Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Het EAB is uitgevaardigd door de District Court of Law in Częstochowa op 7 augustus 2020 en betreft een vrijheidsstraf van één jaar, waarvan nog elf maanden en vijf dagen dienen te worden uitgezeten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, waardoor er geen grondslag meer bestaat voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat de overlevering geweigerd moet worden, omdat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de opgeëiste persoon niet voldoet aan de vereisten voor gelijkstelling, omdat hij niet kan aantonen dat hij vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon aan de vereisten voor gelijkstelling voldoet en dat de tenuitvoerlegging van de in Polen opgelegde vrijheidsstraf kan worden overgenomen. De rechtbank heeft echter vragen over de evenredigheid van de uitvaardiging van het EAB, gezien het feit dat de opgeëiste persoon eerder in 2017 aan dezelfde rechtbank in Polen is overgeleverd. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst tot een nader te bepalen zittingsdatum, om vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de omstandigheden van de uitvaardiging van het EAB.