ECLI:NL:RBAMS:2023:1319

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
10111738 CV EXPL 22 12309
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een bepaling in een echtscheidingsconvenant met betrekking tot gemeenschappelijke schulden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de uitleg van een bepaling in hun echtscheidingsconvenant. Partijen zijn gehuwd geweest in gemeenschap van goederen en hebben samen vier kinderen. De echtscheiding werd uitgesproken op 20 september 2017, en er werd een echtscheidingsconvenant opgesteld, waarin onder andere afspraken over de verdeling van schulden zijn opgenomen. De man vorderde betaling van de vrouw op basis van artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant, waarin staat dat beide partijen verantwoordelijk zijn voor de betaling van gemeenschappelijke schulden. De vrouw voerde verweer en stelde dat de schulden al verdeeld waren en dat er geen verdere afrekening diende plaats te vinden.

De kantonrechter oordeelde dat de uitleg van de vrouw niet juist was. De rechter benadrukte dat de bepalingen in het echtscheidingsconvenant niet alleen taalkundig moeten worden geïnterpreteerd, maar ook in de context van de afspraken die partijen hebben gemaakt. De rechter concludeerde dat er wel degelijk een afrekening van de gemeenschappelijke schulden dient plaats te vinden, zoals vastgelegd in het convenant. De zaak werd aangehouden om partijen de gelegenheid te geven om te overleggen over mediation, of om de procedure voort te zetten. De kantonrechter hield verdere beslissingen aan, afhankelijk van de keuze van partijen voor mediation of voortprocederen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 10111738 / CV EXPL 22-12309
Uitspraak: 10 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde mr. M.E. van Zutphen,
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. S.N. Texel.
Partijen worden hierna aangeduid als de man en de vrouw.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 september 2022, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 12 december 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen
  • de akte overlegging nadere producties 7 t/m 15 en vermeerdering van eis.
Op 10 februari 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft daarvan zittingsaantekeningen gemaakt die onderdeel van het dossier vormen.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Feiten en omstandigheden

1.1.
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.2.
Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen op 30 juli 1999. Samen hebben zij vier kinderen, waarvan twee op dit moment minderjarig zijn.
1.3.
Bij beschikking van 20 september 2017 is door de rechtbank Amsterdam de echtscheiding van partijen uitgesproken. De beschikking is op 20 oktober 2017 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Onderdeel van die beschikking is een tussen partijen (met behulp van een mediator en echtscheidingsadvocaat, mevrouw mr. C.C.B. Boshouwers) tot stand gekomen echtscheidingsconvenant (divorce agreement) en een ouderschapsplan, beide getekend op 10 augustus 2017.
1.4.
In het echtscheidingsconvenant staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
Article 4: DIVISION OF OTHER ASSETS OF THE COMMUNITY OF PROPERTY
4.1
The Parties are married in community of property. They set as a reference date for the composition and valuation of the community of property the date of submitting the divorce request to the court. (…)
Debts
4.7
The debts of the Parties as laid down in the list that is annexed as
Annex 2to this Agreement will be paid off by both of them, each for half of the total amount. If the Women pays off more than 50%, she has a claim on the Man for the surplus. If the Man pays off more than 50%, he has a claim on the Women for the surplus. Apart from the aforementioned list of debts, the Parties agreed that:
 The Man will pay off the debt of his father-in law (US 2.000= (€1.693,--);
 The Man will pay off the debt for his criminal fine that he got in Belgium in the past (€3.100,--)’
 The Women will pay off her study loan at DUO (€3.500,--).
Annex 2is subject to changes. The Parties will both cooperate to assess with each other and with Stichting Doras the debt situation, the payments and the pay-off appointments with the creditors, such on a regular base until the date that all debts has been paid off. (…)
Article 7: DISCHARGE AND INDEMNIFICATION(…)
7.3
The Man shall indemnify the Woman and the Woman shall indemnify the Man against claims regarding debts that he or she assumes for his or her account under this Agreement. (…)”.
Aan dit echtscheidingsconvenant is een bijlage 2 gehecht met twee lijsten van schulden. Op de eerste lijst staat een totaalbedrag van € 42.479,50. Op de tweede lijst staat bovenaan [gedaagde] en staat een totaalbedrag van € 38.912,41.
1.5.
Bij brief van 29 maart 2022 heeft de gemachtigde van de man de vrouw verzocht om binnen 16 dagen een bedrag van € 7.347,72 te betalen aan de man op grond van artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant. In de brief staat dat de man ter zake de gemeenschappelijke schulden een bedrag van € 14.695,44 heeft betaald. Tevens wordt in die brief aanspraak gemaakt op een bedrag van € 859,77 aan buitengerechtelijke incassokosten.
1.6.
Bij e-mail van 18 april 2022 heeft mr. Texel, de gemachtigde van de vrouw, geantwoord dat zij nader zal berichten nadat zij de brief met de vrouw heeft kunnen bespreken. Een nader bericht is uitgebleven.

2.Vordering en verweer

2.1.
De man vordert na eiswijziging – samengevat – dat de vrouw bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 8.101,21 aan hoofdsom;
b. € 859,77 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. de rente over € 8.960,98 vanaf 15 april 2022, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
d. de proces- en nakosten.
2.2.
De man legt aan zijn vorderingen – samengevat – het volgende ten grondslag. Partijen zijn in artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant overeengekomen dat ieder de helft van de gemeenschappelijke schulden zou betalen. De man heeft ter zake de schulden die gemeenschappelijk waren een bedrag van € 16.202,22 betaald, zodat de man een vordering heeft op de vrouw voor de helft van dat bedrag, te weten een bedrag van € 8.101,21.
Onduidelijk is wat de vrouw heeft betaald aan gemeenschappelijke schulden, maar partijen dienen in elk geval op het eind af te rekenen, waarbij moet worden gekeken hoeveel ieder van partijen heeft betaald en of één van hen vervolgens een vordering heeft op de ander. Volgens de man heeft hij meer dan de vrouw betaald en heeft hij dus een vordering op de vrouw. De gemachtigde van de man heeft de vrouw bij brief van 29 maart 2022 een termijn van 16 dagen gegeven om het openstaande bedrag te betalen. Dat is niet gebeurd, zodat het bedrag direct opeisbaar is.
2.3.
De vrouw voert verweer tegen de vordering. Volgens de vrouw moet artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant anders uitgelegd worden. Partijen hebben bedoeld overeen te komen dat ieder van hen de helft van de schulden, zoals neergelegd in Annex 2 zou betalen, maar daarvoor hebben partijen deze schulden destijds tussen hen verdeeld en opgenomen op twee aparte lijsten. De man en de vrouw hebben afgesproken dat ieder van hen verantwoordelijk is voor de betaling en afhandeling van de schulden die zijn opgenomen op de eigen lijst. Annex 2 bevat daarom één lijst met schulden ter hoogte van € 42.479,50 die door de man zou worden afgehandeld en één lijst met schulden ter hoogte van € 38.912,41 die door de vrouw zou worden afgehandeld. Dat hebben partijen vervolgens afzonderlijk gedaan. Het is niet de bedoeling van partijen geweest om nu achteraf te gaan (be/)afrekenen of zij ieder (precies) de helft hebben betaald.
Ook heeft de vrouw verweer gevoerd inhoudende dat onvoldoende is onderbouwd door de man dat een aantal bedragen gemeenschappelijke schulden betreffen die onder de reikwijdte van artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant vallen en dat een aantal bedragen daadwerkelijk door hem zijn betaald.
Tot slot heeft de vrouw een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend. Voor zover het echtscheidingsconvenant zo dient te worden uitgelegd dat bij betaling van een gezamenlijke schuld door de ene partij, een vordering voor de helft ontstaat op de andere partij, dan vordert de vrouw een bedrag van € 1.949,92 van de man. Dat is helft van een gemeenschappelijke schuld die de vrouw heeft betaald. De kantonrechter begrijpt dit tegenverzoek zo dat de vrouw onder deze voorwaarde wil dat dit bedrag in mindering wordt gebracht op datgene wat zij nog aan de man zou moeten betalen.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

3.Beoordeling

Uitleg van het echtscheidingsconvenant
3.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag hoe artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant uitgelegd moet worden.
3.2.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. De vraag wat partijen zijn overeengekomen kan niet uitsluitend worden beantwoord op grond van een taalkundige uitleg van de bepalingen in het echtscheidingsconvenant. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltexmaatstaf). Rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het concrete geval.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat partijen op grond van artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant moeten afrekenen, zodat ieder van partijen daadwerkelijk de helft van de gemeenschappelijke schulden heeft betaald. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt. In artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant staat eerst dat ieder van partijen de gemeenschappelijke schulden, zoals weergegeven in Annex 2, voor de helft zal moeten betalen. Vervolgens staat er letterlijk dat indien de vrouw meer dan 50% van de schulden betaalt, zij een vordering heeft op de man voor het surplus. Andersom geldt dit ook, als de man meer dan 50% van de schulden betaalt, heeft hij een vordering op de vrouw voor het surplus, zo staat er. Uit de letterlijke tekst van artikel 4.7 volgt dus duidelijk dat partijen moeten afrekenen. Daarbij komt dat partijen bij het overeenkomen van dit echtscheidingsconvenant zijn bijgestaan door een professionele echtscheidingsadvocaat en mediator, zodat de kantonrechter om die reden extra waarde hecht aan de letterlijke tekst van het echtscheidingsconvenant.
Dat er afgerekend moet worden, ligt ook voor de hand. Partijen zijn immers overeengekomen dat ieder van partijen de helft van de gemeenschappelijke schulden moet betalen. Dit stemt overeen met het wettelijk uitgangspunt bij een huwelijk in gemeenschap van goederen dat beiden voor de helft aansprakelijk zijn voor schulden. Indien de uitleg van de vrouw zou worden gevolgd, dan zou dat betekenen dat een lager uitgevallen gemeenschappelijke schuld volledig ten gunste van de ene ex-partner zou komen (ten nadele van de andere ex-partner). Dit strookt niet met de letterlijke tekst van artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant.
3.4.
Dat de door de vrouw betoogde uitleg van artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant de juiste zou zijn blijkt ook niet. Volgens de vrouw zijn de twee lijsten bij Annex 2 definitieve lijsten, waarmee partijen ieder zelfstandig aan de slag zouden gaan (dat wil zeggen de schulden aflossen) en zou er in geen geval een afrekening tussen partijen plaatsvinden. De vrouw heeft ter onderbouwing aangevoerd dat op de ene lijst de naam van de man staat en dat op de andere lijst de naam van de vrouw staat en dat zij ieder voor hun eigen lijst hebben getekend. Hieruit kan de kantonrechter echter niet afleiden dat partijen ook hebben bedoeld af te spreken dat (deze lijsten de definitieve verdeling van de schulden bevatten en dat) er niet meer afgerekend zou worden. Dat staat er niet. Integendeel, in artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant staat dat Annex 2, bestaande uit de twee lijsten, aan veranderingen onderhevig is.
Bovendien staat tevens in het artikel dat de man en de vrouw zullen meewerken door samen met elkaar en met Stichting Doras, een schuldhulpverlener, de schuldensituatie, de betalingen en de betalingsafspraken met de schuldeiseres regelmatig te evalueren, totdat de schulden allemaal zijn afgelost. Enerzijds ondersteunt dit juist het betoog van de man dat de twee lijsten niet definitief waren en dat partijen nog met elkaar om tafel zouden gaan om de schulden af te wikkelen en af te rekenen. Anderzijds is dit strijdig met hetgeen de vrouw heeft aangevoerd, inhoudende dat partijen de lijsten van Annex 2 hebben opgesteld teneinde te voorkomen nadien weer met elkaar om tafel te moeten.
3.5.
De vrouw heeft verder nog aangevoerd dat de door man bepleite uitleg van artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant, waarbij partijen nog moeten afrekenen, botst met artikel 7.3 van het echtscheidingsconvenant. De kantonrechter ziet dat anders. Op grond van artikel 7.3 van het echtscheidingsconvenant vrijwaren partijen elkaar voor eigen schulden, dat zijn niet de gemeenschappelijke schulden waar artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant op ziet.
De conclusie en verder
3.6.
De conclusie is dus dat tussen partijen een afrekening van de gemeenschappelijke schulden dient plaats te vinden op grond van artikel 4.7 van het echtscheidingsconvenant.
De man stelt in dat verband dat hij meer dan 50% van de gemeenschappelijke schulden heeft betaald. Hij zou namelijk € 16.202,22 hebben betaald. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat zij ook minimaal € 15.000 tot € 20.000 heeft betaald, maar de vrouw heeft hiervan nog geen stukken in het geding gebracht.
3.7.
Ter zitting is besproken de mogelijkheid dat partijen gezamenlijk met een mediator vaststellen welke gemeenschappelijke schulden zij elk hebben betaald. De kantonrechter zal partijen, zoals door hen is verzocht, eerst in de gelegenheid stellen om na dit vonnis te bepalen of zij mediation willen beproeven of dat zij vonnis willen vragen. Daarvoor wordt de zaak vier weken aangehouden. Indien partijen voor mediation kiezen, zullen zij een mediator via het mediationbureau van de rechtbank Amsterdam inschakelen. Partijen kunnen daarvoor via de e-mail (mediationbureau.rb.amsterdam@rechtspraak.nl) of telefonisch (06 – 53742013) contact opnemen met het mediationbureau.
3.8.
Indien partijen niet voor mediation kiezen, zal de procedure worden vervolgd. De vrouw mag dan bij akte stellen en onderbouwen welke gemeenschappelijke schulden zij heeft betaald. De man mag daarop bij antwoordakte reageren. Vervolgens zal de zaak weer op de rol komen voor vonnis. De kantonrechter zal zich dan mogelijk buigen over de vraag of al voldoende is komen vast te staan welke gemeenschappelijke schulden elk van beiden heeft betaald, en zo niet, of er nog bewijsopdrachten zullen volgen.
3.9.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verwijst de zaak naar de rol van
7 april 2023voor akte uitlaten partijen over het verdere verloop van de procedure (voortprocederen dan wel aanhouden vanwege mediation),
II. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. T.T. Hylkema, kantonrechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2023.
De griffier De kantonrechter