ECLI:NL:RBAMS:2023:1277

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
10280393 CV 23-745
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van buitengerechtelijke kosten in huurachterstandzaak met betalingsregeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Ymere (eiseres) en een gedaagde huurder. De eiseres vorderde betaling van een huurachterstand van € 823,90 en buitengerechtelijke kosten van € 149,54. De gedaagde, die in persoon procedeerde, voerde verweer en stelde dat hij door de coronapandemie in financiële problemen was geraakt. Hij had eerder contact gehad met Ymere over zijn betalingsgedrag, waarbij hij de huur vaak na een betalingsherinnering betaalde. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde op goede gronden mocht aannemen dat zijn betalingsgedrag werd gedoogd door Ymere. De rechter stelde vast dat de gedaagde recht had op een termijn om de achterstand in te lopen zonder bijkomende kosten, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter wees de buitengerechtelijke kosten af en stelde een betalingsregeling voor, waarbij de gedaagde de achterstand in drie termijnen kon inlopen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. De rechter verklaarde de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat de gedaagde direct aan de betalingsregeling moest voldoen, met de waarschuwing dat bij niet-nakoming de volledige vordering ineens opeisbaar zou zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10280393 CV EXPL 23-745
vonnis van: 28 februari 2023
fno.: 569

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting stichting Ymere

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Ymere
gemachtigde: mr. W.P.M. van den Broek
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 4 januari 2023 met producties;
- conclusie van antwoord;
- instructievonnis met dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 10 januari 2023. Namens Ymere is verschenen de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen vergezeld door de heer [naam] , verbonden aan buurteam Oost. Voorafgaand aan de comparitie heeft Ymere een akte met producties, waaronder een actuele specificatie van de huurachterstand, in het geding gebracht. Ter zitting hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat vast:
1.1
[gedaagde] huurt de woning aan het adres [adres] van Ymere. De huur bedraagt € 662,87 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd.
1.2
Er is een huurachterstand ontstaan van € 823,90 tot en met februari 2023.
1.3
[gedaagde] ontving van de gemachtigde van Ymere op 19 september 2022 een poststuk met de opmaak van een flyer waarin is opgenomen:
Openstaande vordering € 973,41 t/m 30-9-‘22
DE DAGVAARDING INZAKE UW HUURACHTERSTAND VOLGT!
BEL ONS ONMIDDELLIJK
voor directe betaling kunt u ook gebruik maken
van de QR code
1.4
[gedaagde] is bij brief van 4 oktober 2022 door de gemachtigde van Ymere aangemaand om € 823,90 te voldoen binnen 14 dagen vanaf de dag nadat de brief bij [gedaagde] is bezorgd, bij gebreke waarvan [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten van € 149,54 inclusief BTW verschuldigd wordt.

Vordering en verweer

2. Ymere vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 823,90 aan huurachterstand, € 149,54 aan buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente over genoemde bedragen vanaf 4 januari 2023 tot aan de voldoening. Tot slot vordert Ymere veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3. Ymere stelt daartoe, kort gezegd, dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst. Omdat betaling ook na aanmaning uitbleef, zag Ymere zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. De kosten daarvan vordert zij van [gedaagde] .
4. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer en voert – kort gezegd – aan dat hij financieel in de problemen is geraakt tijdens de Corona pandemie. Hij heeft eind 2020 telefonisch contact opgenomen met Ymere waarin hij meedeelde de huur voor de maand december 2020 niet tijdig te kunnen voldoen. De medewerkster van Ymere vertelde hem dat hij de betalingsherinnering van Ymere af kon wachten. Die kwam halverwege de maand en daarin werd hem 14 dagen de tijd gegeven om de huur te betalen. Hij is vanaf december 2020 op die wijze de huur blijven betalen. Vervolgens ontving hij zonder eerdere aankondiging de sommatie van de gemachtigde van Ymere (1.3). Hij heeft contact opgenomen met de incassogemachtigde. Vervolgens heeft hij gewoon zoals altijd de huur betaald.
5. De overige stellingen en verweren van partijen komen voor zover van belang bij de beoordeling aan de orde.

Beoordeling

6. Tussen partijen is niet in geschil dat de huurachterstand één maand bedraagt. Tevens is onweersproken gebleven dat [gedaagde] de huur sinds eind 2020 steeds aan het einde van de maand betaalt. Ter zitting heeft [gedaagde] meegedeeld de achterstand, die bestaat uit of ontstaat door zijn betaalgedrag te kunnen inlopen in 3 of 4 termijnen.
7. Vooropgesteld wordt dat [gedaagde] op grond van de huurovereenkomst de huur vooruit dient te betalen. In deze zaak is er echter sprake van betalingsgedrag waarbij [gedaagde] al gedurende een zeer lange periode de huur achteraf betaalt na een betalingsherinnering van Ymere en de kantonrechter treft geen stuk aan waarin Ymere aan [gedaagde] meedeelt dat dit betalingsgedrag niet meer wordt getolereerd. [gedaagde] is er op goede gronden vanuit gegaan dat dit in ieder geval werd gedoogd door Ymere. Van Ymere had in ieder geval een toelichting mogen worden verwacht op dit punt. Daarbij komt dat [gedaagde] vervolgens wordt geconfronteerd met het onder 1.3 opgenomen poststuk. Artikel 6:96 lid 6 Burgerlijk Wetboek (BW) vereist dat de schuldenaar, in casu [gedaagde] , een termijn wordt vergund om de hoofdsom te betalen zonder bijkomende kosten alvorens buitengerechtelijke kosten in rekening kunnen worden gebracht. Daaraan heeft de gemachtigde van Ymere niet voldaan door, zonder dat overigens expliciet te communiceren, op 19 september 2022 bij de eerste aanmaning al buitengerechtelijke kosten in rekening te brengen.
8. Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om [gedaagde] in staat te stellen de achterstand in drie termijnen van € 274,64 in te lopen. Hij dient uiterlijk op 1 maart 2023, 1 april 2023 en 1 mei 2023 telkens € 274,64
aan de gemachtigdevan Ymere te betalen op rekeningnummer [rekeningnummer] onder vermelding van dossiernummer [dossiernr.] . Indien [gedaagde] zich niet aan deze regeling houdt is het toe te wijzen bedrag ineens opeisbaar waaraan (mogelijk) kosten zijn verbonden indien Ymere overgaat tot executie van het vonnis. Aan de regeling is uiteraard de voorwaarde verbonden dat [gedaagde] voortaan de lopende huurtermijnen vooruit zal betalen aan Ymere. Concreet betekent dit dat hij eind februari 2023 de huur voor de maand maart 2023 aan Ymere betaalt met betalingskenmerk ‘huur maart 2023’ zodat Ymere kan herleiden welke maand het betreft.
9. De wettelijke rente is gelet op het voorgaande toewijsbaar als hierna te melden.
10. Gelet op hetgeen onder 7. is overwogen komen de buitengerechtelijke kosten niet voor toewijzing in aanmerking. Voorts ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren als hierna te melden. Omdat de aanmaning van 19 september 2022 enkel door [gedaagde] in het geding is gebracht en de gemachtigde van Ymere desgevraagd geen toelichting kon geven op haar handelswijze in het buitengerechtelijk traject is de conclusie dat de kantonrechter door de gemachtigde van Ymere onjuist is voorgelicht over het buitengerechtelijke traject.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van de verplichtingen uit de regeling zoals genoemd in rechtsoverweging 8., op de wijze zoals opgenomen in de daarin weergegeven afbetalingsregeling;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
en:
voorwaardelijk, namelijk voor het geval niet wordt voldaan aan de veroordeling onder I.:
trekt de veroordeling onder I. in;
veroordeelt [gedaagde] om aan Ymere te voldoen (het restant van):
- de in totaal verschuldigde hoofdsom van € 823,90 met de wettelijke rente over vanaf 4 januari 2023 tot de algehele voldoening;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.