ECLI:NL:RBAMS:2023:1287

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
C/13/705013 / FA RK 21-4553
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging van gezag en omgangsregeling in een echtscheidingszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag en omgangsregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige dochters, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, vertegenwoordigd door advocaat I.S. el Boutaibi, verzocht om een omgangsregeling, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, stelde dat omgang met de vader momenteel niet in het belang van de kinderen is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage bevestigd dat er veel gebeurd is in de relatie tussen de vader en de kinderen, en dat het herstel van vertrouwen noodzakelijk is voordat er sprake kan zijn van omgang.

De rechtbank heeft vastgesteld dat sinds de echtscheiding in 2017 de omgang tussen de vader en de kinderen problematisch is geweest. De vader heeft zijn dochters sporadisch gezien en de kinderen hebben aangegeven dat zij geen contact met hem willen. De rechtbank heeft de verklaringen van de kinderen en de rapporten van het Omgangshuis en de Raad in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat het opdringen van een omgangsregeling contraproductief zou zijn en dat de vader eerst moet werken aan het herstel van het vertrouwen van de kinderen.

De rechtbank heeft begrip voor de gevoelens van de vader, maar benadrukt dat de emotionele veiligheid van de kinderen voorop staat. De vader moet met hulpverlening werken aan een onbelaste benadering van zijn dochters, waarbij hun wensen en behoeften centraal staan. De rechtbank heeft het verzoek van de vader dan ook afgewezen, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/705013 / FA RK 21-4553 (KM/WvL)
Beschikking van 20 februari 2023 betreffende wijziging van het gezag
in de zaak van:
[de vader]
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen de vader,
advocaat I.S. el Boutaibi, kantoorhouden te Amsterdam,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, kantoorhoudende te Amsterdam
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de beschikking van 14 september 2021, die hier als herhaald en ingelast geldt en het proces-verbaal van 10 januari 2023.
Voorts is acht geslagen op:
  • de brief van mr. Hoppenbrouwers van 4 april 2022, ingekomen op 6 april 2022 met het rapport van het Omgangshuis van 4 maart 2022,
  • het advies van de Raad van 28 september 2022, ingekomen op 30 september 2022,
  • de reactie van de vader van 30 januari 2023 op het rapport van de Raad.
1.2.
De mondelinge behandeling ter terechtzitting achter gesloten deuren is voortgezet op
6 februari 2023. Gehoord zijn: partijen bijgestaan door hun advocaten en de mevrouw [naam] namens de Raad. Mr. Hoppenbrouwers heeft pleitnotities overgelegd. De kinderen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

2.De standpunten

De vader
De vader is het niet eens met de inhoud van en conclusies uit het rapport van de Raad. De moeder heeft de meiden onder druk gezet om te verklaren zoals zij hebben gedaan. De vader voelt zich machteloos, omdat zoveel leugens over hem worden verteld. Er is geen sprake van onduidelijkheid over zijn situatie. Hij had destijds geen nieuwe partner en ook geen nieuw kind. Behalve [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , heeft hij nog twee oudere kinderen, maar dat is het. De vader heeft vanaf de geboorte van de meiden voor hen gezorgd en heeft gedurende die acht jaar een sterke band met hen ontwikkeld, maar daar is in het rapport van de Raad niets over te vinden. De vader wil graag zo snel mogelijk weer omgang met zijn dochters. Hij staat daarbij open voor een rustige opbouw en een hulpverleningstraject.
De moeder
De rapporten van het Omgangshuis en de Raad zijn duidelijk: omgang met de vader is nu niet in het belang van de kinderen. De moeder sluit zich daarbij aan. De moeder zal het contact tussen de vader en de kinderen blijven stimuleren, maar het moet wel emotioneel veilig zijn voor de kinderen. De vader heeft onvoldoende gedaan om het vertrouwen van de kinderen weer terug te krijgen, alhoewel hij daar voldoende kansen voor heeft gehad. De vader heeft ook geen hulp gezocht om het contact met zijn dochters te verbeteren, terwijl uit de rapporten van de Raad en het Omgangshuis duidelijk wordt dat de vader dit wel nodig heeft.
De Raad
Namens de Raad is verwezen naar het rapport. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is in de relatie met hun vader veel gebeurd. Duidelijk is dat omgang tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nu niet in hun belang is en het recht op omgang dient dan ook te worden ontzegd. Er moet eerst worden gewerkt aan het herstel van het vertrouwen van de kinderen in de vader en daarvoor is verdere hulpverlening nodig. Daarnaast hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in gesprekken met de Raad duidelijk en meerdere malen aangegeven dat zij geen contact met de vader willen. Het lukt de vader niet om aan te sluiten bij de behoeftes van de kinderen, ook niet met hulp van het Omgangshuis.

3.De beoordeling

3.1.
Sinds de echtscheiding in 2017 is de omgang tussen de vader enerzijds en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] anderzijds ingewikkeld. De vader heeft zijn dochters in de afgelopen jaren sporadisch gezien en als er dan contact was, vonden de meiden dat heel lastig. Volgens de vader komt dit doordat de moeder enorme druk op de meiden uitoefent, ze belast met onwaarheden en ze geestelijk beïnvloed. De moeder heeft naar voren gebracht dat dit niet waar is; zij stimuleert de meiden juist altijd positief om een band op te bouwen met de vader. Inmiddels hebben zowel het Omgangshuis als de Raad onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een omgangsregeling tussen de vader en zijn dochters. Beiden komen tot de conclusie dat contact en omgang met de vader op dit moment niet in het belang is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.2.
In essentie komt het erop neer dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun vader niet meer vertrouwen. Dat komt met name door de tegenstrijdige verhalen over de al dan niet nieuwe partner van de vader en of sprake is van de geboorte van een nieuw broertje. Volgens [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is dit het geval en zij hebben daar bij het Omgangshuis en de Raad concreet over verteld. De vader zegt dat dit niet zo is. De rechtbank acht het goed voorstelbaar dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moeite hebben met de onduidelijkheid over een dergelijk belangrijk onderwerp. Daarnaast blijkt uit het rapport van de Raad dat de kinderen het moeilijk vinden om contact te hebben met de vader. Vooral [minderjarige 2] wordt emotioneel als het gaat over de vader. Tijdens het traject bij het Omgangshuis is tussen [minderjarige 2] en de vader een videobelmoment gerealiseerd. Dat verliep voor [minderjarige 2] niet fijn en was voor haar emotioneel. De brief die de vader aan [minderjarige 2] heeft gestuurd, heeft zij verscheurd omdat ze boos was. [minderjarige 1] lijkt zich wat meer terughoudend op te stellen en wilde tijdens het traject bij het Omgangshuis geen contact met de vader.
3.3.
Voor de rechtbank is duidelijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op dit moment geen behoefte hebben aan contact met de vader. De rechtbank acht het aannemelijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de kern wel contact met de vader willen, maar dat hun vertrouwen daarvoor teveel is geschaad. In beginsel is het niet aan kinderen om zelf te bepalen of zij contact willen hebben met hun andere ouder, maar is het aan de ouders om het contact met de andere ouder waar nodig te stimuleren. In dit geval blijkt uit de rapporten van het Omgangshuis en de Raad echter voldoende duidelijk dat contact met de vader niet in het belang is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Feit is dat de vader de afgelopen drie jaar zijn dochters amper heeft gezien en dat beide meiden veel weerstand ervaren ten opzichte van hun vader. De rechtbank vreest dan ook dat het opdringen van een omgangsregeling alleen maar contraproductief zal werken. De rechtbank heeft begrip voor de machteloosheid die de vader zegt te ervaren, maar heeft ook oog voor de rust die de moeder nodig vindt voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vader zal te zijner tijd moeten proberen om – met hulpverlening – manieren te vinden om het contact met zijn dochters onbelast aan te gaan, waarbij hij goed rekening houdt met wat zij van de vader willen.
3.4.
Alles overwegende zal de rechtbank het verzoek van de vader dan ook afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter,
en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.C. van Lavieren, griffier,
op 20 februari 2023..
Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).
Het beroep moet worden ingesteld:
- door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.