ECLI:NL:RBAMS:2023:1285

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
13.212792.21 en 13.243237.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Twee gewapende overvallen op winkels met imitatievuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee gewapende overvallen op winkels. De verdachte, geboren in 2005 en thans gedetineerd, heeft op 8 augustus 2021 in Amsterdam twee armbanden van het merk Cartier gestolen uit een winkel, waarbij hij geweld en bedreiging met een vuurwapen heeft gebruikt. Daarnaast heeft hij op 7 augustus 2021 in Zoetermeer een geldbedrag van 550 euro gestolen uit een andere winkel, wederom onder bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een jeugddetentie van 210 dagen opgelegd, waarvan 88 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een werkstraf van 60 uren opgelegd, subsidiair 30 dagen jeugddetentie. De rechtbank heeft de impact van de misdrijven op de slachtoffers meegewogen in haar beslissing. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die een grote impact hebben gehad op de medewerkers van de winkels. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn status als first offender en zijn bereidheid om schade te vergoeden aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die door zijn daden is veroorzaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.212792.21 (A) en 13.243237.21 (B)
Datum uitspraak: 26 januari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
wonende op het adres [adres 1] ,
thans gedetineerd te: [plaats detentie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 26 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.L. Vermeulen en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. van Weers, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat naar voren is gebracht door:
de (pleeg)moeder van verdachte, mevrouw [medewerkster Raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [medewerkster JB west] namens Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna: JB west) en de heer [benadeelde partij 1] , benadeelde partij, bijgestaan door mw. [medewerkster Slachtofferhulp] namens Slachtofferhulp Nederland.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij
Zaak A
1.
op of omstreeks 8 augustus 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, (in/uit een winkel gelegen aan [adres 2] ) twee armbanden (merk Cartier, met een waarde per armband van 11.700,- euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [naam] shop in de [winkelketen] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of [persoon 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-voornoemde armbanden te pakken en/of
-die armbanden snel in een linnen zakje/rugzak te stoppen en/of
-met die armbanden weg te rennen en/of
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [persoon 2] te richten en/of dat vuurwapen/voorwerp een paar seconden op die [persoon 2] gericht te houden en/of
-dat vuurwapen/voorwerp op het gezicht van voornoemde [benadeelde partij 1] te richten en/of
-tegen voornoemde [benadeelde partij 1] te roepen: “handen omhoog!” en/of “blijf staan op afstand!”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
-voornoemde [persoon 3] aan te kijken en/of
-tegen die [persoon 3] te roepen: “ik ga je schieten, ik ga je schieten”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
-voornoemd vuurwapen/voorwerp op die [persoon 3] te richten en/of
-met dat vuurwapen/voorwerp te zwaaien;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
op of omstreeks 8 augustus 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een imitatiepistool (soort Airsoft, merk Glock 17 GEN4 / CO2 / UMAREX, kaliber 6mm) voorhanden heeft gehad;
( art 13 lid 1 Wet wapens en munitie )
Zaak B
op of omstreeks 7 augustus 2021 te Zoetermeer, althans in Nederland, (in/uit een winkel gelegen aan de [adres 3] ) een geldbedrag (van 550 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (winkelbedrijf) [winkel] en/of [benadeelde partij 2] en/of [persoon 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [benadeelde partij 2] te richten en/of
-een of meermalen tegen die [benadeelde partij 2] te roepen: “maak kassa open, maak kassa open” en/of “je hebt nog 10 seconden”, althans woorden van gelijke aard of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
op of omstreeks 7 augustus 2021 te Zoetermeer, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (in een winkel gelegen aan de [adres 3] ) [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van 550 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (winkelbedrijf) [winkel] en/of [benadeelde partij 2] en/of [persoon 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) door
-een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [benadeelde partij 2] te richten en/of
-een of meermalen tegen die [benadeelde partij 2] te roepen: “maak kassa open, maak kassa open” en/of “je hebt nog 10 seconden”, althans woorden van gelijke aard of strekking;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Zaak A
1.
op 8 augustus 2021 te Amsterdam, (uit een winkel gelegen aan [adres 2] ) twee armbanden (merk Cartier, met een waarde per armband van 11.700,- euro), die geheel aan de [naam] shop in de [winkelketen] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [persoon 1] , [persoon 2] , [benadeelde partij 1] en [persoon 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde armbanden te pakken en
- die armbanden snel in een linnen zakje te stoppen en
- met die armbanden weg te rennen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [persoon 2] te richten en dat voorwerp een paar seconden op die [persoon 2] gericht te houden en
- dat voorwerp op het gezicht van voornoemde [benadeelde partij 1] te richten en
- tegen voornoemde [benadeelde partij 1] te roepen: “handen omhoog!” en “blijf staan op afstand!” en
- voornoemde [persoon 3] aan te kijken en
- tegen die [persoon 3] te roepen: “ik ga je schieten, ik ga je schieten”, en
- voornoemd voorwerp op die [persoon 3] te richten en
- met dat voorwerp te zwaaien.
2.
op 8 augustus 2021 te Amsterdam, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een imitatiepistool (soort Airsoft, merk Glock 17 GEN4 / CO2 / UMAREX, kaliber 6mm) voorhanden heeft gehad.
Zaak B
Subsidiair:
op 7 augustus 2021 te Zoetermeer, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
(in een winkel gelegen aan de [adres 3] ) [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot
de afgifte van een geldbedrag (van 550 euro), dat geheel aan (winkelbedrijf) [winkel] toebehoorde door
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [benadeelde partij 2] te richten en
- meermalen tegen die [benadeelde partij 2] te roepen: “maak kassa open, maak kassa open” en “je hebt nog 10 seconden”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, waaronder de bekennende verklaringen van verdachte op de zitting van 26 januari 2022.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten (zaak A feiten 1 en 2 en zaak B subsidiair) zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 102 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met de door de Raad geformuleerde bijzondere voorwaarden. Daarbij heeft zij ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden verzocht gelet op de ernst de feiten.
Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf gevorderd voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de eis van de officier van justitie te matigen. De zaken dateren van zomer 2021. Verdachte heeft in voorarrest gezeten, is lang geschorst geweest en heeft in de afgelopen maanden veel geleerd tijdens zijn verblijf in Amerika. Hoewel de keuze om zonder overleg naar Amerika af te reizen niet goed was, heeft hij ook laten zien dat hij zelfstandig is en heeft hij zich in die tijd ingezet voor de kerk en de medemens. De raadsman verzoekt de proeftijd op één jaar te bepalen zoals aanvankelijk ook is geadviseerd door de Raad. Verdachte heeft namelijk het plan om naar Amerika te emigreren, een plan dat wordt gesteund door zijn (pleeg)ouders en de raadsonderzoeker die het raadsrapport heeft opgesteld.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een (vrijheidsbenemende) straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op [naam] in de [winkelketen] te Amsterdam en op [winkel] te Zoetermeer. Hij is op klaarlichte dag deze winkels binnengegaan waarbij hij een namaakwapen heeft getoond. Onder dreiging van het wapen is de caissière van [winkel] gedwongen om de inhoud van de kassa af te geven. In de [winkelketen] heeft hij het wapen getoond en gericht op de aanwezige medewerker en beveiligers om hen op afstand te houden. Verdachte heeft daarbij enkel aan eigen persoonlijk geldelijk gewin gedacht en op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen voor anderen.
Uit het dossier blijkt dat deze misdrijven een grote impact hebben gehad op de medewerkers en de beveiligers in de winkels. Zo hebben meerdere mensen verklaard dat zij verbijsterd waren door de overval en dat zij zich erg angstig hebben gevoeld. In de slachtofferverklaring van de heer [benadeelde partij 1] staat dat hij lange tijd hinder heeft gehad van die angstige en onveilige situatie, dat hij zou gaan starten met behandeling voor zijn mentale klachten en dat hij gestopt is met zijn werk als beveiliger.
Ter zitting hebben verdachte en de heer [benadeelde partij 1] elkaar toegesproken waarbij verdachte zijn excuses heeft gemaakt en de heer [benadeelde partij 1] heeft aangegeven dat hij het verdachte heeft vergeven. Verdachte heeft daarbij ook te kennen gegeven dat hij bereid is de schade die de heer [benadeelde partij 1] heeft geleden te vergoeden. De rechtbank acht dit een mooi gebaar van beide kanten.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een namaakvuurwapen. Dit is verboden, omdat met een namaakwapen mensen angst kan worden aangejaagd. Dit is ook precies wat verdachte bij beide overvallen heeft gedaan. Gelet op het toenemende (vuur)wapenbezit in Nederland wordt aan het voorhanden hebben van een wapen zwaar getild, ook als dit een nepvuurwapen betreft. De verdachte heeft het namaakwapen bovendien in de openbare ruimte voorhanden gehad en in aanwezigheid van omstanders op medewerkers en beveiligers gericht en getoond.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van
13 december 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld en een zogenoemde first offender is.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de onderstaande rapportages die over de persoon van verdachte zijn opgemaakt, waaronder:
  • de rapportage Pro Justitia van 14 november 2021 opgemaakt door dr. D. Matser, kinder- en jeugdpsychiater;
  • de rapportage Pro Justitia van 19 november 2021 opgemaakt door drs. M. Feldmann-Sinnige, GZ-psycholoog;
  • de rapportage en het advies van de Raad gedateerd op 16 december 2022 (maar blijkens de inhoud op of na 22 januari 2023 opgesteld).
De Raad heeft ter zitting haar advies gewijzigd. Zij adviseert een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren en een onvoorwaardelijke werkstraf. De Raad adviseert daarbij de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • houden aan meldplicht en meewerken aan begeleiding en toezicht van Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
  • meewerken aan behandeling, individueel en systeem-, en zonodig aanvullende diagnostiek bij De Waag of een soortgelijke instelling;
  • houden aan werk- of schoolactiviteiten opgesteld door de jeugdbeschermer (in overleg met leerplichtambtenaar, werkmakelaar, e.d);
  • meewerken aan begeleiding door een coach;
  • nakomen van huis en gedragsregels die gelden bij (pleeg)ouders;
  • zich houden aan een avondklok van 19:00 uur tot 07:00 uur, tot 27 maart 2023.
De Raad adviseert de rechtbank te bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
JB west sluit zich aan bij het advies van de Raad.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten acht de rechtbank de modaliteit van (een deels voorwaardelijke) jeugddetentie passend. Daarnaast is een onvoorwaardelijke werkstraf op zijn plaats. De rechtbank ziet aanleiding om de gevorderde jeugddetentie te matigen, aangezien verdachte niet eerder is veroordeeld en omdat de rechtbank het advies van de deskundigen overneemt en er rekening mee houdt dat bij verdachte sprake is van een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank acht het van groot belang dat de straf voor een deel voorwaardelijk wordt opgelegd als stok achter de deur en zodat verdachte met hulp van toezicht, begeleiding en behandeling zich zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen. Daarbij vindt de rechtbank een proeftijd van één jaar, zoals door de verdediging bepleit, niet passend. Om een positieve ontwikkeling te waarborgen is, zoals door de deskundigen geadviseerd, zowel individuele als systemische therapie essentieel. Er zijn verschillende begeleidings- en behandeldoelen waaraan gewerkt dient te worden en dit kost tijd. Gelet hierop en ook vanwege het verloop van de schorsing van verdachte, waarbij hij zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, zich voor lange tijd heeft onttrokken aan het toezicht en - zoals door hemzelf verklaard – hij documenten heeft vervalst en geld heeft gestolen om zijn reis naar Amerika te realiseren, houdt de rechtbank er rekening mee dat één jaar niet genoeg zal zijn om de verschillende (behandel)doelen te behalen en het recidiverisico te verminderen. Daarbij merkt de rechtbank op dat indien verdachte zich aan de op te leggen bijzondere voorwaarden houdt en zijn (behandel)doelen zijn bereikt, hij in overleg en met toestemming van de jeugdreclassering ook gedurende de proeftijd voor langere tijd naar het buitenland kan vertrekken.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 210 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 88 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden en de toezicht en begeleiding door JB west is passend en geboden ten behoeve (van het behoud) van de positieve ontwikkeling van verdachte.
Daarnaast legt de rechtbank een werkstraf op voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven gericht tegen personen.
Gelet op de wijze waarop verdachte op twee elkaar opeenvolgende dagen in een winkel een op een vuurwapen gelijkend voorwerp richt op medewerkers en beveiligers, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.Beslag

Uit het proces-verbaal van bevindingen, betreffende inbeslagname (BVH-nummer 2021229384 en proces-verbaalnummer 28) blijkt dat op 16 augustus 2021 onder verdachte in beslag is genomen geldbedrag van € 395,- en dat dat is afgestort onder kenmerk PL1500-00002021229384-02635948).
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag (€ 395,-) dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende, namelijk [winkel] .

10.Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] , vordert een bedrag van € 17,65 aan materiële schade en
€ 2.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat aan benadeelde partij door de in zaak A onder feit 1 bewezenverklaarde, gewapende overval, rechtstreeks materiële schade en immateriële schade is toegebracht.
De gevorderde vergoeding voor de Oxazepam,
€ 17,65 (zeventien euro en vijfenzestig eurocent)materiële schadeis voor toewijzing vatbaar.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend acht de rechtbank in dit geval een bedrag van
€ 1500,- (vijftienhonderd euroimmateriële schade)redelijk en zonder nader onderzoek of onderbouwing toewijsbaar.
De vordering zal
in totaaltot een bedrag van
€ 1517,65 (vijftienhonderd en zeventien euro en vijfenzestig eurocent)te vermeerderen met de wettelijke rente, worden toegewezen.
De behandeling van het resterende deel van de vordering zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Voor dat deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de hierna te noemen
schadevergoedingsmaatregelopleggen, aangezien verdachte jegens [benadeelde partij 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van
€ 1517,65 (vijftienhonderd en zeventien euro en vijfenzestig eurocent)te vermeerderen met de wettelijke rente.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] zal niet-ontvankelijk worden verklaard nu in deze vordering alleen de naam van de benadeelde partij is opgenomen en er geen bedrag is gevorderd. Daardoor kan de toewijsbaarheid niet worden beoordeeld.
Ten aanzien van de benadeelde partij [winkel]
De benadeelde partij [winkel] , te dezen wettelijk vertegenwoordigd door [persoon 4] , vordert een bedrag van € 28.122, 65 aan materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat aan benadeelde partij door het in zaak B subsidiair bewezenverklaarde, een gewapende overval, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Verdachte heeft € 550,-
afgeperst van[winkel] . In de fouillering van verdachte is € 395,- aangetroffen en verdachte heeft verklaard dat dit bedrag afkomstig is van zijn overval op [winkel] . Nu de rechtbank zal bepalen dat deze in beslag genomen € 395,- aan de rechthebbende - [winkel] - dient te worden teruggegeven, wordt het nog resterende bedrag aan rechtstreeks materiële schade van de benadeelde partij gewaardeerd op
€ 155,- (honderdvijfenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van het overige deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert omdat de vordering is betwist en onvoldoende specifiek is onderbouwd. Op basis van de stukken die ter onderbouwing bij de vordering zijn gevoegd, kan de rechtbank namelijk niet vaststellen dat het gevorderde bedrag (in zijn geheel of voor een gedeelte) bestaat uit schade als rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Daarom is de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin dit deel de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de hierna te noemen
schadevergoedingsmaatregelopleggen, aangezien verdachte jegens [winkel] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van
€ 155,- (honderdvijfenvijftig euro)te vermeerderen met de wettelijke rente.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen in zaak B primair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder feit 1 en feit 2 en in zaak B subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
Feiten 1 en 2:
Eendaadse samenloop van
diefstal vergezeld van en gevolgd door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Zaak B
Afpersing
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 210 dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
88 dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Onder
de algemene voorwaardedat verdachte:
 zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder
de bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich houdt aan de meldplicht en meewerkt aan begeleiding en toezicht van Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
  • meewerkt aan individuele - en systeembehandeling en zonodig aan aanvullende diagnostiek bij De Waag of een soortgelijke instelling;
  • zich houdt aan werk- of schoolactiviteiten opgesteld door de jeugdbeschermer (in overleg met leerplichtambtenaar, werkmakelaar, e.d);
  • meewerkt aan begeleiding door een coach;
  • de huis- en gedragsregels die gelden bij (pleeg)ouders nakomt;
  • zich houdt aan een avondklok van 19:00 uur tot 07:00 uur tot 27 maart 2023.
Van rechtswegegelden tevens de voorwaarden dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Jeugdbescherming west Zuid-Holland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Legt aan verdachte een
werkstraf op voor de duur van 60 (zestig) uur, te vervangen door dertig (30) dagen jeugddetentie indien die werkstraf niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd.
Gelast de teruggave aan [winkel], van:
- € 395,- ( € 395,- (kenmerk PL1500-00002021229384-02635948).
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [benadeelde partij 1],toe tot een bedrag van
€ 1517,65 (vijftienhonderd en zeventien euro en vijfenzestig eurocent)(te weten €17,65 materiële schade en €1500,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (8 augustus 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , te betalen de som van
€ 1517,65 (vijftienhonderd en zeventien euro en vijfenzestig eurocent)(te weten €17,65 materiële schade en €1500,- immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (8 augustus 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart
de benadeelde partij [benadeelde partij 2]niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [winkel], te dezen wettelijk vertegenwoordigd door [persoon 4] , toe tot een bedrag van
€ 155,- (honderdvijfenvijftig euro)(materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 augustus 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [winkel] is gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [winkel] , te betalen de som van
€ 155,- (honderdvijfenvijftig euro)(materiële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 augustus 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij [winkel] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf, te weten 27 januari 2023.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Marseille, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. A.K. Mireku en C.M. Georgiades, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Nijland, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2023.