (negenhonderddrie euro en elf eurocent)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 18 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
18 (achttien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 maart 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen aanhouding verdachte, p. 15 e.v.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 11
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 15
5.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 28-31
6.De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 28 februari 2023.
7.De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 28 februari 2023.
8.Proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsincidenten, p. 35
9.Proces-verbaal van bevindingen beschrijving camerabeelden van de coffeeshop van 18 november 2022
10.Beelden binnen: minuut 13:28 – 13:48 beelden buiten: minuut 3:28 (22:30:20) – 4:10 (22:31:01)
11.Proces-verbaal van bevindingen beschrijving camerabeelden van de coffeeshop van 18 november 2022, p. 26
12.Proces-verbaal van bevindingen aanhouding verdachte, p. 17