ECLI:NL:RBAMS:2023:123

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
13/300389-21 (onderzoek Chakwo I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor cocaïnebezit en witwassen in georganiseerde drugshandel

Op 16 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 68 kilogram cocaïne en witwassen van een bedrag van € 28.500,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 november 2021 in Amsterdam samen met anderen betrokken was bij de aanwezigheid van de cocaïne, die in een woning aan de [adres 3] werd aangetroffen. De verdachte had toegang tot deze woning en beschikte over de sleutel en tag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne en dat deze zich in zijn machtssfeer bevond. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van het aanwezig hebben van 2060 kilogram cocaïne, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze hoeveelheid daadwerkelijk was vervoerd of aanwezig was op de genoemde datum.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van witwassen van € 28.500,-. De rechtbank oordeelde dat er een vermoeden van witwassen bestond, maar dat de verdachte een verifieerbare verklaring had gegeven voor een deel van het geld. Uiteindelijk werd de verdachte schuldig bevonden aan het opzetwitwassen van € 14.500,-, omdat dit bedrag niet kon worden herleid naar legale inkomsten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de georganiseerde drugshandel, die een bedreiging vormt voor de volksgezondheid en de integriteit van de economie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.300389.21
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/300389-21 (onderzoek Chakwo I)
Datum uitspraak: 16 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 29 en 30 november 2022, 1 en 2 december 2022 en 2 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. J.H. van der Meij en A.C. Kramer (hierna steeds gezamenlijk aangeduid als: officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. van Stratum naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaak tegen verdachte gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 29 november 2022 – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 68 kilogram cocaïne, althans (ongeveer) 68 pakketten cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
primair
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Voorschoten en/of Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2060 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een of meer ander(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij op of omstreeks 3 en/of 4 november 2021 te Voorschoten en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of Bussum en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van ongeveer 2060 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een of meer ander(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- met één of meerdere mededader(s) telefonisch en/of via chatberichten en/of spraakberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het vervoeren en/of afleveren van die cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en), en/of
- de beschikking gehad over een of meerdere loods(en)/woning(en)/garage(s) op/aan het [adres 2] , de [adres 3] , de [adres 4] , de [adres 5] , de [adres 6] , de [adres 7] , de [adres 8] , de [adres 9] en/of de [adres 10] en/of
-
een of meerdere telefoon(s) met chatberichten en/of spraakberichten en/of foto’s en/of adressen en/of instructies en/of aanwijzingen over het transport en/of vervoer van die cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) en/of
- een of meerdere rol(len) (zwarte) tape en/of huishoudfolie en/of een of meerdere vacumeermachine(s) en/of een of meerdere handschoen(en) en/of een of meerdere (keuken)weegscha(a)l(en) en/of een of meerdere vacuümzak(ken) en/of een of meerdere gripzakje(s) en/of
- een of meerdere dozen met in elke doos tien, althans een of meerdere cocaïnetester(s) en/of
- een of meerdere koffer(s) en/of shopperbag(s) en/of (rug)tas(sen) en/of
- een of meer token(s), althans (een) betaalmiddel(en) en/of
- een of meer voertuig(en) (te weten een Volkswagen Polo gekentekend [kenteken] , een Mercedes Vito gekentekend [kenteken] , een Mercedes Benz gekentekend [kenteken] , een Mini Cooper gekentekend [kenteken] , een Volkswagen Crafter gekentekend [kenteken] en/of een Renault Traffic gekentekend [kenteken] , een Peugeot 308 gekentekend [kenteken] , een Peugeot 308 gekentekend [kenteken] , een Citroën C1 gekentekend [kenteken] en/of een Renault Megane) en/of
- een of meerdere tag(s)/transponder(s) van/voor één of meer parkeergarage(s)
voorhanden gehad;
3.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
- van een voorwerp te weten een (contant) geldbedrag van in totaal (ongeveer) €28.500,-, althans een hoeveelheid geld, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat geldbedrag is/zijn en/of heeft verborgen en/of verhuld wie dat geldbedrag voorhanden heeft gehad en/of
- een voorwerp, te weten een (contant) geldbedrag van in totaal (ongeveer) €28.500,-, althans een hoeveelheid geld, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid dagvaarding
De raadsman heeft ter terechtzitting partiële nietigheid van de dagvaarding bepleit ten aanzien van de zinssnede
‘andere middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I’, genoemd in feit 2. De raadsman stelt zich op het standpunt dat onduidelijk is op welke concrete middelen het Openbaar Ministerie doelt zodat verdachte niet weet waartegen hij zich op dit punt te verdedigen heeft, als gevolg waarvan verdachte in zijn belangen is geschaad.
De rechtbank overweegt dat het betwiste gedeelte van de tenlastelegging geen twijfel oproept met betrekking tot de vraag welke specifieke gedragingen verdachte worden verweten, nu verdachte - gelet op de inhoud van het dossier en het geheel van de tenlastelegging - in staat moet worden geacht de tekst van de tenlastelegging te kunnen begrijpen en te weten waartegen hij zich dient te verweren. De omschrijving van het feit is bezien tegen de achtergrond van het dossier voldoende duidelijk en feitelijk. De dagvaarding voldoet daarmee aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen. De dagvaarding is geldig en het verweer wordt verworpen.
3.2.
Overige voorvragen
Deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het door haar op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Verdachte wist dat de woning aan de [adres 3] als opbergplaats voor verdovende middelen werd gebruikt (onder 1 ten laste gelegde). Het bewijs daarvoor is afkomstig van foto’s en chats op de telefoons en de onder verdachte in beslaggenomen sleutels en tags. Verdachte had daarmee toegang tot de woning en de parkeergarage. De in deze woning aangetroffen blokken cocaïne bevonden zich op 4 november 2021 dan ook binnen zijn machtssfeer. Bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk 68 kilo cocaïne aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gewezen op onder andere chatberichten en locatiegegevens van de aangetroffen telefoons, aangetroffen afbeeldingen van tokens, GPS-gegevens van de betrokken voertuigen, camerabeelden en de onderlinge contacten tussen de verdachten. Ook heeft de officier van justitie gewezen op de gebeurtenissen op 8 december 2021 waarbij in dezelfde loods in Voorschoten een grote partij cocaïne is aangetroffen. Alle feiten en omstandigheden wijzen op de grootschalige en georganiseerde handel in cocaïne en kunnen tot geen andere conclusie leiden dan dat er die bewuste dag cocaïne dan wel een ander middel als bedoeld in lijst I van de Opiumwet is vervoerd. Verdachte heeft samen met de medeverdachten bewust en nauw samengewerkt. Bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van en betrokken is geweest bij het vervoeren in vereniging van een hoeveelheid van 2060 kilogram cocaïne. Subsidiair dienen de handelingen aangemerkt te worden als voorbereidingshandelingen.
Tot slot geldt dat voor het onder 3 ten laste gelegde witwassen niet duidelijk is geworden uit welke legale geldstromen het bij verdachte aangetroffen geldbedrag kan zijn opgebouwd. Het is uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft. Bewezen kan worden dat verdachte het geld voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat het afkomstig was uit enig misdrijf.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn pleitnota integrale vrijspraak bepleit. De raadsman voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde nu er geen bewijs is van wetenschap en beschikkingsmacht in de zin van de Opiumwet bij verdachte ten aanzien van de aangetroffen 68 kilo cocaïne. Verdachte verbleef niet in de woning en is er ook nooit geweest. De naam [bijnaam 1] is ten onrechte gekoppeld aan verdachte. Ook de in de Mercedes aangetroffen sleutels en tag behorende bij de [adres 3] worden ten onrechte aan verdachte toegeschreven. Niet kan worden vastgesteld dat sprake is van medeplegen. Van enige materiële of intellectuele actieve significante bijdrage van voldoende gewicht, om het tenlastegelegde opzet en medeplegen op te baseren, is niet gebleken.
Dat geldt eveneens voor het onder feit 2 ten laste gelegde. Er is geen bewijs voor de stelling van de officier van justitie dat verdachte, al dan niet samen met anderen, cocaïne zou hebben vervoerd vanuit Voorschoten.
Tot slot dient vrijspraak te volgen van het onder feit 3 ten laste gelegde. Er is geen grondfeit aanwezig. Daarnaast is de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld niet zonder meer uit te sluiten, terwijl zijn tijdig afgelegde en voldoende verifieerbare verklaring onvoldoende is onderzocht door het Openbaar Ministerie.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier de volgende gang van zaken af.
Op 4 november 2021 omstreeks 07.00 uur zijn drie bussen, een Volkswagen Crafter, een Renault Trafic en een Mercedes Vito, vanuit een loods in Voorschoten richting Amsterdam gereden. Door middel van camerabeelden, GPS, informatie van transponders waarmee parkeergarages konden worden geopend en telefoons van verdachten is de gebruikte route achteraf in kaart gebracht.
De Mercedes Vito komt op 4 november 2021 om 07.52 uur aan bij de garage aan de [adres 4] en vertrekt daar omstreeks 08.45 uur.
De VW Crafter komt om 07.58 uur aan bij de garage aan de [adres 3] en rijdt niet de ondergrondse garage in, kennelijk omdat de bus te hoog is. Na een aantal minuten vertrekt de VW Crafter.
Omstreeks 11.45 uur komt de Mercedes Vito aan bij de garage aan de [adres 3] . Op het moment dat de bus in de garage staat is beelden van de garage is te zien dat een aantal mannen de garagedeur forceert en dat één man een wapen richt op [medeverdachte 1] . Vervolgens rennen de mannen weg waarop de bus, met daarin [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de garage uit rijdt.
Om 12.21 uur komt de Mercedes Vito aan bij de garage aan de [adres 4] en rijdt na korte tijd weg.
Later die middag worden de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [verdachte] aangehouden. De verdachte [medeverdachte 5] wordt op 9 november 2021 aangehouden en verdachte [medeverdachte 6] wordt op 8 februari 2022 aangehouden.
Op de telefoons die bij de verdachten in beslag zijn genomen zijn meerdere chatberichten aangetroffen. In die berichten staat onder ander dat in de drie bussen in totaal 2060 meegenomen moet worden waarvan 200 voor een andere groep is. Ook worden foto’s van tokens verstuurd en wordt gesproken over verschillende geldbedragen. Op diezelfde dag hebben er doorzoekingen plaatsgevonden in de verschillende woningen, waarbij naast ongeveer 68 kilogram cocaïne op de [adres 3] , ook verpakkingsmateriaal is aantroffen.
De medeverdachte [medeverdachte 4] heeft de woning aan de [adres 3] gehuurd en de huur werd contant betaald. De Mercedes Vito is in de nacht van 4 november 2021 gehuurd door medeverdachte [medeverdachte 2] . De VW Crafter is op 3 november 2021 gehuurd door de partner van de medeverdachte [medeverdachte 6] .
Vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde
Hoewel het er, gelet op de onderzoeksbevindingen – waaronder de inhoud van de chatgesprekken, foto’s van onder meer van tokens, de huur van de verschillende woningen en busjes, camerabeelden en de aanwezigheid van een wapen – alle schijn van heeft dat er op 4 november 2021 vanuit Voorschoten illegale middelen zijn opgehaald, dat deze zijn verdeeld over diverse voertuigen en vervolgens zijn vervoerd, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier onvoldoende dat het om cocaïne dan wel een ander middel als bedoeld in lijst van I van de Opiumwet ging. Dat er op de [adres 3] cocaïne is aangetroffen en een maand later in dezelfde loods in Voorschoten een partij cocaïne is onderschept, maakt dit niet anders. Hieruit kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste zekerheid worden afgeleid dat op 4 november 2021 vanuit Voorschoten eveneens cocaïne werd vervoerd of aanwezig heeft gehad.
Van de “2060” die op 4 november 2021 in Voorschoten zouden zijn opgehaald, is geen spoor aangetroffen. In de gebruikte voertuigen zijn geen (sporen van) verdovende middelen aangetroffen. Het adres [adres 4] is pas later uit onderzoek bekend geworden. Uit de camerabeelden van de bij dat pand behorende garage en telefoongegevens kan worden afgeleid dat op 4 november 2021 in de vroege ochtend verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] daar aanwezig waren en dat [medeverdachte 5] met een ander zware goederen met een karretje vanuit de garage naar de bovengelegen woning bracht. [medeverdachte 5] heeft verklaard in die woning te verblijven. Bij doorzoeking van de woning zijn geen (sporen van) verdovende middelen aangetroffen. Naar een aantal andere adressen is geen nader onderzoek gedaan. Niet is vastgesteld dat de in de woning aan de [adres 3] aangetroffen 68 pakketten cocaïne afkomstig zijn uit/aanwezig zijn geweest in een van de genoemde voertuigen op 4 november 2021.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 2 primair ten laste is gelegd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde evenmin een bewezenverklaring kan volgen. Hoewel vast staat dat er verschillende voertuigen zijn gehuurd, woningen ter beschikking zijn gesteld en dat tijdens de doorzoekingen op de verschillende adressen voorwerpen en attributen zijn aangetroffen, zoals genoemd in de tenlastelegging, kan niet met voldoende zekerheid de conclusie worden getrokken dat deze bestemd waren voor het voorbereiden van Opiumwetdelicten zoals tenlastegelegd, nu niet, zoals hierover is overwogen, buiten redelijke twijfel vaststaat dat het ging om cocaïne dan wel een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Dat het er weliswaar, zoals hierboven reeds overwogen, alle schijn van heeft dat deze voorwerpen en middelen bestemd waren voor illegale activiteiten en dat het bepaald niet uit te sluiten is dat het ging om grootschalige harddrugshandel, is voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onvoldoende.
Verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Het oordeel ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op 4 november 2021 is er een 112-melding binnengekomen naar aanleiding van een gewelddadig incident in de parkeergarage van de [adres 3] . Bij het incident was een witte Mercedes Vito bus betrokken. Op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen is de witte Mercedes bus vervolgens gelokaliseerd. De personen in de bus zijn later herkend als verdachte [medeverdachte 2] (bestuurder), verdachte [medeverdachte 3] (bijrijder) en verdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn blijkens de camerabeelden in de parkeergarage van de [adres 3] in de bus gestapt. Tijdens de observatie werd gezien dat er zich later een Mercedes-taxi, bestuurd door verdachte bij hen voegde, waarin verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] overstapten vanuit de witte Mercedes bus. Korte tijd daarna zijn verdachte [medeverdachte 2] , bestuurder van de witte Mercedes bus, verdachte, bestuurder van de Mercedes-taxi, met verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] als inzittenden, aangehouden. In de Mercedes-taxi is een sleutel met daaraan een tag aangetroffen, behorend bij de woning aan het adres [adres 3] en de centrale toegangsdeur van portiek [adres 3] . In de woning heeft diezelfde dag nog een doorzoeking plaatsgevonden waarbij in één van de slaapkamers ongeveer 68 kilogram cocaïne is aangetroffen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van het) opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 68 kilogram cocaïne.
De rechtbank stelt voorop dat voor het bewijs van ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet, nodig is dat de verdovende middelen zich binnen de machtssfeer van verdachte bevinden en dat verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Niet doorslaggevend is aan wie de verdovende middelen toebehoren.
De rechtbank stelt vast dat de telefoon met het telefoonnummer eindigend op * [nummer] in gebruik was bij verdachte en dat verdachte de bijnaam [bijnaam 1] en [bijnaam 2] heeft. De door verdachte eerst ter terechtzitting afgelegde verklaring dat de telefoon na een ritje in zijn taxi op de passagiersstoel was blijven liggen, waarna verdachte hem in zijn houder heeft geplaatst toen er nieuwe klanten instapten, volgt de rechtbank niet en acht de rechtbank niet aannemelijk. Dat verdachte ten tijde van de ingebruikname van het telefoonnummer * [nummer] en/of het downloaden van een applicatie in het vliegtuig zou zitten, zoals aangevoerd, laat onverlet dat hij, op een later moment, de gebruiker is geworden van de telefoon.
Voorts wordt het verweer van de verdediging ten aanzien van de in de middenconsole van taxi van verdachte aangetroffen sleutel en tag behorend bij de woning [adres 3] verworpen. Verdachte heeft al op 9 november 2021 tegenover de rechter-commissaris verklaard, en dat ter terechtzitting op 7 juli 2022 herhaald, dat hij als enige bij de middenconsole kon. De rechtbank acht derhalve niet aannemelijk dat ‘anderen’ deze goederen in de middenconsole van de auto van verdachte hebben neergelegd zonder zijn medeweten, temeer omdat dit de auto betrof waar hij als beroepschauffeur gebruik van maakte.
Op grond van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte toegang had tot de woning aan de [adres 3] 60, nu hij over de tag en sleutel van de woning beschikte. Uit camerabeelden is voorts gebleken dat op 4 november 2021 een Mini Cooper voorbij de garage reed. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij in die auto reed en daar iemand moest afzetten. [medeverdachte 4] was die ochtend in/bij de parkeergarage aanwezig. [verdachte] heeft [medeverdachte 4] , die geslagen was, vervolgens opgepikt. Ter terechtzitting verklaart [verdachte] dat dit [medeverdachte 4] betrof. Tevens staat vast dat verdachte die bewuste dag meermalen telefonisch contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 4] . Gelet daarop, mede gelet op hetgeen hieronder onder het kopje “medeplegen” wordt overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap had van de in de woning aangetroffen cocaïne en dat deze cocaïne zich in de machtssfeer van verdachte bevond.
Medeplegen
De rechtbank is tevens van oordeel dat er sprake is van medeplegen. De aangetroffen cocaïne bevond zich immers binnen de machtssfeer van verdachte en medeverdachten. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de woning verbleven. Ook verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 4] kunnen worden gekoppeld aan de woning aan de [adres 3] . Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft de woning onder de valse naam [valse naam] gehuurd en de huur steeds contant betaald. [medeverdachte 4] was op 4 november 2021 in/bij de parkeergarage van de [adres 3] aanwezig. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] zaten op 4 november 2021 samen met verdachte in de auto van de verdachte. Verdachte was in het bezit van een tag en sleutel behorend bij de woning en had daarmee toegang tot de woning. Verdachte heeft in de ochtend in een Mini Cooper gereden en iemand bij de (garage van) de [adres 3] afgezet. Verdachte heeft [medeverdachte 4] , die geslagen was, vervolgens opgepikt.
Nu verdachte toegang had tot de woning aan de [adres 3] en [medeverdachte 4] de huurder van die woning was en vast staat dat de [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in relatie tot elkaar stonden stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van deze verdachten sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking terzake het aanwezig hebben van de cocaïne in de [adres 3] .
Conclusie
Het voorgaande leidt er toe dat de rechtbank van oordeel is dat bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Het oordeel ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Aan verdachte is onder feit 3 ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van € 28.500,-.
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen allereerst zal moeten worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Het ligt dan op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, mogelijke alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Witwasvermoeden
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Bij de doorzoeking in de (toenmalige) woning van verdachte is een contant geldbedrag van in totaal € 28.500,- in beslag genomen. Gelet op de omstandigheden waaronder het geldbedrag in beslag is genomen - de hoogte van het bedrag, de vindplaats, de coupures van onder andere 100 en 200 euro en de verdenking van overtreding van de Opiumwet - is er zonder meer sprake van een witwasvermoeden. Van verdachte mag onder de gegeven omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld, welke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij zoveel mogelijk contant geld thuis bewaarde en dat het geldbedrag deels spaargeld betreft afkomstig uit werk en giften bij zijn verlovingsfeest en de geboortes van de kinderen. Daarnaast heeft hij een bedrag van € 8.000,- uitgekeerd gekregen aan smartengeld en een schenking van zijn vader van € 6.000,- begin 2021.
Conclusie
De rechtbank is voor wat betreft de bedragen € 8.000,- en € 6.000,- van oordeel dat verdachte daarvoor een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven. Gezien de verklaring van verdachte ten aanzien van een alternatieve herkomst van het geld, welke verklaring verdachte al in een vroeg stadium van het onderzoek heeft afgelegd, had het Openbaar Ministerie nader onderzoek moeten doen naar feiten en omstandigheden die de legale herkomst van het geld met een voldoende mate van zekerheid zouden kunnen uitsluiten. Nu dergelijk onderzoek ten aanzien van voornoemde bedragen achterwege is gebleven, zijn er geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen ad. € 8.000,- en € 6.000,- uit misdrijf afkomstig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen van in totaal € 14.000, zodat hij van dat deel zal worden vrijgesproken. Dat geldt niet voor de overige € 14.500,-. Uit het financieel onderzoek komt naar voren dat de legale inkomsten van verdachte en zijn partner vanaf 2017 aflopend en in de jaren 2020 en 2021 zelfs ontoereikend waren om in hun levensonderhoud te voorzien. Het bedrag van € 14.500,- kan dan ook niet uit legale geldstromen worden onderbouwd. Daar komt bij dat verdachte zich bij doorvragen door de rechtbank op zijn zwijgrecht heeft beroepen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de € 14.500,- uit misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het opzetwitwassen van € 14.500,-

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
Op 4 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 68 kilogram cocaïne;
3.
op 4 november 2021 te Amsterdam, een geldbedrag van in totaal € 14.500 voorhanden heeft gehad terwijl hij wist, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, verzocht een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. In strafmatigende zin moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte in een vroeg stadium een verklaring heeft afgelegd en uit de telecommunicatie niet naar voren is gekomen dat verdachte als ‘de grote man’ zou moeten worden aangemerkt. Ten gunste van verdachte dient verder rekening te worden gehouden met de jurisprudentie in andere Opiumwetzaken, waar doorgaans relatief lagere straffen worden opgelegd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 68 kilo cocaïne. Bij deze hoeveelheid en gezien de omstandigheden waaronder de cocaïne is aangetroffen kan het niet anders zijn dan dat de cocaïne bestemd was voor de drugshandel. Verdachte is te linken aan alle medeverdachten en lijkt een centrale rol gespeeld te hebben in dit feit. De handel in harddrugs gaat veelal gepaard met andersoortige criminaliteit, getuige ook het gewelddadige incident dat de aanleiding heeft gevormd voor het onderzoek Chakwo I. Daarnaast is de verspreiding van harddrugs een gevaar voor de volksgezondheid. Verdachte heeft zich in de drugshandel begeven, kennelijk gelokt door geldelijk gewin zonder zich te bekommeren om de schade die dit soort handel in de maatschappij aanricht. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door zich schuldig te maken aan witwassen, heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken en bijgedragen aan de risico’s voor de financiële markt. Het witwassen van crimineel geld werkt bovendien het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand.
Uit het strafblad van verdachte van 27 september 2022 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 13 oktober 2022, waarin wordt geadviseerd om bij een veroordeling een (gedeeltelijke) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze gaan voor het aanwezig hebben van harddrugs in georganiseerd verband van meer dan 20 kilogram uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanaf 48 maanden. In deze zaak is sprake van ongeveer 68 kilogram. Ten aanzien van het witwassen heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor fraude. Deze gaan bij een benadelingsbedrag van € 10.000,- en 70.000,- uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden. Als de rechtbank het voorgaande als uitgangspunt neemt, dan komt een gevangenisstraf van enkele jaren in beeld.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten en de rol daarbij van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige straf dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet dan ook geen ruimte voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel en zal het advies van de reclassering in die zin niet volgen. De door de raadsman aangevoerde omstandigheden geven evenmin aanleiding om een lagere straf op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte was tot aan de uitspraak geschorst, zodat hij in vrijheid het oordeel van de rechtbank in deze zaak af kon wachten. Nu de rechtbank het bezit van een grote hoeveelheid cocaïne en het witwassen bewezen acht en de verdachte daarvoor veroordeelt ziet de rechtbank, gelet op de ernst van de bewezen feiten, geen aanleiding om de voorlopige hechtenis op te heffen dan wel de schorsing te laten doorlopen zoals door de raadsman is verzocht.

9.Beslag

Onder verdachte zijn blijkens de beslaglijst van 24 oktober 2022 de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. 1000 EUR (6117556)
2. 14600 EUR (6117552)
3. 5000 EUR (6117544)
4. 7900 EUR (6117528)
5. 1 STK personenauto Mini zwart (5984575)
6. 1 STK personenauto-taxi Mercedes Benz (6124306)
7. 1 STK Telefoontoestel, Apple (6117532)
8. Gegevensdrager, Panasonic (6171381)
9. 1 STK Sleutel (Heras) (6164768)
10. 1 STK Sleutel (Cardin) (6164772)
11. 1 STK Sleutel (M&C) (6164766)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder de nummers 1 tot en met 11 in beslaggenomen voorwerpen dienen te worden verbeurd verklaard. De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Verbeurdverklaring
De onder nummer 7 tot en met 11 in beslaggenomen voorwerpen behoren aan verdachte toe en betreffen voorwerpen met betrekking tot welke het bewezen geachte is begaan. Deze voorwerpen zijn daarom vatbaar voor verbeurdverklaring en zullen dan ook worden verbeurdverklaard.
Een geldbedrag van in totaal € 14.500,- dient te worden verbeurdverklaard nu het bewezen geachte met betrekking tot dat bedrag is begaan.
Retour rechthebbende
De onder nummer 6 in beslaggenomen Mercedes, toebehorende aan verdachte, dient aan hem te worden geretourneerd, nu deze auto niet in relatie staat tot enig strafbaar feit, althans daarvan is uit het onderzoek niet gebleken.
Een geldbedrag van in totaal € 14.000,- dient aan verdachte te worden geretourneerd.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De onder nummer 5 inbeslaggenomen Mini Cooper dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te straf is gegrond op de artikelen:
  • 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht; en
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
-
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3:
-
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
7. 1 STK Telefoontoestel, Apple (6117532)
8. Gegevensdrager, Panasonic (6171381)
9. 1 STK Sleutel (Heras) (6164768)
10. 1 STK Sleutel (Cardin) (6164772)
11. 1 STK Sleutel (M&C) (6164766)
Een geldbedrag ter hoogte van € 14.500,-.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
6. 1 STK personenauto-taxi Mercedes Benz (6124306)
Een geldbedrag ter hoogte van € 14.000,-
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
5. 1 STK personenauto Mini zwart (5984575)
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en S. Djebali, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 januari 2023.