ECLI:NL:RBAMS:2023:1310

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
C/13/725985 / HA ZA 22-975
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake vernietiging Koopovereenkomst en voorlopige voorzieningen in geschil tussen Highly Contagious Media B.V. en Just Another Media Company B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen Highly Contagious Media B.V. (HCM) en Just Another Media Company B.V. (JAMC) over de vernietiging van een koopovereenkomst en de gevolgen daarvan. HCM heeft in juni 2021 haar onderneming verkocht aan JAMC, maar heeft later de koopovereenkomst vernietigd op grond van dwaling. HCM stelt dat JAMC op de hoogte was van financiële problemen bij RUMAG, een platform dat JAMC heeft overgenomen, en dat deze informatie niet is gedeeld met HCM. HCM vordert onder andere schadevergoeding en medewerking van JAMC aan de overdracht van contracten.

In het incident heeft HCM inzage gevorderd in bescheiden van JAMC met betrekking tot de vernietiging van de overeenkomst met RUMAG. JAMC heeft verweer gevoerd en stelt dat HCM geen rechtmatig belang heeft bij de gevraagde inzage. De rechtbank heeft geoordeeld dat HCM niet voldoende heeft aangetoond dat zij recht heeft op de gevraagde stukken en heeft de vordering afgewezen.

Daarnaast heeft JAMC in reconventie vorderingen ingesteld, waaronder nakoming van verplichtingen uit de koopovereenkomst. De rechtbank heeft ook deze vorderingen afgewezen, omdat er onvoldoende duidelijkheid was over de verplichtingen uit de koopovereenkomst en de gevolgen van de vernietiging daarvan. De rechtbank heeft beide partijen veroordeeld in de proceskosten van de incidenten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/725985 / HA ZA 22-975
Vonnis van 1 maart 2023
in de zaak van
HIGHLY CONTAGIOUS MEDIA B.V.,
te Rotterdam,
eisende partij in conventie in de hoofdzaak en in incident,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak en in incident,
advocaat: mr. A.C.J. Hanrath te Alkmaar,
tegen
JUST ANOTHER MEDIA COMPANY B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak en in incident,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak en in incident,
advocaat: mr. F.E. van 't Hek te Amsterdam.
Partijen worden hierna HCM en JAMC genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 november 2022, met producties,
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en in het incident in conventie, tevens eis in reconventie en in het incident, met producties en
- de conclusie van antwoord in het incident in reconventie, met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
HCM is op 18 mei 2021 opgericht en houdt zich bezig met het maken en exploiteren van internetplatforms zoals VKMag en Daily Buzz. De indirect bestuurders van HCM zijn [naam 1] en [naam 2] .
2.2.
JAMC (voorheen Provoke Networks B.V.) is een digitale uitgever. JAMC koopt internetplatforms op. Een van die platforms is RUMAG. Indirect bestuurder van JAMC is [naam 3] .
2.3.
In de zomer van 2020 zijn partijen met elkaar in gesprek gegaan over de verkoop van de onderneming van HCM aan JAMC.
2.4.
Na een periode van onderhandelingen heeft HCM haar onderneming in juni 2021 verkocht aan JAMC (activa-transactie). Partijen hebben een ‘Verkoop en levering van een onderneming & samenwerkingsovereenkomst’ (hierna: de Koopovereenkomst) en een ‘Managementovereenkomst ex artikel 7:400 (e.v.) BW’ (hierna: de Managementovereenkomst) gesloten, gedateerd 1 juni 2021 en ondertekend op 22 juni 2021. De koopprijs bedroeg € 452.000,-.
2.5.
In artikel 14 van de Koopovereenkomst hebben partijen afspraken neergelegd over de inzet van de eigenaren van HCM ( [naam 1] en [naam 2] ) en de vergoedingen daarvoor waaronder een managementfee, een nabetaling bij een exit en een indirect aandelenbelang in JAMC.
2.6.
De advocaat van HCM heeft namens HCM op 13 juli 2022 de Koopovereenkomst vernietigd op grond van dwaling.

3.Het geschil in de hoofdzaak

conventie
3.1.
HCM vordert, samengevat, om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primair
I. voor recht te verklaren dat de Overeenkomsten van 1 juni 2021 buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans die Overeenkomsten te vernietigen;
II. JAMC te veroordelen tot medewerking aan de overdracht van de contracten die zij heeft overgenomen van HCM;
III. voor recht te verklaren dat JAMC aansprakelijk is voor de schade die HCM heeft geleden door de onjuiste voorstelling van zaken en JAMC te veroordelen tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat;
IV. JAMC te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schade van € 175.000,-;
V. voor recht te verklaren dat HCM de geleden schade mag verrekenen met haar verplichting tot terugbetaling van de koopsom;
VI. voor recht te verklaren dat de terugbetaling van de managementvergoeding als gevolg van de vernietiging van de Managementovereenkomst gelijk staat aan de schade van HCM en dat HCM deze schade mag verrekenen met enige verplichting tot terugbetaling van de managementvergoeding en/of andere vermeende vordering van JAMC op HCM;
Subsidiair
VII. JAMC te veroordelen tot betaling van de verschuldigde bonus op grond van artikel 14 lid 8 van de Koopovereenkomst, nader op te maken bij staat en
Primair en subsidiair
VIII. JAMC te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Volgens HCM zijn de gesloten overeenkomsten vernietigd dan wel vernietigbaar op grond van bedrog en/of dwaling. JAMC was voordat de Koopovereenkomst werd gesloten op de hoogte van de financiële problemen bij RUMAG, maar JAMC heeft HCM daarvan niet op de hoogte gebracht. Dat had JAMC wel moeten doen. De financiële prognoses van RUMAG die HCM had gekregen bleken onjuist te zijn; de omzetprognoses liepen achter en de kosten waren hoger dan begroot. JAMC heeft het doen voorkomen alsof er veel geld beschikbaar was voor de
buy & buildstrategie, terwijl er in werkelijkheid extra investeringen nodig bleken om de schulden en lopende kosten van RUMAG te betalen. JAMC heeft de situatie rooskleuriger doen voorkomen om HCM tot het sluiten van de overeenkomsten te bewegen. HCM heeft door het handelen van JAMC schade geleden.
3.3.
JAMC voert verweer in de hoofdzaak.
reconventie
3.4.
JAMC vordert, samengevat, om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
de gevolgen van de Koopovereenkomst te wijzigen door het percentage certificaten waarop HCM onmiddellijk na het sluiten van de Koopovereenkomst recht had van 3,5% te wijzigen in een door de rechtbank te bepalen percentage, althans
HCM te veroordelen tot levering van de domeinnamen (en eventuele andere achtergebleven activa) en voor zover de voorlopige voorziening is toegewezen met levering aan een derde dat wordt vastgesteld dat JAMC hiertoe gerechtigd is;
HCM te veroordelen tot overdracht van de wachtwoorden en toegang tot het CMS aan JAMC en voor zover de voorlopige voorziening is toegewezen met levering aan een derde dat wordt vastgesteld dat JAMC hiertoe gerechtigd is;
HCM te veroordelen tot het vestigen van het overeengekomen pandrecht ten gunste van HCM;
HCM te veroordelen tot het meewerken aan de uitgifte van de certificaten van aandelen;
voor recht te verklaren dat HCM zich schuldig heeft gemaakt aan mismanagement en/of ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door het te kwader trouw opnemen van gesprekken ten behoeve van het vergaren van bewijs en/of het aanhangig maken van de procedure en
HCM te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding van minimaal € 5.000,- voor de door JAMC als gevolg van de procedure geleden schade en
HCM te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.5.
JAMC vordert nakoming door HCM van verplichtingen uit de Koopovereenkomst.
3.6.
HCM heeft nog niet van antwoord gediend in de hoofdzaak.

4.Het geschil in de incidenten

De vordering in het incident van HCM: inzage/afschrift bescheiden
4.1.
HCM vordert dat JAMC bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld:
I. om binnen 14 dagen na het vonnis afschriften van/inzage te geven in (i) de correspondentie over de vernietiging van de koopovereenkomst tussen JAMC en RUMAG, (ii) de nieuwe overeenkomst tussen JAMC en RUMAG en (iii) de omzetcijfers vanaf 22 juni 2021 (gesplist per maand) die JAMC heeft gerealiseerd met de domeinen van HCM als bedoeld in bijlage 1 van de Koopovereenkomst van 22 juni 2021, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- per dag en met een maximum van € 500.000,- en
II. tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
JAMC voert verweer.
De vordering in het incident van JAMC: voorlopige voorziening
4.3.
JAMC vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de volgende voorlopige voorzieningen te treffen, met veroordeling van HCM in de proces- en nakosten te vermeerderen met wettelijke rente:
levering van de domeinnamen (en eventuele andere achtergebleven activa) aan JAMC, althans aan een aan te wijzen onafhankelijke derde partij die na een in kracht van gewijsde gegane uitspraak deze activa zal doorleveren aan de partij die daarop recht heeft;
overdracht van de wachtwoorden en toegang tot het CMS aan JAMC, althans aan een aan te wijzen onafhankelijke derde partij die na een in kracht van gewijsde gegane uitspraak deze activa zal doorleveren aan de partij die daarop recht heeft;
vestiging van het overeengekomen pandrecht ten gunste van HCM en
opschorting van enige huidige en toekomstige betalingsverplichting van JAMC jegens HCM, waaronder begrepen de vordering genoemd in de subsidiaire eis onder I, althans betaling van enig huidig en toekomstig verschuldigd bedrag op een derdengeldrekening van de advocaat van JAMC.
4.4.
HCM voert verweer.
4.5.
Op de stellingen van partijen in de incidenten wordt hierna ingegaan.

5.De beoordeling in het incident dat HCM heeft ingesteld

5.1.
Aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zijn de volgende voorwaarden verbonden: (i) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben en (ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij zijn. Bovendien (iv) dient de wederpartij over de bescheiden te beschikken of deze onder haar berusting te hebben. Artikel 843a Rv vormt een uitzondering op de hoofdregel dat iemand onder hem berustende bescheiden niet aan een ander hoeft af te geven.
5.2.
HCM vordert inzage in de correspondentie tussen JAMC en RUMAG over de vernietiging van de overeenkomst tussen JAMC en RUMAG. HCM heeft van de bestuurder van JAMC ( [naam 3] ) begrepen dat de overeenkomst met RUMAG is vernietigd wegens een onjuiste voorstelling van zaken. HCM beroept zich in deze procedure op dezelfde onjuiste voorstelling van zaken. [naam 3] is indirect bestuurder van JAMC en was toen de Koopovereenkomst werd gesloten ook bestuurder van RUMAG. Uit de stukken zal blijken dat [naam 3] een ‘dubbele pet’ droeg en onjuiste financiële prognoses van RUMAG heeft verstrekt aan HCM. De problemen bij RUMAG zijn ook van invloed geweest op de resultaten van JAMC. Met een afschrift van de communicatie tussen JAMC en RUMAG en inzage in de nieuwe overeenkomst tussen JAMC en RUMAG kan HCM haar beroep op dwaling nader onderbouwen, aldus HCM.
5.3.
JAMC verzet zich tegen de inzage. HCM heeft daarbij geen rechtmatig belang en de vordering is onvoldoende bepaald. De overeenkomst tussen JAMC en RUMAG is niet vernietigd, maar gewijzigd. De waardering van RUMAG ten tijde van de inbreng is verlaagd met bijna 27%. JAMC heeft verder gewichtige redenen om deze overeenkomst waarin bedrijfsmatige en financiële informatie van derden staat, niet te verstrekken, aldus HCM.
5.4.
Uit de stukken begrijpt de rechtbank dat het internetplatform RUMAG op enig moment ook onderdeel is geworden van JAMC. In de onderhandelingsfase over de Koopovereenkomst is aan HCM een financiële prognose over RUMAG gegeven. Tussen partijen is niet in geschil dat de werkelijke resultaten achterbleven bij die prognose. Volgens HCM heeft JAMC opzettelijk onjuiste informatie over problemen bij RUMAG gegeven dan wel opzettelijk gezwegen over de problemen. Aan de vordering tot inzage heeft HCM (enkel) ten grondslag gelegd dat zij daarmee haar beroep op dwaling wil kunnen onderbouwen.
5.5.
HCM heeft geen concrete aanwijzingen gegeven dat uit de nieuwe (of - volgens JAMC - gewijzigde) overeenkomst tussen JAMC en RUMAG blijkt dat aan HCM een onjuiste voorstelling van zaken is gegeven, vóórdat de Koopovereenkomst werd gesloten. Uit de stellingen van HCM kan niet concreet worden opgemaakt welke gegevens de nieuwe overeenkomst tussen JAMC en RUMAG bevat ter onderbouwing van het beroep op dwaling. Nu HCM niet op de hoogte lijkt te zijn van de inhoud van die nieuwe overeenkomst, leidt inzage in die overeenkomst tot een
fishing expeditionnaar bewijs. Daarvoor biedt artikel 843a Rv geen ruimte.
HCM wenst daarnaast een afschrift van de correspondentie tussen JAMC en RUMAG over de nieuwe overeenkomst. De vraag die in de hoofdzaak moet worden beantwoord ten aanzien van het beroep op dwaling is of in de onderhandelingsfase HCM op basis van een onjuiste voorstelling van zaken de Koopovereenkomst heeft gesloten. HCM moet stellen en eventueel bewijzen dat JAMC onjuiste informatie heeft gedeeld dan wel relevante informatie heeft verzwegen én dat zij bij een juiste voorstelling van zaken de Koopovereenkomst niet zou zijn aangegaan. HCM heeft geen aanknopingspunten gegeven voor haar stelling dat uit de correspondentie (tussen JAMC en RUMAG) kan volgen dat JAMC HCM onjuist heeft ingelicht. HCM stelt in algemene zin dat uit de correspondentie zal blijken dat [naam 3] als bestuurder van zowel JAMC als RUMAG een ‘dubbele pet’ droeg en onjuiste financiële prognoses over RUMAG heeft verstrekt. Zij heeft niet toegelicht waaruit dit zal blijken. Ook hier lijkt eerder sprake van een aanname van HCM. Artikel 834a Rv biedt in dat geval geen ruimte voor toewijzing van de vordering. Op dit moment is dan ook niet gebleken dat HCM een rechtmatig belang bij de gevraagde stukken heeft. Artikel 843a Rv bevat geen algemene exhibitieplicht. Tot slot geldt dat de vordering zeer ruim is geformuleerd nu HCM alle correspondentie tussen JAMC en RUMAG over de nieuwe (of aangepaste) overeenkomst wenst in te zien. Ook daarop stuit de vordering af.
5.6.
Ook de vordering tot het verstrekken van inzage in de omzetcijfers vanaf 22 juni 2021 die JAMC heeft gerealiseerd met de domeinen van HCM wordt afgewezen. HCM wil daarmee haar schade kunnen onderbouwen, dan wel de hoogte van de bonus die HCM subsidiair heeft gevorderd. In de hoofdzaak dient eerst te worden vastgesteld of JAMC schadeplichtig is jegens HCM. Daarover moet het debat nog worden gevoerd. Pas als blijkt dat JAMC schadevergoeding moet betalen, is de onderbouwing van de schade aan de orde. In dat stadium van de procedure kan op grond van artikel 22 Rv het bevel worden gegeven relevante gegevens over te leggen. De vordering is prematuur. Hetzelfde geldt voor de onderbouwing van de bonus. Die is pas aan de orde als het beroep of dwaling en bedrog niet slaagt. Of HCM de gegevens al heeft, zoals JAMC betoogt, kan nu in het midden blijven.
5.7.
HCM wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten en de nakosten in het incident, te vermeerderen met wettelijke rente.

6.De beoordeling in het incident dat JAMC heeft ingesteld

6.1.
Op grond van artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening treft voor de duur van het geding. Een voorlopige voorziening als hier bedoeld kan pas worden gevorderd indien en nadat de bodemprocedure aanhangig is gemaakt, terwijl de voorziening moet samenhangen met de vordering in de hoofdzaak. Aan deze criteria is voldaan.
Spoedeisendheid is niet een door de wet gesteld vereiste voor het kunnen treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv, anders dan voor een voorziening in kort geding als bedoeld in artikel 254 Rv. Wel zal de eisende partij de vordering als bedoeld in artikel 223 Rv moeten motiveren, wat erop neerkomt dat moet worden duidelijk gemaakt dat er een belang is om vooruit te lopen op de beslechting van het geschil in de hoofdzaak.
6.2.
Volgens JAMC is HCM tekortgeschoten in de nakoming van enkele verplichtingen uit de Koopovereenkomst. Daardoor wordt de bedrijfsvoering van JAMC ernstig bedreigd. Zonder aanvullende financiering van JAMC – een mogelijk gevolg van de tekortkomingen en het aanhangig maken van deze procedure – zal JAMC failliet kunnen gaan. Daarmee is de spoedeisendheid gegeven, aldus JAMC.
6.3.
JAMC vordert als voorlopige voorziening nakoming door HCM van verplichtingen uit de Koopovereenkomst (de vorderingen onder a tot en met c). In de hoofdzaak moet ten eerste worden beoordeeld of de Koopovereenkomst kon of kan worden vernietigd. HCM weerspreekt verder gemotiveerd dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van verplichtingen uit de Koopovereenkomst. Bij deze stand van de procedure is er dan ook nog veel onduidelijkheid over de Koopovereenkomst; of deze buitengerechtelijk door HCM is vernietigd of zal worden vernietigd en welke verplichtingen partijen over en weer hebben. Niet kan met voldoende zekerheid worden gezegd dat de vorderingen van JAMC in de hoofdzaak toewijsbaar zijn. Ook gelet op de verstrekkende gevolgen van de voorzieningen onder a, b en c, kunnen deze nu niet worden toegewezen. Tot slot is de vordering onder d - de opschorting van de betalingsverplichtingen van JAMC jegens HCM - in het geheel niet toegelicht. Zo is niet duidelijk gemaakt wat de grondslag is van die gevraagde voorziening en welk belang JAMC daarbij heeft. De conclusie is dat de vorderingen worden afgewezen.
6.4.
JAMC wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten en de nakosten in het incident.
In de hoofdzaak
6.5.
De zaak zal worden verwezen voor conclusie van antwoord in reconventie en vervolgens voor beraad mondelinge behandeling. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af;
7.2.
veroordeelt HCM in de kosten van het incident, aan de zijde van JAMC tot op heden begroot op € 598,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.3.
veroordeelt HCM in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat HCM niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.4.
verklaart de veroordelingen onder 7.2 en 7.3 uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident in reconventie
7.5.
wijst de vorderingen af;
7.6.
veroordeelt JAMC in de kosten van het incident, aan de zijde van HCM tot op heden begroot op € 598,00,
7.7.
veroordeelt JAMC in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
in de hoofdzaak
7.8.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van voor
12 april 2023voor conclusie van antwoord in reconventie (zie r.o. 6.5) en
7.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schaberg, rechter, bijgestaan door mr. C.E.P. Honing, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.