ECLI:NL:RBAMS:2023:1317

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
22/3566
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake maatschappelijke opvang en zelfredzaamheid van eiser

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 3 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor maatschappelijke opvang beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. L. Veenman, heeft zijn aanvraag op 26 oktober 2021 ingediend, welke door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam is afgewezen. Het college heeft deze afwijzing in een bestreden besluit van 13 juli 2022 gehandhaafd, verwijzend naar eerdere GGD-screeningen die de zelfredzaamheid van eiser in twijfel trokken. Eiser heeft echter betoogd dat zijn hulpvragen niet adequaat zijn geïnventariseerd en dat zijn situatie ernstiger is dan het college veronderstelt. Hij heeft diabetes type 2 en psychische problemen die hem belemmeren in zijn dagelijks leven.

De rechtbank constateert dat het college niet heeft voldaan aan de zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen. De rechtbank oordeelt dat de hulpvragen van eiser niet volledig zijn in kaart gebracht en dat het college niet heeft toegelicht welke problemen eiser ondervindt bij zijn zelfredzaamheid. De rechtbank geeft het college de gelegenheid om de gebreken te herstellen, met een termijn van acht weken voor een nieuwe beslissing op bezwaar. Eiser kan binnen vier weken reageren op de herstelpoging van het college. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet zijn behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/3566 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. L. Veenman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

(gemachtigde: mr. J.C. Smit).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om toegang te krijgen tot de maatschappelijke opvang.
2. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 26 oktober 2021 afgewezen Met het bestreden besluit van 13 juli 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Het college heeft verwezen naar een GGD-screening van [medio 2] april 2021 [1] , die in het kader van een eerdere aanvraag plaatsvond, en naar die van [medio 1] oktober 2021.
3. Eiser is hiertegen in beroep gegaan. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 27 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college deelgenomen.

Totstandkoming besluit

5. Op grond van artikel 4.5, eerste lid, onder b, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2015 [2] , komt iemand in aanmerking voor maatschappelijke opvang als hij beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden.
6. In het bestreden besluit staat dat de GGD bij herhaling heeft vastgesteld dat de maatschappelijke opvang niet passend is voor eiser. Uit de GGD-screening van [medio 1] oktober 2021 blijkt dat eiser diabetes type 2 heeft en dat hij ondersteuning nodig heeft bij het innemen van medicatie. Zijn psychische problemen hangen sterk samen met zijn lichamelijke problemen. De lichamelijke en psychische problemen zijn volgens de GGD echter niet dermate ernstig dat hij niet zelfredzaam is. De hulpvraag betreft daarom primair huisvesting. Volgens het college volgt hier uit dat maatschappelijke opvang niet passend is, omdat daarvoor een zwaardere ondersteuningsbehoefte vereist is. Eiser kan voor zijn medische en psychische klachten ambulant geholpen worden.

Beoordeling door de rechtbank

7. Eiser voert aan dat het onderzoek van het college niet voldoet aan het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [3] . Eiser vindt dat het college zijn problematiek onvoldoende in kaart heeft gebracht. Zijn situatie is ernstiger dan door het college wordt verondersteld. Eiser heeft ernstige diabetes en gaat snel achteruit. Daarnaast heeft hij zware psychische problemen en moet hij EMDR-therapie gaan volgen vanwege trauma’s die hij in het verleden heeft opgelopen. Eiser vindt dat het college hierover contact had moeten opnemen met eisers psycholoog, zoals hij ook heeft verzocht tijdens de bezwaarprocedure, maar het college heeft dit niet gedaan. Eiser heeft verder hulp nodig bij zowel het huishouden als de administratie en hij heeft behoefte aan dagbesteding. Dit is niet aan het licht gekomen in het onderzoek van het college, omdat het college ten onrechte niet heeft onderzocht waar eiser in het dagelijks leven tegenaan loopt. Eiser betoogt verder dat het passantenhotel, waar hij nu verblijft, niet passend is. Het is onhygiënisch, waardoor eiser de wonden aan zijn voeten, die het gevolg zijn van diabetes, niet goed kan schoonmaken. Hij moet ook een trap op lopen om zijn kamer te bereiken, terwijl hij slecht ter been is. Het passantenhotel kan tot slot ook niet de stabiele omgeving bieden die juist vereist is om aan therapie te kunnen beginnen.
8. Het stappenplan van de CRvB houdt het volgende in. [4] Eerst moet het college vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Als dit voldoende concreet in kaart is gebracht, kan bepaald worden welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leven aan de zelfredzaamheid, participatie of het kunnen handhaven in de samenleving. Daarna moet onderzocht worden in hoeverre eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn moet het college een maatwerkvoorziening te verlenen.
9. De rechtbank overweegt als volgt. In het screeningsverslag van [medio 1] oktober 2021 staat dat eiser een hulpvraag op het gebied van lichamelijke gezondheid heeft. Eiser heeft diabetes type 2 en wil hiervoor begeleiding bij medicatiegebruik en zelfzorg. Daarnaast heeft eiser een hulpvraag op het leefgebied huisvesting. Hij woont nu in een passantenhotel, maar wil graag een eigen woning. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting bevestigd dat deze hulpvragen juist zijn. Op het leefgebied ‘instrumentele activiteiten dagelijks leven’ heeft eiser volgens het screeningsverslag geen ondersteuningsvraag, terwijl in de toelichting staat dat eiser hulp wil bij de administratie. De gemachtigde van eiser heeft op zitting gezegd dat dit laatste klopt. Daarmee is sprake van een tegenstrijdigheid. De rechtbank overweegt verder dat bij het leefgebied ‘tijdsbesteding’ staat dat toegelicht moet worden of eiser open staat voor dagbesteding, maar in de toelichting staat alleen ‘eiser is vooral bezig met dagelijkse (medische) afspraken’. Gelet op de toelichting op zitting, is aannemelijk dat eiser ook op dit gebied een hulpvraag heeft, die het college niet onderkend heeft. De rechtbank oordeelt, gelet op het voorgaande, dat het aannemelijk is dat eisers hulpvragen niet volledig zijn geïnventariseerd en dat dus niet is voldaan aan stap 1 van het stappenplan.
10. De rechtbank overweegt verder dat het college niet heeft toegelicht welke problemen eiser ondervindt bij de zelfredzaamheid, maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Daarmee heeft het college ook niet voldaan aan de tweede stap van het stappenplan. De gemachtigde van het college heeft op de zitting gezegd dat wel is onderzocht tegen welke problemen eiser aanloopt en dat de uitkomst hiervan in de conclusie van het screeningsverslag staat, maar dit standpunt volgt de rechtbank niet. In de conclusie is te lezen dat eiser primair een huisvestingsprobleem heeft en dat zijn lichamelijke en somatische problemen niet dermate ernstig zijn dat eiser toegang tot de maatschappelijke opvang moet worden verleend, maar in het screeningsverslag staan vragen die moeten worden beantwoord, waarop geen duidelijk antwoord is gegeven. Wellicht is de conclusie die het college getrokken heeft de juiste, maar de rechtbank kan zonder een nadere toelichting niet zien of en zo ja op welke manier eiser in zijn dagelijks leven beperkt wordt. Als de vragen die op het formulier van de screening beantwoord waren, was hierover meer duidelijkheid gegeven. Bovendien is de conclusie ook tegenstrijdig met het screeningsverslag zelf. Daarin staat namelijk dat eiser niet zelfredzaam is op het leefgebied lichamelijke gezondheid en beperkt zelfredzaam op geestelijke gezondheid, sociaal netwerk, maatschappelijke participatie, werk en opleiding, basale activiteiten dagelijks leven en tijdsbesteding, terwijl eiser op het leefgebied huisvesting voldoende redzaam wordt geacht. Het voorgaande is niet te rijmen met de eindconclusie dat het probleem van eiser slechts een huisvestingsprobleem is.

Conclusie en gevolgen

11. Uit overweging 9 en 10 volgt dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. Dit kan met een aanvullende motivering, of, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om de gebreken te herstellen, moet het college opnieuw onderzoek doen naar de situatie van eiser. De rechtbank geeft hierbij in overweging dat op de zitting door de gemachtigde van eiser is aangegeven dat eiser ook voor andere oplossingen openstaat, zoals ambulante ondersteuning in het passantenhotel.
12. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
13. Het college moet én op grond van de wet [5] én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
14 . Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
15. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Timmermans, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Het verslag van deze screening heeft het college niet overgelegd.
2.Versie juli 2022.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.
4.Dit vloeit voort uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
5.Zie artikel 8:51b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.