ECLI:NL:RBAMS:2023:1377

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
1322787622
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak met diverse strafbare feiten waaronder afpersingen, oplichtingen en het voorhanden hebben van vuurwapens en drugs

Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder afpersingen, oplichtingen en het voorhanden hebben van vuurwapens en drugs. De rechtbank heeft de verdachte, geboren in 2003 en thans gedetineerd, veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 365 dagen, waarvan 79 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn aangebracht, gevoegd en heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 mei 2021 tot en met 28 mei 2021 in vereniging zonder toestemming meerdere wapens van categorie III heeft binnengebracht vanuit de Verenigde Staten en dat hij betrokken was bij meerdere oplichtingen en afpersingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar heeft hem wel veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte als 'first offender' aangemerkt, gezien zijn eerdere strafrechtelijke geschiedenis. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychologische toestand en de invloed van zijn sociale omgeving. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door Reclassering Nederland en deelname aan een begeleid wonen traject.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.227876.22 (zaak A), 13.139964.21 (zaak B), 13.150387.21 (zaak C), 16.095480.21 (zaak D) en 13.276809.21 (zaak E)
Datum uitspraak: 8 maart 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 februari 2023.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, B, C, D en E aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.R. Zetsma en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W. van Vliet, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door [medewerker 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [medewerker 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), [medewerker 3] , namens Reclassering Nederland en [begeleider] , de begeleider van verdachte vanuit [zorginstelling] naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door de deskundige de heer R.J.L. Keulers, GZ-psycholoog, ter zitting naar voren is gebracht.
Tot slot heeft mr. J.E. Kötter, de raadsman van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , de vordering tot schadevergoeding nader toegelicht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - zoals gewijzigd ter zitting en kort weergegeven - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Zaak A
poging tot doodslag en/of poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op 8 september 2022 te Amsterdam van meerdere tot op heden onbekend gebleven personen door van dichtbij met een vuurwapen op deze personen te schieten, subsidiair ten laste gelegd als bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
het voorhanden hebben van een wapen en/of onderdelen van een wapen en munitie van categorie II en/of III van de Wet Wapens en munitie op 8 september 2022 te Amsterdam;

Zaak B

1. in de periode van 16 mei 2021 tot en met 28 mei 2021 te Ouderkerk aan de Amstel, in vereniging, zonder consent meerdere wapens van categorie III heeft doen binnenkomen vanuit de Verenigde Staten;
2. medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen van categorie III, te weten een pistool (van het merk Ekol Volga) op 28 mei 2021 te Ouderkerk aan de Amstel;
3. medeplegen van het voorhanden hebben van ongeveer 2 kilo van een materiaal bevattende amfetamine, althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, op 28 mei 2021 te Ouderkerk aan de Amstel;
Zaak C
op 18 november 2020 te Ouderkerk aan de Amstel poging tot afpersing met geweld en/of bedreiging met geweld van [benadeelde partij 2] van een geldbedrag van € 35,00;
Zaak D
1. poging tot oplichting in vereniging van [benadeelde partij 3] op 6 april 2021 te Leusden;
2. oplichting in vereniging van [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] op 5 april 2021 te Amsterdam;
Zaak E
op 26 september 2021 te Amsterdam diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing, in vereniging, van een tas (met inhoud), AirPods, een telefoon (van het merk IPhone) en een auto (van het merk: Opel Astra, voorzien van het kenteken: [kentekennummer] ) toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 6] .
De tenlasteleggingen worden als een bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Voorvragen

De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde nietig dient te worden verklaard. De dagvaardingen zijn voor het overige geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak en bewijsmotiveringen

Ten aanzien van het in zaak A onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde:
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Uit de feiten en omstandigheden in het dossier blijkt niet dat verdachte heeft geschoten op de personen die op dat moment in zijn buurt en/of om hem heen stonden. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van deze personen.
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de subsidiair ten laste gelegde bedreiging.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, omdat verdachte een vuurwapen bij zich droeg om zichzelf te beschermen. Hij had niet de intentie om het vuurwapen daadwerkelijk te gebruiken en/of de personen die bij hem stonden te bedreigen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij werd bedreigd door een aantal jongens toen hij werd benaderd om de conflicten uit het verleden ‘uit te praten’. Verdachte heeft toen een afspraak met ze gemaakt. Hij heeft verder niet willen vertellen welke jongens het betreft en hoe deze conflicten destijds zijn ontstaan. Verdachte heeft een paar dagen voor de afspraak een vuurwapen gekocht en heeft dit meegenomen. Tijdens de confrontatie werd de sfeer grimmig. Verdachte werd bang en hij heeft toen het vuurwapen doorgeladen om de jongens op afstand te houden. Het was niet zijn bedoeling om deze mensen te bedreigen, hij wilde alleen zichzelf beschermen. Op enig moment ontstond er een worsteling en de jongens begonnen hard aan het vuurwapen te trekken. Verdachte lag toen op de grond. Op een gegeven moment is het vuurwapen afgegaan. Verdachte is daarna, terwijl hij op de grond lag, getrapt en geslagen en bij zijn nek vastgepakt.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging (met enig misdrijf tegen het leven gericht/zware mishandeling) is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen en/of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank overweegt als volgt. Het dossier bevat een aantal getuigenverklaringen over het incident, waarbij [getuige] de enige getuige is die het incident vanaf het eerste moment gedetailleerd heeft waargenomen. De verklaring van verdachte - dat het vuurwapen tijdens de worsteling is afgegaan - vindt geen steun in de getuigenverklaring van [getuige] . Deze getuige heeft het volgende verklaard. Omstreeks 16:15 uur keek zij vanaf haar balkon in de richting van de B-flat gelegen aan [locatie 1] in Amsterdam. Zij hoorde geschreeuw en zij zag een groep mannen vlakbij de ingang van deze flat staan. Een van de mannen had een zwart vuurwapen in zijn hand. Gelet op de verklaring van verdachte zijn de partijen het erover eens dat deze persoon verdachte is geweest. De getuige zag dat verdachte het vuurwapen voor zich hield. Hij stond niet met een gestrekte arm alsof hij op iemand richtte. De getuige hoorde opeens een harde knal. Zij weet zeker dat dit een schot uit het vuurwapen was. De getuige zag dat de andere mannen direct hierna op verdachte sprongen. Verdachte werd op de grond gegooid en hij werd door deze groep geschopt tegen zijn hoofd en zijn lichaam. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte pas na het lossen van het schot is aangevallen door de groep jongens. De rechtbank is van oordeel dat de aard van de gedragingen van verdachte - door tijdens een conflict met een geladen vuurwapen voor een groep personen te staan en dit vervolgens daadwerkelijk te gebruiken - een bedreiging oplevert met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het kan niet anders zijn dan dat verdachte met zijn handelen voor een angstige/bedreigende situatie heeft willen zorgen. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het in A (feit 2), in zaak B (feit 2 en 3), in zaak C, in zaak D (feit 1 en 2) en in zaak E ten laste gelegde:
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft geen bewijsverweren gevoerd. Hij kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie en heeft zich daarom gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, nu verdachte deze feiten heeft bekend en zijn verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
hij op 8 september 2022 te Amsterdam, meerdere tot op heden onbekende personen heeft bedreigd, met enig misdrijf tegen het leven gericht, door van dichtbij met een vuurwapen te schieten;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
op 8 september 2022 te Amsterdam, een wapen en onderdelen van een wapen en munitie van categorie II en III, van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool en
- een vuurregelaar (bestemd voor een machinepistool) en
- een patroonmagazijn, merk Glock, kaliber 9x19mm en
- 19 patronen, merk Hexagon, kaliber 9x19mm en
- 1 patroon, merk S&B, kaliber 7,65mm, voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het in zaak B onder 2 ten laste gelegde:
op 28 mei 2021, te Ouderkerk aan de Amstel, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (van het merk EKOL Volga), voorhanden hebben gehad;
Ten aanzien van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde:
op 28 mei 2021, te Ouderkerk aan de Amstel, tezamen en in vereniging met anden opzettelijk aanwezig hebben gehad, een hoeveelheid van 1,87 kilo van een materiaal bevattende amfetamine, althans een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Ten aanzien van het in zaak C ten laste gelegde:
op 18 november 2020 te Ouderkerk aan de Amstel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 35 euro, toebehorende aan voornoemde [benadeelde partij 2] , voornoemde [benadeelde partij 2] via Whatsapp berichten en een betaalverzoek van 35 euro heeft gestuurd met de woorden "je gaat payen laat me niet naar je osso komen" en "als je niet voor 7 lakt wordt het een barkie en ga je niet meer kunnen bewegen", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het in zaak D onder 1 ten laste gelegde:
op 6 april 2021 te Leusden, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en het teniet doen van een inschuld, te weten het ter beschikking stellen van gegevens, te weten bankpasnummer, rekeningnummer en pincode, en haar pinpas, in elk geval enig goed,
door:
- een vals SMS-bericht, voorkomend als zijnde dit SMS-bericht echt en onvervalst en afkomstig van ABN AMRO, te verzenden naar die [benadeelde partij 3] , met daarin de melding: 'ABNAMRO: uw betaalpas is verouderd en verloopt over 2 dagen. Vraag nu de vernieuwde betaalpas gratis aan via: s.id/abnamro-klant'
- waarbij die [benadeelde partij 3] na het klikken op voornoemde link, werd doorgeleid naar een website waarop zij werd bewogen tot afgifte van haar pincode, rekeningnummer en bankpasnummer, waarna stond vermeld dat een medewerker van PostNL de oude betaalpas zou ophalen, en
- vervolgens bij de woning van die [benadeelde partij 3] aan te bellen en zich voor te doen als zijnde een medewerker van PostNL die de betreffende betaalpas komt ophalen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het in zaak D onder 2 ten laste gelegde:
op 5 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en het teniet doen van een inschuld, te weten het ter beschikking stellen van gegevens, te weten bankpasnummer, rekeningnummer en pincode, en hun pinpas, door:
- een vals SMS-bericht, voorkomend als zijnde dit SMS-bericht echt en onvervalst en afkomstig van ABN AMRO, te verzenden naar die [benadeelde partij 5] , met daarin de melding: 'ABNAMRO: uw betaalpas is verouderd en verloopt over 2 dagen. Vraag nu de vernieuwde betaalpas gratis aan via: s.id/abnamro-klant'
- waarbij die [benadeelde partij 5] na het klikken op voornoemde link, werd doorgeleid naar een website waarop hij werd bewogen tot afgifte van zijn pincode, rekeningnummer en bankpasnummer, waarna stond vermeld dat die [benadeelde partij 5] zijn bankpas moest doorknippen en
- vervolgens bij de woning van die [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] aan te bellen en zich voor te doen als zijnde een medewerker van PostNL die een pakketje voor ABN AMRO komt ophalen;
Ten aanzien van het in zaak E ten laste gelegde:
op 26 september 2021, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen airpods en een telefoon (van het merk: Iphone) en een auto (van het merk: Opel Astra, voorzien van het kenteken: [kentekennummer] ), toebehorende aan [benadeelde partij 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en of welke bedreiging met geweld bestonden uit:
- het met kracht vastpakken van het lichaam van die [benadeelde partij 1] en
- een metalen voorwerp in de nek van die [benadeelde partij 1] zetten en hierbij de woorden uitend: "doorlopen, doorlopen, als je niet luistert dan schiet ik" en
- het onder dreiging van het gebruik van een vuurwapen doorlopen naar een afgelegen plek te weten een boxdoorgang
- het onder schot houden van die [benadeelde partij 1] en het richten van een mes op het lichaam van die [benadeelde partij 1] terwijl de bovengenoemde goederen werden weggenomen;
en
op 26 september 2021, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (replica Louis Vuitton) met inhoud, welke bedreiging met geweld bestond uit:
- het met kracht vastpakken van het lichaam van die [benadeelde partij 1] en
- een metalenl voorwerp in de nek van die [benadeelde partij 1] zetten en hierbij de woorden uitend: "doorlopen, doorlopen, als je niet luistert dan schiet ik" en
- het onder dreiging van het gebruik van een vuurwapen doorlopen naar een afgelegen plek (te weten een boxdoorgang)
- het onder schot houden van die [benadeelde partij 1] en het richten van een mes op het lichaam van die [benadeelde partij 1] terwijl deze bovengenoemde goederen moest afgeven;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitieheeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 365 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 79 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Dit betekent dat verdachte in vrijheid kan worden gesteld op de dag van de uitspraak.
Aan dat voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals door de hulpverlening is geadviseerd - inclusief het contactverbod met de slachtoffers, het locatiegebod en het elektronisch toezicht - en dient verdachte toezicht en begeleiding te krijgen van Reclassering Nederland. Daarnaast dient aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, te worden opgelegd. Tot slot heeft de officier van justitie gevraagd om de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De raadsmankan zich vinden in de strafeis van de officier van justitie. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en ter zitting heeft hij gemotiveerd toegelicht hoe hij tot deze delicten is gekomen. Verdachte heeft een belast verleden; ten tijde van de delicten was hij dakloos en hij had geen geld voor de basale voorzieningen. Hij is toen bij de ‘verkeerde’ mensen terecht gekomen. Verdachte heeft spijt van zijn delictgedrag en hij wil er alles aan doen om zijn toekomstdoelen (waaronder het volgen van een hbo-opleiding) waar te maken; met de hulp en begeleiding van Reclassering Nederland en [zorginstelling] zou dit volgens de raadsman moeten lukken. Tot slot heeft verdachte het mediationtraject met de slachtoffers in zaak D onder 2 ( [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] ) positief afgerond.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten, waaronder afpersingen, oplichtingen en het voorhanden hebben van vuurwapens en drugs. Ook heeft hij een vuurwapen meegenomen naar een afspraak en met dit wapen zelfs geschoten om naar zijn zeggen een conflict uit het verleden ‘uit te praten’. Verdachte mag van geluk spreken dat er niemand gewond is geraakt. De rechtbank vindt het heel zorgelijk dat verdachte als
first offenderzonder moeite lijkt deel te nemen aan diverse delicten, waarbij hij zich met name heeft laten leiden door zijn verlangen naar geldelijk gewin en hij verder totaal geen rekening heeft gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 december 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor een misdrijf. Verdachte wordt dan ook aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt, waaronder:
  • het Pro Justitia rapportage, bestaande uit twee rapporten opgemaakt door drs. R.L.J. Keulers, GZ-psycholoog, op 9 december 2022 en 6 januari 2023;
  • het meest recente rapport van de Raad van 31 augustus 2022;
  • de e-mail van [medewerker 2] van 15 december 2022 met de beschrijving van de persoonlijke omstandigheden van verdachte voor de pro forma zitting van 15 december 2022;
  • de rapporten van Reclassering Nederland, waaronder het deeladvies ‘Elektronische Monitoring’ van 30 januari 2023 en het strafadvies van 9 februari 2023.
De psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte geen psychische stoornis of verstandelijke handicap vastgesteld, ook niet in de periode van de ten laste gelegde feiten. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde, indien bewezen, verdachte volledig toe te rekenen. Omdat er geen sprake is van een psychische stoornis of verstandelijke beperking kan het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag niet vanuit een stoornis gemotiveerd worden. Contextueel speelt een rol dat verdachte contacten lijkt te hebben met antisociale jongeren, al geeft hij hier zelf geen openheid van zaken over. Verder speelt een rol dat de moeder van verdachte mogelijk minder beschikbaar is vanwege haar emotionele instabiliteit. Verdachte heeft beperkte coping vaardigheden. Op basis van het disharmonisch intelligentieprofiel is de hypothese dat verdachte moeite heeft met overzicht en planning waardoor zijn probleemoplossend vermogen tekort kan schieten. Deze factoren versterken elkaar. Het advies is om verdachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht. Dit advies is tot stand gekomen met behulp van de wegingslijst. Hier komt naar voren dat verdachte op het vlak van de handelingsvaardigheden zijn eigen gedrag moeilijk kan organiseren. Een rol speelt (hierbij) dat het intelligentieprofiel disharmonisch is, waarbij hij kan worden overschat, terwijl er beperkingen bestaan in het probleemoplossend vermogen en de coping. Op het vlak van de pedagogische beïnvloeding kan worden gesteld dat hij weliswaar niet meer actief deelneemt aan het ouderlijk gezin, maar er wel een pedagogische aanpak mogelijk is. Verder is begeleid wonen noodzakelijk en beschikt verdachte nog niet over voldoende vaardigheden om zelfstandig te wonen. Er worden geen contra-indicaties gezien voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Zo is er geen sprake van een antisociale ontwikkeling, heeft hij geen uitgebreide justitiële voorgeschiedenis en is er geen sprake van een instrumentele wijze van contacten aangaan. In hoeverre verdachte is ingebed in een crimineel milieu is echter niet te beoordelen, omdat hij geen openheid van zaken geeft over de sociale context. Er zijn zorgen over zijn functioneren. In het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte is hij gebaat bij begeleiding. De begeleiding kan zich richten op structuur, planning, verbeteren van copingvaardigheden en het leren van vragen van hulp. Verder is het van belang dat er zicht gehouden wordt op verdachtes sociale context en dat hij met een opleiding gaat starten. De begeleiding kan plaatsvinden door de reclassering. Verder wordt geadviseerd het begeleid wonen te continueren en de daarbij reeds ingezette begeleiding van [zorginstelling] , waarbij het begeleid wonen op een andere locatie zal plaatsvinden. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht wordt geadviseerd de begeleiding door de reclassering te laten plaatsvinden in het kader van een (deels) voorwaardelijk strafdeel.
Ter zitting heeft de deskundige het voorgaande bevestigd en daarop - samengevat - het volgende toegevoegd. Er is bij verdachte sprake van een disharmonisch profiel. Hij kan heel intelligent overkomen, maar hij ervaart veel moeite met plannen en overzicht houden van zijn verplichtingen. Verdachte heeft behoefte aan hulp en begeleiding bij het stellen van haalbare doelen. Ook kan hij de gevolgen van zijn keuzes niet overzien. Hij is in stressvolle situaties kwetsbaar en dan beschikt hij niet altijd over de juiste vaardigheden. Met een vaste structuur - die de komende periode aangeboden zal worden door de hulpverlening - moet een hbo-opleiding haalbaar zijn. Tot slot blijft de deskundige bij het advies om jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte stelt zich begeleidbaar op en hij is (pedagogisch gezien) leerbaar om in de toekomst betere keuzes te maken.
Ter terechtzitting heeft
de Raadgeadviseerd om aan verdachte in ieder geval als stok achter de deur een forse voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
JBRAkan zich vinden in het advies van de Raad. Verdachte komt van ver. In de thuissituatie heeft hij (met name door de psychische gesteldheid van de moeder) heftige gebeurtenissen meegemaakt en zijn ouders waren niet altijd voor hem beschikbaar. Hij wil het verleden achter zich laten en leren van zijn fouten, maar dit lukt hem (nog) niet altijd. Op dit moment is verdachte gedetineerd in een jeugdgevangenis. Er zijn steeds vaker signalen dat hij samen met zijn groepsgenoten voor een negatieve sfeer zorgt. Ook heeft hij positieve urinecontroles. Hij blowt vooral om te kunnen slapen. Het is van belang dat verdachte de komende periode (samen met zijn gezinsleden) meewerkt aan de multidimensionele familietherapie (MDFT) om zijn trauma’s te kunnen verwerken.
Reclassering Nederlandheeft verzocht om de bijzondere voorwaarden, zoals aangegeven in het rapport van 9 februari 2023, op te nemen in het vonnis. Verdachte is bereid om mee te werken aan alle voorwaarden, inclusief het locatiegebod met elektronische monitoring. Deze voorwaarden zijn nodig om structuur te creëren in het leven van verdachte. Als hij in vrijheid wordt gesteld zal hij overvallen worden door de vrijheden in de buitenwereld; met een enkelband zal hij hiervoor beschermd worden. Tot slot is de financiering voor het traject van begeleid wonen via [zorginstelling] gereed. Het is de bedoeling dat verdachte - zodra hij in vrijheid wordt gesteld - gaat verhuizen naar [plaats] om afstand te nemen van zijn netwerk in Amsterdam.
De begeleider vanuit [zorginstelling]is al jaren bij verdachte betrokken en ook de komende periode zal zij hem begeleiden. Tijdens de gesprekken geeft verdachte (nog steeds) geen openheid van zaken, omdat hij de mensen die belangrijk voor hem zijn wil beschermen. Inmiddels praat hij meer over zijn gevoelens. Het zal hem helpen om afstand te nemen van zijn sociale netwerk in Amsterdam en te starten met zijn opleiding, zodat hij niet meer in verleiding komt om foute keuzes te maken.
Gezien het advies van de reclassering en de minderjarigheid van verdachte bij de drie van zijn vijf strafzaken, geeft de persoon van de verdachte aanleiding tot het toepassen van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank zal het advies van de reclassering (en de standpunten van de overige partijen hierover) volgen en toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door
first offenders. Gelet op de hoeveelheid en de ernst van de feiten heeft de rechtbank in beginsel de mogelijkheid om aan verdachte een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen (die in ieder geval langer kan voortduren dan de dagen die hij tot nu toe in voorarrest heeft gezeten).
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden - en ondanks dat de rechtbank de poging doodslag in zaak A niet bewezen acht waar de officier van justitie bij zijn strafvordering wel vanuit is gegaan - er geen aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in het voordeel (of in het nadeel) van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. In beginsel zijn de feiten en de rol van verdachte ernstig genoeg om met een forsere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te bestraffen. Evenals als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat een langere detentieperiode (in ieder geval langer dan de uitspraak op 8 maart 2023) niet in het belang zal zijn van verdachte. Om deze reden zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen inhoudende dat hij op 8 maart 2023 in vrijheid wordt gesteld. Ter zitting heeft verdachte onder andere zijn belaste verleden en persoonlijke omstandigheden ten tijde van de delicten toegelicht. Het is voor de rechtbank duidelijk dat hij veel hulp, begeleiding en sturing nodig heeft om de juiste stappen te kunnen zetten. Uit het rapport van Reclassering Nederland blijkt dat er vooral risico’s worden gezien op het gebied van sociaal netwerk en het psychosociaal functioneren. Er is sprake van een negatief sociaal netwerk, maar verdachte geeft hier geen openheid over, waardoor de hulpverlening onvoldoende zicht heeft gekregen op de veiligheidsrisico’s. Verdachte lijkt vooral bepaalde keuzes te hebben gemaakt om zichzelf financieel te kunnen redden. Hij heeft beperkte coping vaardigheden; hij vindt het moeilijk om hulp te vragen en hij lost zijn problemen liever zelf op, waardoor hij uiteindelijk met justitie in aanraking komt. Er is daarnaast sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel. Verdachte vindt het moeilijk om overzicht te bewaren van zijn verplichtingen of het plannen/organiseren van zijn toekomstdoelen. De rechtbank vindt het positief dat verdachte bereid is om mee te werken aan alle noodzakelijke hulpverlening en dat hij gemotiveerd is voor positieve gedragsverandering. Het belangrijkste is dat hij de komende periode structuur en ondersteuning krijgt van Reclassering Nederland en [zorginstelling] (middels het traject van begeleid wonen) voor het hebben en behouden van een positieve dagbesteding. Ook dient hij mee te werken aan het reeds gestarte traject van MDFT voor delict preventie en om de heftige gebeurtenissen uit het verleden een plek te kunnen geven. Gelet op de adviezen van de deskundige en de hulpverlening zal daarom ter voorkoming van recidive een deel van de jeugddetentie in voorwaardelijke vorm worden opgelegd met daaraan verbonden diverse bijzondere voorwaarden, zoals ter zitting geadviseerd, inclusief het locatiegebod met elektronische monitoring. De rechtbank vindt het noodzakelijk dat verdachte hulp krijgt bij zijn verdere ontwikkeling naar volwassenheid, ook om ervoor te zorgen dat hij geen nieuwe strafbare feiten zal plegen. Tot slot zal - gezien de hoeveelheid en de ernst van de feiten - aan verdachte nog een onvoorwaardelijke werkstraf worden opgelegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op het verloop van de voorlopige hechtenis periode (waarbij verdachte meerdere keren is gerecidiveerd) en de rapporten over de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
9.1.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
[benadeelde partij 2] (zaak C)
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze betrekking heeft op de feiten (van 6 januari 2021) die niet aan verdachte zijn ten laste gelegd.
[benadeelde partij 1] (zaak E)
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ter zitting heeft de raadsman van de benadeelde partij de vordering verder toegelicht en daarbij verwezen naar een strafrechtelijke uitspraak waarbij een bedrag van € 2.500,00 is toegewezen voor een beroving door een minderjarige verdachte. De benadeelde partij [benadeelde partij 1] had een afspraak had gemaakt met verdachte om een wapen van hem te kopen, maar vervolgens is hij door verdachte onder dreiging van een mes beroofd van zijn spullen. Hij is een jongeman zonder een strafblad, hij komt uit een stabiel gezin en hij houdt zich niet bezig met criminele activiteiten. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat er enigszins sprake is geweest van ‘eigen schuld’ door de benadeelde partij, dan dient de vordering gematigd te worden. Het is niet redelijk om de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren. Uit jurisprudentieonderzoek blijkt volgens de raadsman dat zelfs in geval van ‘ripdeals’ schadevergoedingen worden toegekend aan de slachtoffers.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de benadeelde partij ‘de problemen zelf heeft opgezocht’. Daarnaast is de vordering inhoudelijk niet voldoende gemotiveerd om voor een vergoeding in aanmerking te kunnen komen.
De raadsman van verdachte kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie. De aangehaalde jurisprudentie - waarbij een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade is toegewezen en de vordering ook niet (inhoudelijk) was betwist door de verdediging - staat niet in verhouding tot deze zaak. In die zaak werd er bij het slachtoffer de diagnose Posttraumatische Stressstoornis (PTSS) vastgesteld hetgeen in de onderhavige zaak niet aan de orde is.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] door de in zaak E bewezenverklaarde beroving rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. In sommige gevallen kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon, in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden aangenomen zonder een nadere concrete onderbouwing. In dit geval heeft de normschending eruit bestaan dat het slachtoffer door verdachte en zijn mededaders onder bedreiging van vuurwapens en een mes is gedwongen om mee te lopen naar een garagebox en vervolgens is hij daar van zijn spullen beroofd. De benadeelde partij is hier enorm van geschrokken en hij is in de waan gebracht dat zijn veiligheid in gevaar was. Immers was het voor de benadeelde partij heel onvoorspelbaar waar verdachte en zijn mededader toe in staat waren. Tot op heden heeft de benadeelde partij last van dit incident. Hij slaapt (nog steeds) slecht en het gevoel van onveiligheid blijft hem achtervolgen. Hij is meerdere keren bij de huisarts geweest en hij heeft daarnaast een neurofeedback behandeling gehad.
De rechtbank vindt een forse matiging van het gevorderde bedrag echter op zijn plaats door het feit dat de benadeelde partij met verdachte had afgesproken om een pistool van hem te kopen. De rechtbank oordeelt dat, zoals benadeeldes raadsman ook naar voren brengt, benadeelde een zekere mate van ‘eigen schuld’ bij zijn eigen schade dient te worden toegerekend.
Op grond van de door de benadeelde partijen gestelde omstandigheden, zonder verdere concrete onderbouwing en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend acht de rechtbank in dit geval een bedrag van
€ 500,00redelijk en zonder nader onderzoek of verdere onderbouwing toewijsbaar. De vordering zal dan ook tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, worden toegewezen. De behandeling van het resterende deel van de vordering zal, gelet op de betwisting en het gebrek aan concrete verdere onderbouwing van de vordering, een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Voor dat deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Verdachte wordt - hoofdelijk - veroordeeld om het toegewezen bedrag van € 500,00 aan de benadeelde partij te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In het belang van [benadeelde partij 1] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd ter hoogte van
€ 500,00vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, welk bedrag bestaat uit immateriële schade. Tot slot is het uitgangspunt dat er geen gijzeling wordt opgelegd aan verdachten die volgens het jeugdstrafrecht worden berecht en dat er gezocht wordt naar andere oplossingen. De rechtbank zal om deze reden de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.
9.2.
Beslag
Onder verdachte is blijkens de beslaglijsten het volgende in beslag genomen:
  • 1 STK Mes, omschrijving: PL1300-2022189685-6233141, zwart
  • 1 STK Pistool, omschrijving: PL1300-2021101251-G6061364, Ekol
  • 5 STK Patroon, omschrijving: PL1300-2021101251-G6061365
  • 1 DS Doos, omschrijving: PL1300-2021101251-G6061456, Beslagcode 0.1.5
  • 2 STK Verdovende middelen, omschrijving: PL1300-2021101251-G6061381, 2kg Amfetamine
  • 1 STK Jas, Omschrijving: G6061447, zwart
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6061417, Nokia
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6061419, Samsung
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6061421, Samsung
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6061428, zwart, Apple IPhone
  • 1 STK Computer, omschrijving: G6061433, zilverkleurig, Acer Chrome Tablet
  • 1 STK Computer, omschrijving: G6061434, Acer Aspire Tablet
De officier van justitieheeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen, met uitzondering van de telefoons en de tablets, worden onttrokken aan het verkeer. Tot op heden is het onbekend wie de rechthebbenden zijn van de telefoons en de tablets. Deze goederen dienen (voorlopig) te worden bewaard voor de rechthebbenden.
De raadsman van verdachteheeft geen verweer gevoerd.
De rechtbankkan zich grotendeels vinden in het standpunt van de officier van justitie. Nu de eerste vijf voorwerpen die op de beslaglijst zijn vermeld van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, zal de rechtbank bevelen dat deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer. De in beslaggenomen telefoons en de tablets dienen bewaard te worden voor de rechthebbenden, nu verdachte ter zitting heeft aangegeven dat hij niet de eigenaar is van deze goederen. Tot slot zal de rechtbank geen beslissing nemen over de jas (omschrijving: G6061447, zwart), omdat deze inmiddels is vernietigd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33b, 33d, 36f, 45, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 285, 312, 317, 326 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde nietig.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 subsidiair bewezen verklaarde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 en in zaak B onder 2 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het in zaak B onder 3 bewezen verklaarde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van het in zaak C bewezen verklaarde:
poging tot afpersing
Ten aanzien van het in zaak D onder 1 bewezen verklaarde:
poging tot oplichting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het in zaak D onder 2 bewezen verklaarde:
oplichting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het in zaak E bewezen verklaarde:
eendaadse samenloop van:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken;
en
afpersing door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 286 dagen, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
79 (negenenzeventig) dagen, van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelastop grond van het overtreden van de na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden.
Stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland in zijn woonplaats. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- meewerkt aan het traject van begeleid wonen bij [zorginstelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- op geen enkele wijze contact opneemt met de slachtoffers [benadeelde partij 2] (in zaak C), [benadeelde partij 3] (in zaak D, onder 1) en [benadeelde partij 1] (in zaak E);
- een positieve dagbesteding heeft in de vorm van school (het volgen van een passende opleiding, met een vaste structuur) of werk/bijbaan;
- gedurende het reclasseringstoezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig dient te zijn op het verblijfadres, te weten (adres bekend) te ’ [plaats] . De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van twaalf uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat twee uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van vier uur per dag vrij te besteden. Veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
- niet naar het buitenland zal gaan zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
60 (zestig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 500,00 (zegge vijfhonderd euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 26 september 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van
[benadeelde partij 1]ter hoogte van € 500,00 (zegge vijfhonderd euro). Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 26 september 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Verklaartonttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Mes, omschrijving: PL1300-2022189685-6233141, zwart
  • 1 STK Pistool, omschrijving: PL1300-2021101251-G6061364, Ekol
  • 5 STK Patroon, omschrijving: PL1300-2021101251-G6061365
  • 1 DS Doos, omschrijving: PL1300-2021101251-G6061456, Beslagcode 0.1.5
  • 2 STK Verdovende middelen, omschrijving: PL1300-2021101251-G6061381, 2kg Amfetamine
Bewaringten behoeve van rechthebbende:
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6061417, Nokia
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6061419, Samsung
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6061421, Samsung
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G6061428, zwart, Apple IPhone
  • 1 STK Computer, omschrijving: G6061433, zilverkleurig, Acer Chrome Tablet
  • 1 STK Computer, omschrijving: G6061434, Acer Aspire Tablet
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr.H.P.E. Has, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 maart 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[(...)]