7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit, te weten aan poging tot zware mishandeling van een medewerkster van het Leger des Heils, door het haar te duwen als gevolg waarvan zij van een stenen trap is gevallen en door haar vervolgens op twee momenten meerdere malen tegen haar hoofd en lichaam te schoppen. Er mag van geluk worden gesproken dat bij het slachtoffer niet ernstiger lichamelijk letsel dan blauwe plekken en een bult is geconstateerd. Met zijn handelen heeft verdachte op grove wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, een hulpverleenster, aangetast door haar onverwachts en van achteren op grove wijze aan te vallen. Haar gevoel van veiligheid is ernstig aangetast, nu zij uit het niets op deze manier door verdachte is aangevallen. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Het strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 27 januari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, maar niet recent..
Uitgangspunt
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en neemt als uitgangspunt het oriëntatiepunt voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door het schoppen/trappen tegen het hoofd, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Verminderde toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van 24 november 2022, opgemaakt door A.C. van Dijk, psychiater, en de Pro Justitia rapportage van 24 november 2022, opgemaakt door M.L. de Groot, psycholoog.
Uit deze rapportages volgt dat bij verdachte sprake is van ernstige en hardnekkige verslavingspathologie, en op de voorgrond staande negatieve en cognitieve symptomen vanuit schizofrenie op het gebied van probleemoplossend vermogen, planning en redeneren. Deze stoornissen waren eveneens aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en hebben het handelen van verdachte beïnvloed. De aanwezige pathologie heeft de mogelijkheden van verdachte tot het overzien van eigen handelen ten tijde van het tenlastegelegde beperkt. Zo ook het vermogen om alternatief te handelen. Gelet op de vastgestelde pathologie en de hieruit voortvloeiende disfuncties, wordt geadviseerd om verdachte vanuit gedragsdeskundig oogpunt het aan hem tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt, net als de officier van justitie en de raadsvrouw, de conclusies van voornoemde rapportages over en volgt het advies. De rechtbank is van oordeel dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat de straf die zij zal opleggen, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Terbeschikkingstelling (tbs)
Gedragskundige rapportages
De gedragsdeskundige (psychiater) A.C. van Dijk heeft – samengevat en voor zover hier van belang – het volgende gerapporteerd en geadviseerd:
- Een klinische behandeling die gericht is op behandelen van de verslavingspathologie, voorkomen van psychotische ontregeling en hanteerbaar maken van aanwezige negatieve symptomen, wordt geadviseerd. Voorts dient behandeling zich te richten op het aanleren van meer adequate copingstrategieën en het creëren van een sociaal maatschappelijke situatie die voorziet in het voorkomen van terugval in delictgedrag. Passende dagbesteding en ondersteuningen in het creëren van een pro sociaal netwerk kan hier onderdeel van zijn. Dit alles dient plaats te vinden in een kliniek die beschikt over een afdoende beveiligingsniveau en behandelintensiteit.
- Bij verdachte is sprake van een matige zorgprognose. Ingezette beïnvloedingsmogelijkheden bestaande uit reclasseringstoezicht, inzet van behandeling vanuit een FACT-team en langdurig verblijf in meerdere beschermd wonen settingen, hebben niet geleid tot opheffing van problematiek vanuit vastgestelde stoornissen.
Verdachte heeft laten blijken dat hij zich niet langer durend kan committeren aan opgelegde (bijzondere) voorwaarden, noch aan behandel- of verblijfsvoorwaarden.
Gezien de ernst van het huidige tenlastegelegde feit, het aanwezige gevaar voor nieuwe gebeurtenissen met een potentieel fatale afloop, het gebrekkige probleembesef en-inzicht, de marginale intrinsieke behandelmotivatie en een hoog ingeschat recidive risico, wordt geadviseerd om de geadviseerde interventie in het kader van tbs op te leggen. Afwezigheid van intrinsieke behandelmotivatie en onvermogen zich te kunnen committeren aan voorwaarden,
leidt tot het advies om de geadviseerde interventie plaats te laten vinden binnen een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege.
De gedragsdeskundige (psycholoog) M.L. de Groot heeft – samengevat en voor zover hier van belang – het volgende gerapporteerd en geadviseerd:
- Om de kans op recidive terug te dringen is van belang dat verdachtes psychiatrische toestandsbeeld stabiel blijft. Hiertoe is het van belang dat hij ingesteld blijft op medicatie en geen drugs gebruikt. Over de afgelopen jaren is gebleken dat verdachte gebaat is bij een gestructureerde behandel- en woonomgeving. Zodra hij meer vrijheden krijgt, valt hij terug in cocaïnegebruik, waardoor de kans op agressie, al dan niet voortkomend uit psychotische ontregeling, toeneemt. Geadviseerd wordt dan ook om verdachte langdurig klinisch te behandelen binnen een behandelsetting, waar oog is voor delictrisico’s en recidivepreventie. Een forensische instelling ligt, zeker gezien het huidige ten laste gelegde, voor de hand. De reguliere GGZ is doorgaans onvoldoende toegerust ten aanzien van risicogerichte behandeling. Gelet op onderhavig ten laste gelegde lijkt een hoog beveiligingsniveau van belang, niet zozeer omdat de verwachting is dat verdachte zomaar geweld zal plegen richting personeel, maar wel om hem (voorlopig) zo goed mogelijk af te schermen van de verleidingen van (hard)drugs.
Naast medicamenteuze behandeling, dient de behandeling zich te richten op het vergroten van ziekte-inzicht, waaronder de risico’s van druggebruik en ten aanzien van agressief gedrag. Ook dient te worden ingezet op zaken als dagstructuur, zinvolle daginvulling en sociaal netwerk. Gelet op de afwezigheid van ziektebesef en motivatie bij verdachte ten aanzien van behandeling en om zijn verslaving te doorbreken, is de verwachting dat verdachte gebaat is bij een langdurig klinisch behandeldeel en dat terugkeer in de maatschappij gepaard moet gaan met langdurig toezicht en kleine stappen in het toekennen van meer vrijheden.
- De afgelopen jaren zijn diverse pogingen gedaan om verdachte te behandelen en de risico’s terug te dringen, zowel binnen de zorgkaders van een IBS en een zorgmachtiging, als in het kader van een bijzondere voorwaarde gekoppeld aan een reclasseringstoezicht. Voornoemde kaders bleken qua duur en intensiteit ontoereikend om de kans op recidive blijvend terug te dringen. Ten aanzien van een tbs met voorwaarden is de inschatting dat verdachte niet in staat zal zijn om zich langdurig aan voorwaarden te houden. Hiertoe is hij ook geenszins gemotiveerd.
Geadviseerd wordt om verdachte een tbs met dwangverpleging op te leggen. Alleen een tbs met dwangverpleging biedt de mogelijkheid om verdachte langdurig binnen een beveiligde setting te behandelen, met voldoende waarborgen voor de maatschappelijke veiligheid. Daarnaast biedt een dergelijk kader meer mogelijkheden om verdachte na de klinische behandelfase langdurig te volgen.
De rechtbank deelt de conclusies van de gedragsdeskundigen en neemt hun advies over.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat tbs (met bevel tot dwangverpleging) door de rechter kan worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a (en 37b, eerste lid) Sr gestelde voorwaarden. Eén van de voorwaarden houdt in dat het door de verdachte begane feit een misdrijf dient te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Aan dit vereiste is met de bewezenverklaring van poging zware mishandeling voldaan. Daarnaast dient bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens te bestaan en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen.
Op grond van de hiervoor vermelde bevindingen en conclusies van de gedragsdeskundigen stelt de rechtbank vast dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat het hoge risico op geweldsrecidive dat de verdachte in zich bergt, direct samenhangt met diens ernstige en complexe problematiek, zodat de verdachte onbehandeld een te groot gevaar voor de samenleving vormt.
Om het recidivegevaar van de verdachte terug te dringen is een langdurige en intensieve klinische behandeling, met strakke regie van een forensisch deskundig behandelteam, dat ook aanwezig blijft in de fase van resocialisatie, noodzakelijk. Aan deze vereisten van een effectieve behandeling kan slechts worden voldaan door de verdachte tbs met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Een behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel, dan wel door oplegging van tbs met voorwaarden of door het afgeven van een rechterlijke zorgmachtiging zal reeds daarom niet volstaan. De verdachte zal zich volgens de gedragsdeskundigen bovendien, wegens de bij hem aanwezige problematiek, niet aan de te stellen voorwaarden
kunnenhouden, nog daargelaten de vraag in hoeverre hij daartoe gemotiveerd is (en zal blijven). Dit betekent dat de rechtbank, in afwijking van hetgeen de raadsvrouw heeft bepleit, van oordeel is dat de algemene veiligheid van personen vereist dat aan de verdachte tbs met dwangverpleging wordt opgelegd.
Conclusie
Resumerend stelt de rechtbank vast dat aan de vereisten van art. 37a en 37b, eerste lid, Sr is voldaan en dat zij het, alles overziend, passend en geboden acht dat ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde aan verdachte tbs met dwangverpleging wordt opgelegd. De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevelen dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Deze maatregel wordt, met het oog op het bepaalde in artikel 38e Sr, opgelegd wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de terbeschikkingstelling is daarom niet beperkt tot de duur van vier jaren.