ECLI:NL:RBAMS:2023:1386

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
22/4189
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AIO-aanvulling en aanvraag Anw-uitkering door eiseres na overlijden echtgenoot

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiseres, die op 1 juli 2012 de AOW-leeftijd bereikte, had een aanvraag ingediend voor een Anw-uitkering die eerder was afgewezen. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het herzieningsverzoek van eiseres en de herziening van haar AIO-aanvulling. Eiseres had geen bezwaar gemaakt tegen het eerdere besluit en voerde aan dat zij niet op de hoogte was van haar rechten en dat zij niet kon lezen en schrijven. De rechtbank oordeelt dat de terugvordering van € 1.973,33 onevenredig is, gezien de omstandigheden van eiseres, waaronder haar leeftijd en financiële situatie. De rechtbank vernietigt het besluit van de Sociale verzekeringsbank voor zover het de terugvordering betreft en verlaagt dit bedrag naar € 0,-. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond, maar het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 50,-.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4189

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] uit [plaats] , eiseres,

( [gem. eiseres] ),
en

de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder,

(gemachtigde: mr. P.C. van der Voorn).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de afwijzing van het herzieningsverzoek van eiseres om haar een Anw [1] -uitkering toe te kennen en het besluit van verweerder tot herziening van haar AIO [2] -aanvulling.
22/4189
Met een besluit van 22 september 2009 (het primaire besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een ANW-uitkering afgewezen.
Op 18 maart 2022 heeft eiseres een verzoek ingediend om het primaire besluit I te herzien. Met een besluit van 20 juli 2022 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het herzieningsverzoek afgewezen.
22/5188
Met een besluit van 4 februari 2022 (het primaire besluit II) herziet verweerder de AIO-aanvulling van eiseres van 1 juli 2021 tot en met 31 januari 2022 en vordert hij € 10.289,39 van haar terug.
Met een besluit van 19 augustus 2022 (het bestreden besluit II) verklaart verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit II ongegrond. Verder herziet verweerder ook de AIO-aanvulling van eiseres over 1 september 2015 tot en met 30 september 2018 en vordert hij € 5.584,24 van haar terug.
In beide zaken
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 26 januari 2023 op een zitting behandeld. Verschenen zijn: de gemachtigden van eiseres en verweerder.
Totstandkoming van de besluiten
1. Eiseres bereikte op 1 juli 2012 de AOW [3] -leeftijd. Haar (voormalig) echtgenoot de heer [naam 1] is op 30 oktober 2007 overleden in Marokko.
22/4189
2. Op 22 september 2009 (het primaire besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een Anw-uitkering afgewezen, omdat zij op de dag van overlijden van [naam 1] niet met hem was gehuwd, niet met hem samenwoonde en hij niet verplicht was om aan haar alimentatie te betalen. Tegen dit besluit heeft eiseres geen bezwaar gemaakt.
3. Op 18 maart 2022 vraagt eiseres om herziening van het primaire besluit I. Verweerder wijst dit verzoek in het bestreden besluit I af, zowel voor het verleden als voor de toekomst. Eiseres heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd en het primaire besluit I is volgens verweerder niet onmiskenbaar onjuist.
22/5188
4. Op 20 december 2021 ontvangt verweerder van de Belastingdienst een melding dat het inkomen van eiseres is gewijzigd. Zij heeft op 23 november 2021 een nabetaling ontvangen van bedrijfspensioenfonds BPL [4] van € 18.763,41 over de periode 1 oktober 2007 tot en met november 2021.
5. Op 23 december 2021 vraagt verweerder bij eiseres diverse stukken op. Op
24 december 2021 geeft verweerder aan dat de AIO-aanvulling van eiseres verandert vanaf januari 2022 en meldt verweerder dat hij nog onderzoekt wat voor invloed het ontvangen bedrag van het bedrijfspensioenfonds heeft op de AIO-aanvulling van eiseres over de periode juli 2012 tot en met december 2021.
6. Op 4 februari 2022 (het primaire besluit II) herziet verweerder de AIO-aanvulling van eiseres van 1 juli 2012 tot en met 31 januari 2022. Vanwege de inkomsten van het bedrijfspensioenfonds heeft eiseres € 10.289,39 teveel AIO-aanvulling ontvangen en dat vordert verweerder van haar terug.
7. Verder is uit het onderzoek van verweerder tijdens de bezwaarprocedure gebleken dat de zoon van eiseres ( [gem. eiseres] ) van 14 oktober 2011 tot en met
14 oktober 2018 bij eiseres heeft gewoond en dat vanaf 1 januari 2015 de kostendelersnorm op haar AIO-aanvulling van toepassing is. [gem. eiseres] was op 1 januari 2015 ouder dan 21 jaar en volgde tot 31 januari 2015 een studie waarvoor hij studiefinanciering kon krijgen. Hij was daarom van 1 september 2015 tot en met 30 september 2018 kostendeler, waardoor voor eiseres een andere bijstandsnorm gold, zijnde de kostendelersnorm. Dit betekent dat eiseres van 1 september 2015 tot en met 30 september 2018 geen recht had op een AIO-aanvulling en dus vordert verweerder € 5.584,24 van haar terug.
8. Met het bestreden besluit II blijft verweerder bij het primaire besluit II. Verder heeft verweerder in het bestreden besluit II de intrekking over 1 oktober 2016 tot en met
30 september 2018 gematigd tot € 1.973,33,- wegens bijzondere omstandigheden. Verweerder heeft geen melding ontvangen van de DUO [5] dat [gem. eiseres] gestopt was met zijn studie. Verder heeft verweerder wel een melding ontvangen toen [gem. eiseres] zich bij eiseres uitschreef in het BRP [6] per 14 oktober 2018, maar deze melding is automatisch gesloten. Had verweerder wel een melding ontvangen van de DUO en was de uitschrijving niet automatisch gesloten, dan had verweerder eerder onderzoek kunnen doen naar het recht van eiseres op een AIO-aanvulling. Verweerder vindt dat eiseres hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. Wel vindt verweerder dat eiseres verweerder had kunnen informeren dat haar zoon gestopt was met zijn studie en had zij kunnen weten dat dit invloed heeft op de hoogte van haar AIO-aanvulling.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt of verweerder het herzieningsverzoek op goede gronden heeft afgewezen en of verweerder de AIO-aanvulling van eiseres terecht heeft herzien. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
22/4189
10. Eiseres voert aan dat zij de aanvraag uit 2009 niet heeft ingediend. Zij kan niet lezen en schrijven. Ook was eiseres getrouwd met [naam 1] tot aan zijn overlijden.
11. In het verweerschrift geeft verweerder aan dat eiseres geen procesbelang heeft, omdat zij op 1 juli 2012 de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en dan het (eventuele) recht op een Anw-uitkering eindigt. Mocht eiseres in het verleden wel recht hebben gehad op een Anw-uitkering dan is dat hoe dan ook beëindigd per 1 juli 2012, omdat het verzoek ten hoogste met vijf jaar terugwerkende kracht worden toegekend en tussen het indienen van het verzoek en de afwijzing meer dan vijf jaar is gelegen.
12. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder. Alleen al omdat eiseres op
1 juli 2012 de pensioengerechtigde leeftijd bereikte, heeft zij geen procesbelang. Het beroep is daarom ongegrond. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat verweerder ter zitting een document heeft overgelegd waaruit blijkt dat verweerder destijds op basis van gegevens uit Suwinet en het bevolkingsregister terecht aan mocht nemen dat er geen sprake meer was van een huwelijk.
22/5188
13. Eiseres voert verder aan dat zij niet wist dat zij recht had op een klein nabestaandenpensioen. Ook wist zij niet dat de wet in 2015 was veranderd en dat haar zoon toen aangemerkt werd als kostendeler. Pas op 10 juni 2022 heeft verweerder haar daarover geïnformeerd. Eiseres doet verder een beroep op het evenredigheidsbeginsel. Zij is 76 jaar en vanwege de inflatie zijn de kosten van boodschappen en haar energiekosten (omdat haar huis slecht geïsoleerd is) flink gestegen. Verder heeft zij het ontvangen pensioen van BPL gebruikt om schulden bij haar zoon (de gemachtigde) af te lossen.
14. De rechtbank kan het standpunt van eiseres volgen en is van oordeel dat het in het geval van eiseres onevenredig is om € 1.973,33,- van haar terug te vorderen. Alhoewel de rechtbank vindt dat het bestreden besluit op dit punt getuigt van sociaal inzicht bij verweerder, vindt de rechtbank het toch onevenredig dat er € 1.973,33,- van eiseres wordt teruggevorderd, met name omdat zij al € 10.289,- moet terugbetalen. Eiseres is op leeftijd (76 jaar), kan niet lezen en schrijven en moet rondkomen van een minimuminkomen. Daarbij heeft verweerder erkend dat eiseres geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat er iets mis is gegaan bij de meldingen van de DUO en de BRP. Bovendien is tijdens de bezwaarprocedure tegen het primaire besluit I aan het licht gekomen dat zoon [gem. eiseres] op enig moment kostendeler was en er nog een periode bestond waarover eiseres teveel AIO-aanvulling heeft ontvangen. Hoewel dit strikt genomen niet in strijd is met het verbod van reformatio in peius, vindt de rechtbank het in het geval van eiseres wel ongelukkig, mede omdat er al een voor eiseres relatief hoog bedrag van €10.289,39 wordt teruggevorderd. Het bestreden besluit II is daarom naar het oordeel van de rechtbank in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Om die reden is het beroep gegrond. Daarom komt de rechtbank niet toe aan de beroepsgrond van eiseres over het vertrouwensbeginsel.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep tegen het bestreden besluit I is ongegrond en tegen het bestreden besluit II gegrond. Dit betekent dat de rechtbank het bestreden besluit II vernietigt voor zover daarbij € 1.973,33 van eiseres wordt teruggevorderd.
16. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing, verlaagt de terugvordering van
€ 1.973,33 naar € 0,- en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit II.
17. Omdat het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond is, moet verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden. Er zijn verder geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit II voor zover daarin is beslist dat € 1.973,33 van eiseres wordt teruggevorderd;
- verlaagt de terugvordering van € 1.973,33 naar € 0,- en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit II;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.M. Mazurel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene nabestaandenwet.
2.Aanvullende inkomensvoorziening ouderen.
3.Algemene Ouderdomswet.
4.Beroepspensioenfonds Loodsen.
5.Dienst Uitvoering Onderwijs.
6.Basisregistratie Personen.