ECLI:NL:RBAMS:2023:1313

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
13/314287-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot moord en wapenbezit na schietincident in Amsterdam

Op 10 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige man, die op 28 september 2021 in Amsterdam een poging tot moord heeft gepleegd door met een vuurwapen op een man te schieten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een woordenwisseling met het slachtoffer, terugkwam met een vuurwapen en op korte afstand een schot heeft gelost. De verdachte werd ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie gepleit voor een gevangenisstraf van 10 jaar, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak of een lagere straf. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zowel poging tot moord als wapenbezit. De verdachte werd veroordeeld tot 7 jaar gevangenisstraf en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de aanwezigheid van omstanders, waaronder kinderen, tijdens het schietincident. De verdachte had een strafblad en er was een hoog recidiverisico vastgesteld. De rechtbank besloot dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 jaar passend was, met de noodzaak van langdurig toezicht na de detentie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.314287.21 [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/314287-21
Datum uitspraak: 10 maart 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 28 september 2021 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. poging moord/doodslag (primair), dan wel bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (subsidiair) van [slachtoffer] door met een vuurwapen een kogel af te vuren in de richting van [slachtoffer] ;
2. het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte onder feit 1 primair (poging moord) en feit 2 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte degene is geweest die op 28 september 2021 eenmaal vanaf zeer korte afstond op aangever [slachtoffer] heeft geschoten. De gedraging van verdachte dient te worden gekwalificeerd als poging moord. Verdachte had met zijn handelen voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, omdat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] door de kogel dodelijk zou worden getroffen. Dat sprake is geweest van voorbedachte raad kan worden afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm die onmiskenbaar is gericht op het om het leven willen brengen van [slachtoffer] . Die uiterlijke verschijningsvorm is doorslaggevend, nu verdachte door zijn ontkenning geen inzicht heeft gegeven in het besluitvormingsproces dat aan het incident is voorafgegaan. Gelet op de gang van zaken zoals blijkt uit het dossier, moet vastgesteld worden dat verdachte voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het door hem genomen besluit en er geen sprake is geweest van handelen uit een ogenblikkelijke gemoedopwelling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en heeft verzocht hem daarvan vrij te spreken. De raadsvrouw heeft subsidiair bepleit dat mocht de rechtbank voor feit 1 tot een bewezenverklaring komen, dit hooguit gekwalificeerd kan worden als bedreiging.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op basis van het dossier niet is komen vast te staan dat verdachte op 28 september 2021 op de plaats delict aanwezig was. Ten eerste kan aan de processen-verbaal, waarin wordt gerelateerd dat de telefoon van verdachte zich op/in de nabijheid van de plaats delict bevond, geen betekenis worden gehecht. Zij laten namelijk de mogelijkheid open dat verdachte zich thuis bevond nu verdachte woonachtig is in de nabijheid van de plaats delict. Ten tweede zegt het DNA van verdachte op het wapen en de huls niets over het moment waarop dat erop is gekomen. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij figureert in drillrap video’s, waarbij wapens worden getoond en ook zijn vastgehouden. Op het wapen is ook DNA van vier andere personen aangetroffen. Daarnaast komen ten aanzien van het signalement van de schutter de verklaringen van aangever en de getuigen niet overeen, zit er geen proces-verbaal van herkenning in het dossier en heeft [slachtoffer] verdachte niet aangewezen als de schutter. Tot slot is het op basis van de tijdstippen van de camerabeelden niet mogelijk een juiste tijdslijn te maken nu niet duidelijk is op welke bestand de juiste tijdstippen staan weergegeven. De getapte telefoongesprekken in de PI wijzen op de onschuld van verdachte.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat er wel voldoende bewijs is waaruit blijkt dat verdachte op 28 september 2021 op de plaats delict was, heeft de raadsvrouw aangevoerd het (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer ontbreekt. Het is immers niet bekend vanaf welke plek en in welke richting de schutter heeft geschoten. Daarnaast had de schutter geen voorbedachte raad om [slachtoffer] om het leven te brengen. De handelingen van de schutter zoals die uit het dossier naar voren komen, duiden erop dat er éénmaal is geschoten om te dreigen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 28 september 2021 was [slachtoffer] samen met zijn vriendin en haar kinderen op het Krimpertplein te Amsterdam bij een snackbar. Omstreeks 14:00 uur zag aangever een man en een vrouw aan komen lopen. Toen de man en de vrouw waren gepasseerd, zocht de man de confrontatie op met [slachtoffer] en ontstond er een woordenwisseling, omdat de man zich bekeken voelde. De man vroeg aan [slachtoffer] hoe lang zij daar nog bleven en zei dat hij terug zou komen. De man en de vrouw liepen vervolgens verder in de richting van de Kolfschotenstraat. Omstreeks 14:14 uur kwam de man die aangever herkende als de man waar hij zojuist de woordenwisseling mee had gehad, aanfietsen vanuit de richting van de Kolfschotenstraat. Bij de snackbar aangekomen, ging de man nogmaals de confrontatie aan met [slachtoffer] . Hierna fietste hij weg over het trottoir in de richting van de Kolfschotenstraat. Hij keek vervolgens achterom in de richting van de snackbar, waarna hij omdraaide en over het fietspad in de richting van de Kloekhorststraat fietste. [slachtoffer] liep een stukje verder mee, totdat hij naast de snackbar stond. De man stopte tijdens het fietsen zijn rechterhand in zijn rechterjaszak en haalde daar een vuurwapen uit. Hij laadde het vuurwapen met zijn linkerhand door en schoot daarmee omstreeks 14:17 al fietsend één keer vanaf het fietspad in de richting van [slachtoffer] . Zijn arm was hierbij horizontaal gestrekt. De man is vervolgens met een snelle trapbeweging weggefietst in de richting van de Kloekhorststraat. Er is niemand door het schot geraakt.
4.3.2
Is verdachte de schutter?
De rechtbank dient allereerst vast te stellen of kan worden geconcludeerd dat verdachte de schutter is geweest.
Op 12 november 2021 is bij verdachte een vuurwapen aangetroffen en in beslag genomen (SIN-nummer: AALN0457NL). Uit onderzoek kan worden afgeleid dat de huls die op het Krimpertplein te Amsterdam op 28 september 2021 op het fietspad is aangetroffen (SIN-nummer: AAMM1091NL), is verschoten met het bij verdachte in beslag genomen vuurwapen (bewijskracht tussen 10.000 en 1.000.000). Op zowel de huls als op onderdelen van het vuurwapen, namelijk op de ontgrendelknop en de trekker, de ruwe delen van de slede, de hamer en de loop, zit DNA van verdachte.
Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat het signalement van verdachte past binnen de signalementen van de schutter die door [slachtoffer] en getuige [getuige] zijn opgegeven. Dat de verklaringen niet tot in ieder detail overeenkomen, doet daar niet aan af. Ook sluiten de bevindingen van de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte, die passen bij de verklaring van [slachtoffer] , de getuigenverklaring van [getuige] en de camerabeelden, niet uit dat verdachte op de plaats delict is geweest ten tijde van het incident. Tot slot is het mogelijk dat verdachte in 15 minuten vanaf de plaats delict naar zijn woning is gelopen en fietsend is teruggekeerd. Dit past binnen de tijdspanne die is vastgesteld tussen het moment dat de schutter op de camerabeelden uit beeld loopt en terugkeert met de fiets. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de camerabeelden van de Kolfschotenstraat nu die qua tijdstippen overeenkomen met de verklaring van [slachtoffer] .
Verdachte heeft over de aanwezigheid van zijn DNA op het wapen en de huls – pas voor het eerst op 28 maart 2022 – een verklaring afgelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij figureert in videoclips van vrienden, waarbij wapens worden getoond. Hierdoor is zijn DNA op het wapen en de huls terecht gekomen. De videoclip werd eind augustus opgenomen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij het wapen daarna niet meer tot zijn beschikking heeft gehad tot 8 november 2021.Vanaf toen moest hij het wapen bewaren voor een vriend. De naam van die vriend wil verdachte – ook ter terechtzitting – niet noemen. Deze verklaring van de verdachte kan op geen enkele wijze geverifieerd worden en vindt ook geen steun in het dossier. Nu de verdachte geen enkel aanknopingspunt heeft gegeven ter verificatie van dit alternatieve scenario, acht de rechtbank dat scenario niet aannemelijk.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, dat verdachte degene is geweest die op 28 september 2021 met het vuurwapen heeft geschoten.
4.3.3
Heeft verdachte opzet gehad op de dood van aangever [slachtoffer] ?
De rechtbank dient vervolgens vast te stellen of verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier bewezen kan worden dat sprake is van voorwaardelijk opzet en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte – van wie niet is gebleken dat hij een ervaren schutter is – heeft al fietsend en daarmee dus terwijl hij bewoog, een pistool uit zijn rechterjaszak gehaald, dat met zijn linkerhand doorgeladen en heeft vervolgens éénmaal vanaf het fietspad – blijkens het dossier dus vanaf een korte afstand – richting [slachtoffer] geschoten, die naast de snackbar stond. De gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, brengen de aanmerkelijke kans met zich dat [slachtoffer] dodelijk geraakt zou worden. Een kans die verdachte door zijn handelwijze willens en wetens heeft aanvaard en waarmee het voorwaardelijk opzet is gegeven.
4.3.4
Heeft verdachte gehandeld met voorbedachte raad?
Dan rijst nog de vraag of verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is en overweegt daartoe als volgt.
Voor voorbedachte raad moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de beoordeling van deze vraag gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechtbank het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Verdachte ontkent het ten laste gelegde te hebben gepleegd en heeft aldus geen inzicht gegeven in het besluitvormingsproces dat aan het incident is voorafgegaan. Er moet dus worden gekeken naar de uiterlijke verschijningsvorm. De rechtbank leidt de voorbedachte raad af uit de wijze waarop verdachte zijn handelen heeft uitgevoerd en de daarbij voor hem bestaande beschikbare tijdsmomenten voor beraad op het door hem genomen besluit. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat verdachte omstreeks 14:00 uur de confrontatie aanging met [slachtoffer] en dat zij een woordenwisseling hadden. Verdachte heeft gezegd dat hij terug zou komen en is lopend weggegaan. Omstreeks 14:14 uur is verdachte fietsend teruggekomen met een vuurwapen op zak. Vervolgens is verdachte nogmaals met [slachtoffer] de confrontatie aangegaan. Verdachte is hierna weggefietst, maar is vervolgens omgedraaid en teruggefietst in de richting van de plaats delict. Aldaar heeft hij het vuurwapen uit zijn jaszak gehaald, het vuurwapen doorgeladen en heeft hij omstreeks 14:17 uur eenmaal in de richting van [slachtoffer] geschoten. Verdachte is vervolgens versneld weggefietst. De rechtbank overweegt dat er ongeveer 17 minuten tijd tussen de eerste confrontatie met [slachtoffer] en het schieten met het vuurwapen in de richting van [slachtoffer] heeft gezeten. Daarmee heeft verdachte voldoende tijd gehad zich te beraden. De rechtbank ziet gelet op bovengenoemde omstandigheden geen contra-indicaties voor voorbedachte raad. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte zich niet bij toeval opnieuw geconfronteerd zag met [slachtoffer] , maar zich wel bewust met een vuurwapen opnieuw naar de plaats delict heeft begeven om het conflict voort te zetten, waarna hij met dat vuurwapen heeft geschoten. De rechtbank neemt gelet op deze handelingen als vaststaand aan dat er sprake was van een vooropgezet plano [slachtoffer] van het leven te beroven.
4.3.5
Voorhanden hebben vuurwapen (feit 2)
Uit het voorgaande (onder 4.3.2) volgt dat verdachte op 28 september 2021 een vuurwapen voorhanden had. De deskundige heeft vastgesteld dat het gaat om een vuurwapen, zijnde een pistool, van categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1
op 28 september 2021 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven te beroven, na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van het lichaam van [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 28 september 2021 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Crvena Zastava (CZ), type/model M70, kaliber 7,65mm Browning (synoniem .32 AUTO), zijnde een pistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder feit 1 primair (poging moord) en feit 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft hij oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij een veroordeling verzocht verdachte een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest. De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht is niet proportioneel. De reclassering ziet immers nog voldoende mogelijkheden het recidiverisico van verdachte terug te dringen middels een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De verdediging heeft verder gewezen op de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord door fietsend eenmaal met een vuurwapen op korte afstand richting [slachtoffer] te schieten, terwijl daar omstanders – waaronder kinderen – bij in de buurt waren. Verdachte heeft dit gedaan op klaarlichte dag. Door verdachtes handelen is een zeer bedreigende en risicovolle situatie gecreëerd voor [slachtoffer] en de omstanders. [slachtoffer] had door het toedoen van verdachte dodelijk letsel kunnen oplopen. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Een feit als het onderhavige veroorzaakt onrust en versterkt de in de samenleving aanwezige gevoelens van onveiligheid en onbehagen. De aanleiding van het schietincident was een onbeduidend mondeling conflict tussen verdachte en [slachtoffer] . De rechtbank vindt het zorgwekkend dat verdachte ervoor heeft gekozen op deze zeer gewelddadige manier het conflict te beëindigen.
Verdachte wordt daarnaast veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het voorhanden hebben van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich, hetgeen ook blijkt uit het onder 1 bewezenverklaarde feit. Het ongecontroleerd voorhanden hebben en gebruik van vuurwapens moet dan ook krachtig worden bestreden.
Gelet op de buitengewone ernst van de feiten acht de rechtbank slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft in strafverzwarende zin rekening gehouden met het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 8 februari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven. De rechtbank heeft in strafverminderende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het reclasseringsadvies (Reclassering Nederland) van 31 augustus 2022, het reclasseringsadvies (Reclassering Nederland) van 9 februari 2023 en het Psychologisch onderzoek (Pro Justitia) van 17 juni 2022.
De reclassering concludeert dat sprake is van een delictpatroon, waarbij vooral een zorgelijke ontwikkeling aanwezig is als het gaat om de toename in ernst van de (verdenkingen van) strafbare feiten. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. De reclassering constateert instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden, waardoor een zorgelijk beeld is ontstaan. Die instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden kan als risicofactor worden aangemerkt. Verdachte is opgegroeid in een onveilige thuissituatie, waarbij sprake was van huiselijk geweld en ouders die niet bij machte waren hun kinderen op een adequate manier op te voeden. Verdachte mag vanwege afspraken met de gemeente en het ontbreken van toezicht niet terugkeren naar zijn ouderlijke woning. Daarnaast ziet de reclassering omgang met een negatief netwerk als grootste risicofactor. Verdachte behoort tot de jeugdgroepering [groep] , waarbij hij een leidende rol zou hebben. Door de Pro Justitia rapporteur is vastgesteld dat er sprake is van normale verstandelijke vermogens en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Verdachte is iemand met twee gezichten. Verdachte lijkt dusdanig te zijn verhard dat een reclasseringstoezicht als voorwaardelijke veroordeling met behandeling in een ambulant kader niet toereikend is om de complexe problematiek en het recidiverisico te beperken. Hij is niet leerbaar genoeg en het ontbreekt hem aan motivatie om daadwerkelijk te willen veranderen. De reclassering en de Pro Justitia rapporteur adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM)
Verder adviseert de reclassering bij een veroordeling tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (GVM) op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf. De reclassering acht deze maatregel noodzakelijk om verdachte nog te blijven ondersteunen in de vorm van een langdurig reclasseringstoezicht na de gevangenisstraf en zijn mogelijke voorwaardelijke invrijheidstelling. Gelet op de meervoudige complexe problematiek van verdachte in combinatie met zijn beperkte leerbaarheid vanwege de ontbrekende intrinsieke motivatie (voor behandeling) kan de GVM in dit geval dienen als vangnet na detentie om het recidiverisico te beperken.
Nu het doel van de GVM is om ernstige geweldsdelinquenten niet zonder behandeling terug te laten keren in de maatschappij, zal de rechtbank deze maatregel opleggen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte ter zake van dit strafbare feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank ziet ondanks de buitengewone ernst van het misdrijf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals hiervoor beschreven en met inachtneming van artikel 63 Sr , aanleiding van de hoogte van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf af te wijken. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 7 jaar, met aftrek van voorarrest, qua duur passend en geboden. Daarnaast blijkt uit voornoemde omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank ook de noodzaak van langdurig toezicht. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van [slachtoffer] . De rechtbank zal derhalve tevens de GVM aan verdachte opleggen.

9.Beslag

Onder verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen, te weten:
1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2021198933-G6103420);
1 STK Computer (navigatiesysteem) (omschrijving: PL1300-2021198933-G6105678, Bosch);
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2021198933-G6181940, grijs, merk: Apple);
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2021198933-G6181958, Apple);
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2021198933-G6181965, Wit, merk: Apple).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de huls wordt onttrokken aan het verkeer en dat het navigatiesysteem en de telefoons retour gaan naar de rechthebbende. De raadsvrouw heeft slechts ten aanzien van het telefoontoestel een standpunt ingenomen, namelijk dat die aan verdachte wordt teruggegeven.
Onttrekking aan het verkeer

1 STK Huls (omschrijving: PL1300-2021198933-G6103420)

Nu met betrekking tot dit voorwerp het onder feit 1 primair (poging moord) bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:

1 STK Computer (navigatiesysteem) (omschrijving: PL1300-2021198933-G6105678, Bosch);

1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2021198933-G6181940, grijs, merk: Apple);

1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2021198933-G6181958, Apple);

1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2021198933-G6181965, Wit, merk: Apple).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 45, 57, 63, 38z en 289 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot moord
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Huls (omschrijving: PL1300-2021198933-G6103420)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. STK Computer (navigatiesysteem) (omschrijving: PL1300-2021198933-G6105678, Bosch);
1. STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2021198933-G6181940, grijs, merk: Apple);
1. STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2021198933-G6181958, Apple);
1. STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2021198933-G6181965, Wit, merk: Apple).
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en A.S. Dogan rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2023.

Voetnoten

1.Als bewijsmiddel is een proces-verbaal van bevindingen inhoudende een beschrijving van de camerabeelden van het incident opgenomen. De verbalisant heeft de beelden omschreven middels tekstblokken in afbeeldingen (stills). Dat is de reden dat de afbeeldingen ook onder ‘bijlage II – bewijsmiddelen’ zijn opgenomen.