ECLI:NL:RBAMS:2023:1321

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
13/004161-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor verhandelen van cocaïne en witwassen via EncroChat

Op 9 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in cocaïne en het witwassen van grote geldbedragen. De verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het verhandelen van ongeveer 120 kilogram cocaïne en het witwassen van meer dan een half miljoen euro, waarbij gebruik werd gemaakt van de cryptocommunicatie van EncroChat. Tijdens de zitting op 23 februari 2023 heeft de verdachte bekend en zijn raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en aan witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij van het witwassen een gewoonte had gemaakt, en sprak hem vrij van dat deel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als vader van vier kinderen, en zijn bekennende houding tijdens de rechtszaak. De rechtbank heeft geen geldboete opgelegd, maar heeft de gevangenisstraf als passend en geboden beschouwd, gezien de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/004161-22 (promis)
Datum uitspraak: 9 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende op het adres [adres verdachte] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. R. Bosman en mr. E.B. Smit en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C.C. Polat naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 11 oktober 2019 tot en met 13 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft/hebben bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (onder meer):
- ( in de periode van 27 maart 2020 tot en met 28 maart 2020) (ongeveer) 10 kilo cocaïne en/of
- ( in de periode van 4 april 2020 tot en met 11 april 2020) (ongeveer) 57 kilo cocaïne en/of
- ( op of omstreeks 7 juni 2020) (ongeveer) 30 kilo cocaïne althans (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, althans (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij in of omstreeks de periode van 11 oktober 2019 tot en met 13 juni 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich (meermalen althans eenmaal) schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en /of zijn mededader(s) van een of meerdere voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van (ongeveer) 285.000,- euro en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 300.000,- euro
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was en/of genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden had en/of heeft overgedragen terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en)
en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
(eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Vanuit het strafrechtelijk onderzoek 26Lemont naar cryptocommunicatie aanbieder EncroChat is toestemming verleend voor het gebruik van onderschepte communicatie uit dat onderzoek in het strafrechtelijk onderzoek Wilcoco. De toestemming betreft het verrichten van onderzoek naar de dataset die is begrensd door communicatie en metadata van de emailadressen
[emailadres 1]en
[emailadres 2]. Uit onderzoek aan deze dataset is gebleken dat de gebruiker van deze twee emailadressen betrokken is geweest bij de aan- en verkoop van in totaal 137 kilogram cocaïne en dat deze gebruiker grote geldbedragen in bezit heeft gehad. Volgens een proces-verbaal van identificatie was verdachte de gebruiker van deze twee emailadressen.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officieren van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde medeplegen van handel in verdovende middelen (feit 1) en van witwassen (feit 2) heeft begaan, zoals omschreven in rubriek 4.
Niet bewezen vindt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het maken van een gewoonte van het witwassen. Of sprake is van een gewoonte moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Verdachte heeft de twee tenlastegelegde geldbedragen in de periode van eind maart tot begin april 2020 voorhanden gehad. Gelet op het aantal en de aard van deze gedragingen en de korte periode waarin deze hebben plaatsgevonden, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt. Verdachte zal dan ook van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Nu verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering, met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
  • de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting van 23 februari 2023;
  • een proces-verbaal van identificatie met nummer 15658893, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 1] , doorgenummerde pagina’s ZD 01 03 0081 tot en met ZD 01 03 0083;
  • een proces-verbaal van bevindingen met nummer 15538474 van 30 december 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [nummer 2] , doorgenummerde pagina’s ZD01 03 0001 tot en met ZD 01 03 0047.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op tijdstippen gelegen in de periode van 11 oktober 2019 tot en met 13 juni 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt:
- in de periode van 27 maart 2020 tot en met 28 maart 2020 ongeveer 10 kilo cocaïne en;
- in de periode van 4 april 2020 tot en met 11 april 2020 ongeveer 57 kilo cocaïne en;
- op of omstreeks 7 juni 2020 ongeveer 30 kilo cocaïne,
althans (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
ten aanzien van feit 2:
in de periode van 27 maart 2020 tot en met 11 april 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededaders voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van 285.000,- euro en
- een geldbedrag van 300.000,- euro,
voorhanden gehad en overgedragen terwijl hij en zijn mededaders wisten dat bovenomschreven geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte, zowel in Nederland als in Spanje, in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast vorderen zij het opleggen van een geldboete van € 25.000,00 (zegge: vijfentwintigduizend euro). Bij hun strafeis hebben de officieren van justitie de proceshouding van verdachte laten meewegen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de proceshouding van verdachte (namelijk zijn bekennende verklaring) en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat hij vader is van vier kinderen. Verder is van belang dat de strafbare feiten dateren uit 2020. De raadsman heeft bepleit dat, indien de door de officieren van justitie voorgestelde gevangenisstraf wordt gevolgd, een aanzienlijk groter deel voorwaardelijk moeten worden opgelegd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. De grootschalige handel in harddrugs is zowel direct als indirect de oorzaak van vele vormen van criminaliteit en vormt daarmee een direct gevaar voor de maatschappij. Verdachte heeft met het verkopen van de drugs bijgedragen aan het in stand houden van de drugscriminaliteit en het in gevaar brengen van de gezondheid van de gebruikers.
Voorts heeft verdachte zich met anderen schuldig gemaakt aan het witwassen van ruim een half miljoen euro. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verdachte heeft bij zijn handelen enkel oog gehad voor eigen gewin en de (legale) economie aangetast.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte van 19 januari 2023. Hieruit volgt dat verdachte de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor opiumdelicten.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben afgesproken in het ‘Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht’ (LOVS). Deze geven als oriëntatiepunt voor de (georganiseerde) handel in harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 50 tot 72 maanden. Gelet op de hoeveelheid verdovende middelen en de hoogte van het bedrag dat door verdachte is witgewassen zou een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf gepast zijn. De rechtbank ziet echter aanleiding daarvan af te wijken. Verdachte heeft ter zitting algehele schuld bekend en berouw getoond. Hij heeft de gehele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen en heeft verklaard zijn leven een andere wending te willen geven. Tussen het plegen van de feiten en de behandeling ter zitting heeft verdachte (nog) twee kinderen gekregen. Hij vervult de taken van het vaderschap actief en neemt zijn rol daarin uiterst serieus. Hij wil dat zijn kinderen in de toekomst erop kunnen vertrouwen dat hij een actieve vader zal blijven. Deze proceshouding en het voornemen van verdachte voor de toekomst, dat op de rechtbank oprecht overkomt, zal de rechtbank in strafmatigende zin meewegen.
Anders dan de officieren van justitie acht de rechtbank het maken van witwassen tot een gewoonte niet bewezen en ziet de rechtbank om die reden aanleiding enigszins af te wijken van de eis. Zij zal aan verdachte geen geldboete opleggen.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte, zowel in Spanje als in Nederland, in voorarrest heeft doorgebracht met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, zowel in Nederland als in Spanje, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
10 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mr. M. Wiewel en mr. M.F.A.M. Smeets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.F. Wormhoudt en M.K. Raspoort, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 maart 2023.