ECLI:NL:RBAMS:2023:122

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
13/300366-21 (onderzoek Chakwo I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van hennep en vrijspraak voor andere tenlastegelegde feiten

Op 16 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het voorhanden hebben van hennep, cocaïne en een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 870 gram hennep. De verdachte werd vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder het medeplegen van het aanwezig hebben van 68 kilo cocaïne en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne en dat hij geen beschikkingsmacht had over het vuurwapen. De uitspraak volgde na een uitgebreid onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechtbank de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten, alsook het bewijs dat door het Openbaar Ministerie was aangedragen, heeft gewogen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als medepleger van de andere feiten, en dat de omstandigheden onvoldoende bewijs boden voor een veroordeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.300366.21 [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/300366-21 (onderzoek Chakwo I)
Datum uitspraak: 16 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 29 en 30 november 2022, 1 en 2 december 2022 en 2 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. J.H. van der Meij en A.C. Kramer (hierna steeds gezamenlijk aangeduid als: officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadslieden, mr. R.P. van der Graaf en mr. C.C. Delpeche naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaak tegen verdachte gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 29 november 2022 – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 68 kilogram cocaïne, althans (ongeveer) 68 pakketten cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
primair
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Voorschoten en/of Den Haag en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2060 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een of meer ander(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij op of omstreeks 3 en/of 4 november 2021 te Voorschoten en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of Bussum en/of Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van ongeveer 2060 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een of meer ander(e) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- met één of meerdere mededader(s) telefonisch en/of via chatberichten en/of spraakberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het vervoeren en/of afleveren van die cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en), en/of
- de beschikking gehad over een of meerdere loods(en)/woning(en)/garage(s) op/aan het [adres 1] , de [adres 2] , de [adres 3] , de [adres 4] , de [adres 5] , de [adres 6] , de [adres 7] , de [adres 8] en/of de [adres 9] en/of
- een of meerdere telefoon(s) met chatberichten en/of spraakberichten en/of foto’s en/of adressen en/of instructies en/of aanwijzingen over het transport en/of vervoer van die cocaïne en/of dat/die ander(e) middel(en) en/of
- een of meerdere rol(len) (zwarte) tape en/of huishoudfolie en/of een of meerdere vacumeermachine(s) en/of een of meerdere handschoen(en) en/of een of meerdere (keuken)weegscha(a)l(en) en/of een of meerdere vacuümzak(ken) en/of een of meerdere gripzakje(s) en/of
- een of meerdere dozen met in elke doos tien, althans een of meerdere cocaïnetester(s) en/of
- een of meerdere koffer(s) en/of shopperbag(s) en/of (rug)tas(sen) en/of
- een of meer token(s), althans (een) betaalmiddel(en) en/of
- een of meer voertuig(en) (te weten een Volkswagen Polo gekentekend [kenteken] , een Mercedes Vito gekentekend [kenteken] , een Mercedes Benz gekentekend [kenteken] , een Mini Cooper gekentekend [kenteken] , een Volkswagen Crafter gekentekend [kenteken] en/of een Renault Traffic gekentekend [kenteken] , een Peugeot 308 gekentekend [kenteken] , een Peugeot 308 gekentekend [kenteken] , een Citroën C1 gekentekend [kenteken] en/of een Renault Megane) en/of
- een of meerdere tag(s)/transponder(s) van/voor één of meer parkeergarage(s)
voorhanden gehad;
3.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (van het merk Heckler & Koch, model USP Compact, kaliber 9x19mm), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- 12, in elk geval een of meerdere patro(o)n(en) (van het soort volmantel rondneus en het merk Sellier & Bellot, kaliber, 9x19mm) zijnde munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie,
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 870 gram hennep(toppen), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het door haar op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Verdachte wist dat de woning aan de [adres 2] als opbergplaats voor verdovende middelen werd gebruikt (onder 1 ten laste gelegde). Het bewijs daarvoor is afkomstig van foto’s en chats op de telefoons en de onder medeverdachte [medeverdachte 2] in beslaggenomen sleutel en tag. Op de telefoon van verdachte is een foto aangetroffen van exact hetzelfde logo waarvan ook de blokken uit de woning waren voorzien. Bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk 68 kilo cocaïne aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gewezen op onder andere chatberichten en locatiegegevens van de aangetroffen telefoons, aangetroffen afbeeldingen van tokens, GPS-gegevens van de betrokken voertuigen, camerabeelden en de onderlinge contacten tussen de verdachten. Ook heeft de officier van justitie gewezen op de gebeurtenissen op 8 december 2021 waarbij in dezelfde loods in Voorschoten een grote partij cocaïne is aangetroffen. Alle feiten en omstandigheden wijzen op de grootschalige en georganiseerde handel in cocaïne en kunnen tot geen andere conclusie leiden dan dat er op 4 november 2021 cocaïne dan wel een ander middel als bedoeld in lijst I van de Opiumwet is vervoerd. Verdachte heeft samen met de medeverdachten bewust en nauw samengewerkt op 4 november 2021. Verdachte was samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] volledig op de hoogte van het gehele plan en de totale hoeveelheid die met de busjes werd vervoerd. Bewezen kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij het vervoeren in vereniging van een hoeveelheid van 2060 kilogram cocaïne. Subsidiair dienen de handelingen aangemerkt te worden als voorbereidingshandelingen.
Voor het onder 3 ten laste gelegd geldt dat verdachte, als bestuurder van de Mercedes Vito, gezien heeft dat medeverdachte [medeverdachte 3] , bijrijder, een vuurwapen uit het raam van de bus naar buiten richt om mee te dreigen. De aanwezigheid van het wapen in de bus maakt dat ook verdachte zich bewust is geweest van dat wapen en hij hierover, samen met de andere verdachten in de bus, kon beschikken.
Tot slot kan worden bewezen dat verdachte 870 gram hennep aanwezig heeft gehad, zoals onder 4 ten laste gelegd. De hennep is aangetroffen in een slaapkamer waar ook andere eigendommen van verdachte lagen, zoals diploma’s en post en rekeningen op naam van verdachte.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft overeenkomstig haar pleitaantekeningen integrale vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde kan niet worden vastgesteld dat er op 4 november 2021 vanuit de KAV bus cocaïne gebracht is naar de [adres 2] door verdachte of één van de medeverdachten. Van enige vorm van medeplegen ten aanzien van aanwezig hebben van de betreffende 68 kilo is niet gebleken, zodat vrijspraak dient te volgen.
Voor het onder 2 primair ten laste gelegde geldt dat niet kan worden vastgesteld dat er die bewuste dag cocaïne is vervoerd dan wel middelen behorende bij lijst I van de Opiumwet. Subsidiair stelt de verdediging dat vrijspraak dient te volgen vanwege het ontbreken van opzet, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enig moment wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van cocaïne in de KAV bus. Meer subsidiair kan geen bewezenverklaring volgen voor het volledig aantal tenlastegelegde aantal kilo’s omdat de 2060 kilo zou worden verdeeld over minimaal drie bussen. Het heeft verdachte altijd aan enige opzet, ook in voorwaardelijke zin, ontbroken op overtreding van de Opiumwet. Daarom dient ook vrijspraak te volgen van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.
Verdachte dient voorts te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte beschikkingsmacht had over het wapen. Ook van medeplegen is geen sprake. Geenszins blijkt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het voorhanden hebben van het wapen en de munitie.
Tot slot kan ook het onder 4 ten laste gelegde niet worden bewezen. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de hennep. Nu het opzet ontbreekt dient verdachte te worden vrijgesproken van de ‘misdrijf variant’.
Voor zover de rechtbank zou komen tot een veroordeling voor de ‘overtredingsvariant’ verzoekt de verdediging om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging wegens een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 4 november 2021 omstreeks 07.00 uur zijn drie bussen, een Volkswagen Crafter, een Renault Trafic en een Mercedes Vito, vanuit een loods in Voorschoten richting Amsterdam gereden. Door middel van camerabeelden, GPS, informatie van transponders waarmee parkeergarages konden worden geopend en telefoons van verdachten is de gebruikte route achteraf in kaart gebracht.
De Mercedes Vito komt op 4 november 2021 om 07.52 uur aan bij de garage aan de [adres 3] en vertrekt daar omstreeks 08.45 uur.
De VW Crafter komt om 07.58 uur aan bij de garage aan de [adres 2] en rijdt niet de ondergrondse garage in, kennelijk omdat de bus te hoog is. Na een aantal minuten vertrekt de VW Crafter.
Omstreeks 11.45 uur komt de Mercedes Vito aan bij de garage aan de [adres 2] . Op het moment dat de bus in de garage staat is beelden van de garage is te zien dat een aantal mannen de garagedeur forceert en dat één man een wapen richt op [medeverdachte 1] . Vervolgens rennen de mannen weg waarop de bus, met daarin [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de garage uit rijdt.
Om 12.21 uur komt de Mercedes Vito aan bij de garage aan de [adres 3] en rijdt na korte tijd weg.
Later die middag worden de verdachte en de medeverdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] aangehouden. De verdachte [medeverdachte 5] wordt op 9 november 2021 aangehouden en verdachte [medeverdachte 6] wordt op 8 februari 2022 aangehouden.
Op de telefoons die bij de verdachten in beslag zijn genomen zijn meerdere chatberichten aangetroffen. In die berichten staat onder ander dat in de drie bussen in totaal 2060 meegenomen moet worden waarvan 200 voor een andere groep is. Ook worden foto’s van tokens verstuurd en wordt gesproken over verschillende geldbedragen. Op diezelfde dag hebben er doorzoekingen plaatsgevonden in de verschillende woningen, waarbij naast ongeveer 68 kilogram cocaïne op de [adres 2] , ook verpakkingsmateriaal is aantroffen.
De medeverdachte [medeverdachte 4] heeft de woning aan de [adres 2] gehuurd en de huur werd contant betaald. De Mercedes Vito is in de nacht van 4 november 2021 gehuurd door verdachte. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de bus voor een verhuisklus heeft gehuurd, dat hij de bus heeft uitgeleend en later die dag op 4 november 2021 heeft teruggekregen. De VW Crafter is op 3 november 2021 gehuurd door de partner van de medeverdachte [medeverdachte 6] .
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
Verdachte heeft verklaard dat de telefoon met het telefoonnummer eindigend op * [nummer] aan hem toebehoort. Aan het telefoonnummer is de bijnaam [bijnaam] gekoppeld. Verdachte kan derhalve worden geïdentificeerd als [bijnaam] . Op de telefoon van verdachte is een foto d.d. 30 september 2021 aangetroffen van een logo waarvan ook de blokken cocaïne in de woning aan de [adres 2] waren voorzien.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 68 kilogram cocaïne.
De rechtbank stelt voorop dat voor het bewijs van ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet, nodig is dat de verdovende middelen zich binnen de machtssfeer van verdachte bevinden en dat verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Niet doorslaggevend is aan wie de verdovende middelen toebehoren.
Vaststaat dat verdachte op 4 november 2021 met de witte Mercedes bus in de garage aan de [adres 2] is geweest en dat hij contact heeft gehad met de medeverdachten. Op de telefoon van verdachte is een foto is aangetroffen van het logo waarvan de blokken cocaïne in de woning aan de [adres 2] waren voorzien. De rechtbank is van oordeel dat op grond van deze omstandigheden zou kunnen worden afgeleid dat verdachte op enig moment wist van de aanwezigheid van de cocaïne in de woning. Vervolgens rijst de vraag of de cocaïne zich ook in de machtssfeer van verdachte bevond. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat, op basis van de zich in het dossier bevindende onderzoeksgegevens, dat niet kan worden vastgesteld. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte toegang had tot de woning en er zijn geen aanknopingspunten in het dossier dat hij enige zeggenschap had over de drugs. Dat de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring de nodige vragen oproept is onvoldoende voor een ander oordeel. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Vrijspraak van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde
Hoewel het er, gelet op de onderzoeksbevindingen – waaronder de inhoud van de chatgesprekken, foto’s van onder meer van tokens, de huur van de verschillende woningen en busjes, camerabeelden en de aanwezigheid van een wapen – alle schijn van heeft dat er op 4 november 2021 vanuit Voorschoten illegale middelen zijn opgehaald, dat deze zijn verdeeld over diverse voertuigen en vervolgens zijn vervoerd, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier onvoldoende dat het om cocaïne dan wel een ander middel als bedoeld in lijst van I van de Opiumwet ging. Dat er op de [adres 2] cocaïne is aangetroffen en een maand later in dezelfde loods in Voorschoten een partij cocaïne is onderschept, maakt dit niet anders. Hieruit kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste zekerheid worden afgeleid dat op 4 november 2021 vanuit Voorschoten eveneens cocaïne werd vervoerd of aanwezig heeft gehad.
Van de “2060” die op 4 november 2021 in Voorschoten zouden zijn opgehaald, is geen spoor aangetroffen. In de gebruikte voertuigen zijn geen (sporen van) verdovende middelen aangetroffen. Het adres [adres 3] is pas later uit onderzoek bekend geworden. Uit de camerabeelden van de bij dat pand behorende garage en telefoongegevens kan worden afgeleid dat op 4 november 2021 in de vroege ochtend verdachten [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] daar aanwezig waren en dat [medeverdachte 5] met een ander zware goederen met een karretje vanuit de garage naar de bovengelegen woning bracht. [medeverdachte 5] heeft verklaard in die woning te verblijven. Bij doorzoeking van de woning zijn geen (sporen van) verdovende middelen aangetroffen. Naar een aantal andere adressen is geen nader onderzoek gedaan. Niet is vastgesteld dat de in de woning aan de [adres 2] aangetroffen 68 pakketten cocaïne afkomstig zijn uit/aanwezig zijn geweest in een van de genoemde voertuigen op 4 november 2021.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 2 primair ten laste is gelegd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde evenmin een bewezenverklaring kan volgen. Hoewel vast staat dat er verschillende voertuigen zijn gehuurd, woningen ter beschikking zijn gesteld en dat tijdens de doorzoekingen op de verschillende adressen voorwerpen en attributen zijn aangetroffen, zoals genoemd in de tenlastelegging, kan niet met voldoende zekerheid de conclusie worden getrokken dat deze bestemd waren voor het voorbereiden van Opiumwetdelicten zoals tenlastegelegd, nu niet, zoals hierover is overwogen, buiten redelijke twijfel vaststaat dat het ging om cocaïne dan wel een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Dat het er weliswaar, zoals hierboven reeds overwogen, alle schijn van heeft dat deze voorwerpen en middelen bestemd waren voor illegale activiteiten en dat het bepaald niet uit te sluiten is dat het ging om grootschalige harddrugshandel, is voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onvoldoende.
Verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en overweegt daartoe als volgt.
Om tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen of munitie te komen is volgens vaste jurisprudentie vereist dat de verdachte het wapen zich in ‘meerdere of mindere mate’ bewust is geweest van de aanwezigheid van dat vuurwapen of die munitie. Verder vergt het aanwezig hebben van een wapen of munitie dat de verdachte beschikkingsmacht over het wapen of de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat verdachte zich op enig moment bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen. De rechtbank acht daarbij van belang dat op de beelden te zien is dat de bijrijder in de bus, waarvan verdachte de bestuurder is, een vuurwapen in zijn handen heeft. Echter kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte ook beschikkingsmacht had over het wapen en de munitie. De omstandigheden dat de medeverdachte het vuurwapen in de bus heeft gehanteerd, verdachten samen in de bus zaten en het vuurwapen later onder één van de medeverdachten in beslag is genomen, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat verdachte over het wapen kon beschikken. Nu niet kan worden bewezen dat verdachte beschikkingsmacht had over het wapen met munitie, ook niet als medepleger, zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Het oordeel ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegd heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat in de woning van verdachte in een slaapkamer achter een nachtkastje 870 gram hennep is aangetroffen. In de slaapkamer zijn tevens documenten op naam van verdachte aangetroffen. De rechtbank leidt hieruit af dat de kamer door verdachte werd gebruikt en, anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte onder deze omstandigheden wetenschap en beschikkingsmacht had van de in de slaapkamer aanwezig zak met hennep.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
4.
op 4 november 2021 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 870 gram hennep(toppen).

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor het geval de rechtbank tot een veroordeling met betrekking tot de harddrugsfeiten komt, primair verzocht om een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar op te leggen waarvan 425 dagen voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Subsidiair heeft de verdediging voorgesteld om een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar en de bijzondere voorwaarden in het kader van een vervroegde invrijheidstelling.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 870 gram hennep. Gelet op de hoeveelheid is het aannemelijk dat dit niet was voor eigen gebruik en is er dus sprake van een handelsindicatie. Ook softdrugs zijn schadelijk voor de gezondheid. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
Uit het strafblad van verdachte van 12 september 2022 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 21 oktober 2022, waarin wordt geadviseerd om bij een veroordeling een (gedeeltelijke) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Hoewel verdachte wordt vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3, baart het de rechtbank zorgen dat op zijn telefoon een foto van een logo van een blok cocaïne staat en hij zich kennelijk heeft ingelaten met de medeverdachten die zich schuldig hebben gemaakt aan het bezit van een grote hoeveelheid cocaïne.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend. Deze straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De rechtbank ziet gelet op de bewezenverklaring en de reeds ondergane voorlopige hechtenis geen aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn, blijkens de beslaglijst van 24 oktober 2022, de volgende voorwerp in beslag genomen:
1. 1 STK Verdovende Middelen, Hennep (6117526)
2. 1 STK Telefoontoestel, Samsung (6117390)
3. 2 STK Handschoen, zwart (6118788)
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder de nummers 2 en 3 in beslaggenomen voorwerpen dienen te worden verbeurd verklaard en het onder 1 in beslaggenomen voorwerp dient te worden onttrokken aan het verkeer. De verdediging heeft om teruggave van de telefoon verzocht en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Onttrekking aan het verkeer
Het onder nummer 1 in beslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp dient te worden onttrokken aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het bewezen geachte is begaan en het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Retour rechthebbende
De onder nummer 2 en 3 in beslaggenomen voorwerpen, toebehorende aan verdachte, dienen aan hem te worden geretourneerd, nu deze voorwerpen niet in relatie staan tot enig strafbaar feit, althans daarvan is uit het onderzoek niet gebleken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te straf is gegrond op de artikelen:
  • 36 en 36d van het Wetboek van Strafrecht; en
  • 3 en 11 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 4:
-
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Verdovende Middelen, Hennep (6117526)

Gelast de teruggave aan verdachte van:

2. 1 STK Telefoontoestel, Samsung (6117390)
3. 2 STK Handschoen, zwart (6118788)
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en S. Djebali, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 januari 2023.