ECLI:NL:RBAMS:2023:124

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
13/300376-21 (onderzoek Chakwo I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor cocaïnebezit en witwassen

Op 16 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in cocaïne en witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 68 kilogram cocaïne en het witwassen van een bedrag van ongeveer 7.350 euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, op 4 november 2021 in Amsterdam cocaïne had aanwezig gehad. De rechtbank vond voldoende bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de cocaïne die in de woning was aangetroffen, en dat hij in een nauwe samenwerking met medeverdachten handelde. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, waaronder het medeplegen van het aanwezig hebben van 2060 kilogram cocaïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn beperkte rol in de organisatie, maar vond de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid zwaarder wegen. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor de herkomst van het geld dat hij had, wat leidde tot de conclusie dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.300376.21
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/300376-21 (onderzoek Chakwo I)
Datum uitspraak: 16 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
opgegeven verblijfsadres: [verblijfadres] , [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 29 en 30 november 2022, 1 en 2 december 2022 en 2 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. J.H. van der Meij en A.C. Kramer (hierna steeds gezamenlijk aangeduid als: officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Çimen naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaak tegen verdachte gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 29 november 2022 – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 68 kilogram cocaïne, althans (ongeveer) 68 pakketten cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
primair
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Voorschoten en/of Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2060 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een of meer ander(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij op of omstreeks 3 en/of 4 november 2021 te Voorschoten en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of Bussum en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van ongeveer 2060 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een of meer ander(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- met één of meerdere mededader(s) telefonisch en/of via chatberichten en/of spraakberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het vervoeren en/of afleveren van die cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en), en/of
- de beschikking gehad over een of meerdere loods(en)/woning(en)/garage(s) op/aan het [adres 1] , de [adres 2] , de [adres 3] , de [adres 4] , de [adres 5] , de [adres 6] , de [adres 7] , de [adres 8] en/of de [adres 9] en/of
-
een of meerdere telefoon(s) met chatberichten en/of spraakberichten en/of foto’s en/of adressen en/of instructies en/of aanwijzingen over het transport en/of vervoer van die cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) en/of
- een of meerdere rol(len) (zwarte) tape en/of huishoudfolie en/of een of meerdere vacumeermachine(s) en/of een of meerdere handschoen(en) en/of een of meerdere (keuken)weegscha(a)l(en) en/of een of meerdere vacuümzak(ken) en/of een of meerdere gripzakje(s) en/of
- een of meerdere dozen met in elke doos tien, althans een of meerdere cocaïnetester(s) en/of
- een of meerdere koffer(s) en/of shopperbag(s) en/of (rug)tas(sen) en/of
- een of meer token(s), althans (een) betaalmiddel(en) en/of
- een of meer voertuig(en) (te weten een Volkswagen Polo gekentekend [kenteken] , een Mercedes Vito gekentekend [kenteken] , een Mercedes Benz gekentekend [kenteken] , een Mini Cooper gekentekend [kenteken] , een Volkswagen Crafter gekentekend [kenteken] en/of een Renault Traffic gekentekend [kenteken] , een Peugeot 308 gekentekend [kenteken] , een Peugeot 308 gekentekend [kenteken] , een Citroën C1 gekentekend [kenteken] en/of een Renault Megane) en/of
- een of meerdere tag(s)/transponder(s) van/voor één of meer parkeergarage(s)
voorhanden gehad;
3.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (van het merk Heckler & Koch, model USP Compact, kaliber 9x19mm), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- 12, in elk geval een of meerdere patro(o)n(en) (van het soort volmantel rondneus en het merk Sellier & Bellot, kaliber, 9x19mm) zijnde munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een voorwerp te weten een (contant) geldbedrag van (in totaal) ongeveer 7.350,- euro, althans een hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van die hoeveelheid geld gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het door haar op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Verdachte wordt samen met medeverdachte [medeverdachte 3] aangemerkt als bewoner van de woning aan de [adres 2] . In deze woning is 68 kilo cocaïne aangetroffen (onder 1 ten laste gelegde). Verondersteld wordt dat verdachte als bewoner bekend is met hetgeen zich in de woning bevindt. Bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk 68 kilo cocaïne aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gewezen op onder andere chatberichten en locatiegegevens van de aangetroffen telefoons, afbeeldingen van tokens, GPS-gegevens van de betrokken voertuigen, camerabeelden en de onderlinge contacten tussen de verdachten. Ook heeft de officier van justitie gewezen op de gebeurtenissen op 8 december 2021 waarbij in dezelfde loods in Voorschoten een grote partij cocaïne is aangetroffen. Alle feiten en omstandigheden wijzen op de grootschalige en georganiseerde handel in cocaïne en kunnen tot geen andere conclusie leiden dan dat er die bewuste dag cocaïne dan wel een ander middel als bedoeld in lijst I van de Opiumwet is vervoerd. Verdachte heeft samen met de medeverdachten bewust en nauw samengewerkt. Bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van het vervoeren van tenminste 500 kilogram cocaïne en dat hij betrokken is geweest bij het vervoeren in vereniging van een hoeveelheid van 500 kilogram cocaïne. Subsidiair dienen de handelingen aangemerkt te worden als voorbereidingshandelingen.
Voor het onder 3 ten laste gelegd geldt het volgende. De aanwezigheid van het wapen in de bus maakt dat ook verdachte zich bewust is geweest van dat wapen en hij hierover, samen met de andere verdachten in de bus, kon beschikken. Dit wordt ondersteunt door forensisch bewijs, immers is op het wapen zowel DNA van verdachte als van medeverdachte [medeverdachte 3] aangetroffen.
Tot slot geldt ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde witwassen dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld dat in een tasje is aangetroffen waarin ook het legitimatiebewijs van verdachte zat. Het is daarmee uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft. Bewezen kan worden dat verdachte geld voorhanden heeft gehad afkomstig uit enig misdrijf.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig haar pleitnota integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde omdat geen sprake is van wetenschap laat staan beschikkingsmacht. Verdachte verbleef pas twee weken in de woning, hij was niet de enige persoon die in de woning verbleef, hij maakte geen gebruik van de kamer waarin de drugs is aangetroffen en hij kan ook niet door middel van forensisch bewijs worden gelinkt aan de drugs. Aan het vereiste van het aanwezig hebben in de zin van de Opiumwet is dan ook niet voldaan. Een nauwe en bewuste samenwerking met personen die verdachte niet kent, is onder voornoemde omstandigheden ook niet vast te stellen.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde geldt dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat in de ochtend van 4 november 2021 2060 kilogram cocaïne is opgehaald en vervoerd. Daarom dient verdachte te worden vrijgesproken. Subsidiair dient vrijspraak te volgen omdat verdachte niet kan worden aangemerkt als een volwaardig medepleger. Van een wezenlijke of intellectuele bijdrage bij het vervoeren dan wel opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne is niet gebleken. De rol van verdachte is te ondergeschikt om hem als medepleger aan te merken. Dat geldt ook voor de onder 2 subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.
Verdachte dient voorts te worden vrijgesproken van het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen (onder 3 ten laste gelegd). Verdachte heeft het wapen niet aangeraakt en zijn raadsvrouw wijst in dat kader op de mogelijkheid van secundaire overdracht van DNA. Voor het geval het standpunt over de secundaire overdacht niet wordt gevolgd stelt de raadsvrouw dat vrijspraak moet volgen wegens het ontbreken van beschikkingsmacht. Subsidiair wordt bepleit dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking die ziet op het gronddelict, het voorhanden hebben van het wapen.
Tot slot dient vrijspraak te volgen van de witwasverdenking wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft verklaard dat het geld niet van hem is. Het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om zijn verklaring te onderzoeken.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier de volgende gang van zaken af.
Op 4 november 2021 omstreeks 07.00 uur zijn drie bussen, een Volkswagen Crafter, een Renault Trafic en een Mercedes Vito, vanuit een loods in Voorschoten richting Amsterdam gereden. Door middel van camerabeelden, GPS, informatie van transponders waarmee parkeergarages konden worden geopend en telefoons van verdachten is de gebruikte route achteraf in kaart gebracht.
De Mercedes Vito komt op 4 november 2021 om 07.52 uur aan bij de garage aan de [adres 3] en vertrekt daar omstreeks 08.45 uur.
De VW Crafter komt om 07.58 uur aan bij de garage aan de [adres 2] en rijdt niet de ondergrondse garage in, kennelijk omdat de bus te hoog is. Na een aantal minuten vertrekt de VW Crafter.
Omstreeks 11.45 uur komt de Mercedes Vito aan bij de garage aan de [adres 2] . Op het moment dat de bus in de garage staat is beelden van de garage is te zien dat een aantal mannen de garagedeur forceert en dat één man een wapen richt op [verdachte] . Vervolgens rennen de mannen weg waarop de bus, met daarin [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] de garage uit rijdt.
Om 12.21 uur komt de Mercedes Vito aan bij de garage aan de [adres 3] en rijdt na korte tijd weg.
Later die middag worden de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] aangehouden. De verdachte [medeverdachte 5] wordt op 9 november 2021 aangehouden en verdachte [medeverdachte 6] wordt op 8 februari 2022 aangehouden.
Op de telefoons die bij de verdachten in beslag zijn genomen zijn meerdere chatberichten aangetroffen. In die berichten staat onder ander dat in de drie bussen in totaal 2060 meegenomen moet worden waarvan 200 voor een andere groep is. Ook worden foto’s van tokens verstuurd en wordt gesproken over verschillende geldbedragen. Op diezelfde dag hebben er doorzoekingen plaatsgevonden in de verschillende woningen, waarbij naast ongeveer 68 kilogram cocaïne op de [adres 2] , ook verpakkingsmateriaal is aantroffen.
De medeverdachte [medeverdachte 4] heeft de woning aan de [adres 2] gehuurd en de huur werd contant betaald. De Mercedes Vito is in de nacht van 4 november 2021 gehuurd door medeverdachte [medeverdachte 2] . De VW Crafter is op 3 november 2021 gehuurd door de partner van de medeverdachte [medeverdachte 6] .
Vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde
Hoewel het er, gelet op de onderzoeksbevindingen – waaronder de inhoud van de chatgesprekken, foto’s van onder meer van tokens, de huur van de verschillende woningen en busjes, camerabeelden en de aanwezigheid van een wapen – alle schijn van heeft dat er op 4 november 2021 vanuit Voorschoten illegale middelen zijn opgehaald, dat deze zijn verdeeld over diverse voertuigen en vervolgens zijn vervoerd, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier onvoldoende dat het om cocaïne dan wel een ander middel als bedoeld in lijst van I van de Opiumwet ging. Dat er op de [adres 2] cocaïne is aangetroffen en een maand later in dezelfde loods in Voorschoten een partij cocaïne is onderschept, maakt dit niet anders. Hieruit kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste zekerheid worden afgeleid dat op 4 november 2021 vanuit Voorschoten eveneens cocaïne werd vervoerd of aanwezig heeft gehad.
Van de “2060” die op 4 november 2021 in Voorschoten zouden zijn opgehaald, is geen spoor aangetroffen. In de gebruikte voertuigen zijn geen (sporen van) verdovende middelen aangetroffen. Het adres [adres 3] is pas later uit onderzoek bekend geworden. Uit de camerabeelden van de bij dat pand behorende garage en telefoongegevens kan worden afgeleid dat op 4 november 2021 in de vroege ochtend verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] daar aanwezig waren en dat [medeverdachte 5] met een ander zware goederen met een karretje vanuit de garage naar de bovengelegen woning bracht. [medeverdachte 5] heeft verklaard in die woning te verblijven. Bij doorzoeking van de woning zijn geen (sporen van) verdovende middelen aangetroffen. Naar een aantal andere adressen is geen nader onderzoek gedaan. Niet is vastgesteld dat de in de woning aan de [adres 2] aangetroffen 68 pakketten cocaïne afkomstig zijn uit/aanwezig zijn geweest in een van de genoemde voertuigen op 4 november 2021.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 2 primair ten laste is gelegd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde evenmin een bewezenverklaring kan volgen. Hoewel vast staat dat er verschillende voertuigen zijn gehuurd, woningen ter beschikking zijn gesteld en dat tijdens de doorzoekingen op de verschillende adressen voorwerpen en attributen zijn aangetroffen, zoals genoemd in de tenlastelegging, kan niet met voldoende zekerheid de conclusie worden getrokken dat deze bestemd waren voor het voorbereiden van Opiumwetdelicten zoals tenlastegelegd, nu niet, zoals hierover is overwogen, buiten redelijke twijfel vaststaat dat het ging om cocaïne dan wel een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Dat het er weliswaar, zoals hierboven reeds overwogen, alle schijn van heeft dat deze voorwerpen en middelen bestemd waren voor illegale activiteiten en dat het bepaald niet uit te sluiten is dat het ging om grootschalige harddrugshandel, is voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onvoldoende.
Verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie en de rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Gelet op de eigen verklaring van de verdachte had verdachte wetenschap van het bij de medeverdachte [medeverdachte 3] aangetroffen wapen. Het wapen is forensisch onderzocht. Op dit wapen is DNA van verdachte aangetroffen en dit doet ernstig vermoeden dat verdachte dit wapen op enig moment heeft vastgehouden. Het verweer van de raadsvrouw dat ook sprake kan zijn van secundaire overdracht van DNA acht de rechtbank niet aannemelijk. Dit verweer behoeft echter geen bespreking omdat de rechtbank niet met de vereiste mate van zekerheid kan vaststellen dat verdachte op of omstreeks 4 november 2021 ook beschikkingsmacht heeft gehad over het wapen.
De rechtbank zal verdachte om die reden van dit feit vrijspreken.
Het oordeel ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op 4 november 2021 is er een 112-melding binnengekomen naar aanleiding van een gewelddadig incident in de parkeergarage van de [adres 2] . Bij het incident was een witte Mercedes Vito bus betrokken. Op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen is de witte Mercedes bus vervolgens gelokaliseerd. De personen in de bus zijn later herkend als verdachte [medeverdachte 2] (bestuurder), verdachte [medeverdachte 3] (bijrijder) en verdachte. [medeverdachte 3] en verdachte zijn blijkens camerabeelden in de parkeergarage van de [adres 2] in de bus gestapt. Tijdens de observatie werd gezien dat er zich later een Mercedes-taxi, bestuurd door verdachte [medeverdachte 1] , bij hen voegde, waarin verdachten [medeverdachte 3] en [verdachte] overstapten vanuit de witte Mercedes bus. Korte tijd daarna zijn verdachte [medeverdachte 2] , bestuurder van de witte Mercedes bus, verdachte [medeverdachte 1] , bestuurder van de Mercedes-taxi, met verdachten [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] als inzittenden, aangehouden. In de Mercedes-taxi zijn onder meer een sleutel en een tag aangetroffen, afgegeven voor de woning aan het adres [adres 2] . In die woning heeft diezelfde dag nog een doorzoeking plaatsgevonden waarbij in één van de slaapkamers ongeveer 68 kilogram cocaïne is aangetroffen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van het) opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 68 kilogram cocaïne.
Vooropgesteld moet worden dat er volgens vaste rechtspraak vanuit kan worden gegaan dat een gebruiker/bewoner van een woning geacht wordt bekend te zijn met alles wat zich in de woning bevindt en afspeelt. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als verdachte een aannemelijke verklaring heeft voor het tegendeel. Daarnaast is voor het bewijs van ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet, nodig dat de verdovende middelen zich binnen de machtssfeer van verdachte bevinden en dat verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Niet doorslaggevend is aan wie de verdovende middelen toebehoren.
In de woning aan de [adres 2] zijn onder meer drie telefoons en twee tandenborstels aangetroffen. Op één van die tandenborstels is DNA van verdachte aangetroffen. Op twee telefoons (itemnummers 6117598 en 6117594) die zijn aangetroffen in de woonkamer op de salontafel lag is het DNA-profiel van verdachte aangetroffen. In de beide slaapkamers is mannenkleding aangetroffen en in de badkamer lagen handdoeken, scheerapparten en tandenborstels. Zijn verklaring dat hij niets wist van de aangetroffen cocaïne acht de rechtbank, onder deze omstandigheden, niet aannemelijk. De rechtbank is gelet op deze omstandigheden van oordeel dat genoegzaam blijkt dat verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte 3] , sinds enige tijd in de woning verbleef en dat verdachte heeft geweten van de aanwezigheid van de aangetroffen cocaïne die zich in de woning bevond. Voorts stelt de rechtbank vast dat deze cocaïne zich ook in de machtssfeer van verdachte bevond.
Medeplegen
De rechtbank is tevens van oordeel dat er sprake is van medeplegen. De aangetroffen cocaïne bevond zich immers binnen de machtssfeer van verdachte en medeverdachten. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 3] in de woning verbleef. Ook de medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] kunnen worden gekoppeld aan de woning aan de [adres 2] . Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft de woning onder de valse naam [valse naam] gehuurd en de huur steeds contant betaald. [medeverdachte 4] was op 4 november 2021 in/bij de parkeergarage van de [adres 2] aanwezig. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 1] zaten op 4 november 2021 samen in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] was in het bezit van een tag en sleutel behorend bij de woning en had daarmee toegang tot de woning. [medeverdachte 1] heeft in de ochtend in een Mini Cooper gereden en iemand bij de (garage van) de [adres 2] afgezet. [medeverdachte 1] heeft een man die geslagen was, vervolgens opgepikt.
Nu [medeverdachte 1] toegang had tot de woning aan de [adres 2] en [medeverdachte 4] de huurder van die woning was en vast staat dat de [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] in relatie tot elkaar stonden stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van deze verdachten sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking terzake het aanwezig hebben van de cocaïne in de [adres 2] .
Conclusie
Het voorgaande leidt er toe dat de rechtbank van oordeel is dat bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Het oordeel ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Aan verdachte is onder feit 4 ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 7.350,-. Verdachte heeft verklaard dat dit geld niet van hem is. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk en gaat ervan uit dat verdachte in ieder geval over dit geld beschikte. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het geld in de woning van zijn verblijf, aan de [adres 2] , is aangetroffen, in een tasje waarin ook het legitimatiebewijs van verdachte zat. Verdachte verklaart bovendien niet van wie het geld dan wel is. Hij beroept zich terzake op zijn zwijgrecht.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen allereerst zal moeten worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Het ligt dan op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, mogelijke alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Nu verdachte niet in Nederland staat ingeschreven en hij niet over legaal inkomen, bijvoorbeeld uit werk, beschikt is het vermoeden van witwassen gerechtvaardigd. Van verdachte mag onder de gegeven omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld, welke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De rechtbank is van oordeel dat, nu niet is gebleken dat verdachte over inkomen beschikte en verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geldbedrag, er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Het voorgaande leidt ertoe dat het onder 4 ten laste gelegde is bewezen, namelijk dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van € 7.350,-.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 4 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 68 kilogram cocaïne;
4.
op 4 november 2021 te Amsterdam, een voorwerp te weten een contant geldbedrag van in totaal ongeveer 7.350,- euro, voorhanden gehad, terwijl hij wist, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, verzocht om de strafeis flink te matigen en aansluiting te zoeken bij de richtlijnen ten aanzien van bezit/vervoer van verdovende middelen in plaats van in- en uitvoer. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte waardoor hij feitelijk als adolescent kan worden gezien. Verzocht wordt om de eventueel op te leggen straf niet hoger te laten zijn dan drie jaar zodat verdachte gebruik kan maken van de Strafonderbreking-regeling (SOB-regeling).
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 68 kilo cocaïne. Bij deze hoeveelheid en gezien de omstandigheden waaronder de cocaïne is aangetroffen, kan het niet anders zijn dan dat de cocaïne bestemd was voor de drugshandel. De handel in harddrugs gaat veelal gepaard met andersoortige criminaliteit, getuige ook het incident dat de aanleiding heeft gevormd voor het onderzoek Chakwo I. Daarnaast is de verspreiding van harddrugs een gevaar voor de volksgezondheid. Verdachte heeft zich in de drugshandel begeven en zonder zich te bekommeren om de schade die dit soort handel in de maatschappij aanricht. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door zich schuldig te maken aan witwassen, heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken en bijgedragen aan de risico’s voor de financiële markt. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand.
Uit het strafblad van verdachte van 27 september 2022 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze gaan voor het aanwezig hebben van harddrugs in georganiseerd verband van meer dan 20 kilogram uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanaf 48 maanden. In deze zaak is sprake van ongeveer 68 kilogram. Ten aanzien van het witwassen heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor fraude. Deze gaan bij een benadelingsbedrag tot € 10.000,- uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één week tot vijf maanden. Als de rechtbank het voorgaande als uitgangspunt neemt, dan komt een gevangenisstraf van enkele jaren in beeld.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In strafmatigende zin houdt rechtbank rekening met de leeftijd van verdachte en de rol van verdachte, die afgezet tegen de bijdrage van de medeverdachten, beperkt lijkt te zijn.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder 2 en 3 ten laste gelegde feit. Het opleggen van een straf van niet meer dan drie jaar zoals verzocht door de raadsvrouw acht de rechtbank onder voornoemde omstandigheden niet passend.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte was tot aan de uitspraak geschorst, zodat hij in vrijheid het oordeel van de rechtbank in deze zaak af kon wachten. Nu de rechtbank het bezit van een grote hoeveelheid cocaïne en het witwassen bewezen acht en de verdachte daarvoor veroordeelt ziet de rechtbank, gelet op de ernst van de bewezen feiten, geen aanleiding om de voorlopige hechtenis op te heffen dan wel de schorsing te laten doorlopen zoals door de raadsvrouw is verzocht.

8.Beslag

Onder verdachte zijn blijkens de beslaglijst van 4 november 2022 de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. 7350 euro (6117643)
2. 1 STK Document (6117619)
3. 61 STK Verdovende Middelen, cocaïne crack (6117640)
4. 13 STK Handschoenen, zwart (6117597)
5. 1 STK Tandenborstel, blauw (6117620)
6. 2 STK Handschoen, geel (6117622)
7. Huishoud artikel, Allpax (6117603)
8. 1 STK Weegschaal, wit (6117606)
9. 7 STK Verdovende Middelen, cocaïne crack (6117752)
10. 1 STK Fust (6119038)
11. 1 STK Simkaart (6117583)
12. 1 STK telefoon (6117589)
13. 1 STK telefoon, zwart iPhone (6117594)
14. 1 STK telefoon, Samsung (6117598)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder de nummers 1, 2, 4, 6, 8 en 11 tot en met 14 in beslaggenomen voorwerpen dienen te worden verbeurd verklaard, de onder de nummers 3 en 9 in beslaggenomen voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en het onder 5 in beslaggenomen voorwerp mag worden teruggeven aan verdachte. Het onder 10 opgenomen voorwerp is abusievelijk op de beslaglijst terecht gekomen. De verdediging heeft verzocht de onder nummer 11, 12, 13 en 14 in beslaggenomen voorwerpen te retourneren aan verdachte.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verbeurdverklaring
De onder nummer 1, 2 en 11 tot en met 14 in beslaggenomen voorwerpen behoren aan verdachte toe en betreffen voorwerpen met betrekking tot welke het bewezen geachte is begaan. Deze voorwerpen zijn daarom vatbaar voor verbeurdverklaring en zullen dan ook worden verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
De onder nummer 3 en 9 in beslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Retour rechthebbende
Het onder nummer 5 in beslaggenomen voorwerp behoort toe aan verdachte en dient aan hem te worden geretourneerd.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De onder de nummers 4, 6, 7 en 8 inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De rechtbank zal over het onder 10 in beslaggenomen voorwerp, gelet op het standpunt van de officier van justitie, geen beslissing nemen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te straf is gegrond op de artikelen:
  • 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
-
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
-
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1. euro (6117643)
2. 1 STK Document (6117619)
11. 1 STK Simkaart (6117583)
12. 1 STK telefoon (6117589)
13. 1 STK telefoon, zwart iPhone (6117594)
14. 1 STK telefoon, Samsung (6117598)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
3. 61 STK Verdovende Middelen, cocaïne crack (6117640)
9. 7 STK Verdovende Middelen, cocaïne crack (6117752)

Gelast de teruggave aan verdachte van:

5. 1 STK Tandenborstel, blauw (6117620)

Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:

4. 13 STK Handschoenen, zwart (6117597)
6. 2 STK Handschoen, geel (6117622)
7. Huishoud artikel, Allpax (6117603)
8. 1 STK Weegschaal, wit (6117606)
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en S. Djebali, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 januari 2023.