ECLI:NL:RBAMS:2023:1217

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
AMS 22/2350
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 2 maart 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die in Spanje woont, had een aanvraag ingediend bij het UWV, maar deze was afgewezen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. In bezwaar is de mate van arbeidsongeschiktheid aangepast naar 6,12%, maar het UWV handhaafde de afwijzing. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 21 maart 2022. Tijdens de zitting op 16 februari 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld met de betrokken partijen, waaronder de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

De rechtbank overweegt dat het UWV op basis van medische en arbeidskundige rapporten tot de conclusie is gekomen dat eiser op 26 maart 2021 voor 6,12% arbeidsongeschikt is. Eiser betwist deze conclusie en stelt dat zijn beperkingen onvoldoende zijn erkend. Hij voert aan dat hij door zijn medische situatie niet in staat is om de geduide functies uit te voeren. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze heeft gemotiveerd en dat er geen reden is om aan de vaststelling van de FML te twijfelen.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geweigerd om eiser per 26 maart 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/2350

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] (Spanje), eiser

(gemachtigde: mr. L. Veenman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
( [gem. verweerder] )
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[belanghebbende] , gevestigd in [plaats 2], derde partij (hierna: ex-werkgever).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het UWV heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is bevonden, namelijk 0,00%. In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven. De mate van arbeidsongeschiktheid is wel aangepast naar 6,12%.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 21 maart 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
De ex-werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser samen met zijn gemachtigde en een tolk en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser was in dienst bij [belanghebbende] en in dat verband werkzaam bij een [werkplek] als productiemedewerker voor 30,17 uur per week. Hij heeft zich ziekgemeld op 29 maart 2019, door fysieke klachten ten gevolge van een auto-ongeluk. Het dienstverband is beëindigd per 20 mei 2019, waarna het UWV eiser ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) heeft toegekend.
2. Op 15 april 2021 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV het besluit van 15 juni 2021 genomen, dat in bezwaar is gehandhaafd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 26 maart 2021 voor 6,12% arbeidsongeschiktheid is. Omdat dit minder dan 35% is, heeft het UWV geweigerd een WIA-uitkering aan eiser toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van [medio 1] maart 2022. De medische belastbaarheid van eiser is in bezwaar aangescherpt door de verzekeringsarts B&B en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van [medio 1] maart 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige B&B van [medio 2] maart 2022.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Hij verzoekt om hetgeen in bezwaar naar voren is gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen.
7. Eiser vindt dat de verzekeringsarts B&B zijn beperkingen heeft onderschat. Hij stelt dat hij ernstige energetische en lichamelijke belemmeringen heeft, waardoor hij niet 8 uur per dag en 40 uur per week kan werken. Ook is niet gekeken naar de beschikbaarheid en belastbaarheid in het geheel. Door ziekenhuiscontroles en fysiotherapie stelt eiser dat hij verminderd beschikbaar is. Bovendien is de problematiek van invloed op eisers inspanningsmogelijkheden en belastbaarheid, eiser rust meerdere keer per dag liggend. Verder vindt eiser dat hij meer beperkt is ten aanzien van het staan en de combinatie van lopen en staan, waarbij hij verwijst naar het in bezwaar ingebrachte rapport van [medisch adviesbureau] . Eiser heeft een overzicht van zijn medische gegevens ingebracht, opgesteld door een medisch adviseur. Uit dit overzicht blijkt volgens eiser dat bij relatieve overbelasting een verhoogde kans op slijtage aanwezig is, met toename van de pijnklachten en beperkingen als gevolg. Eiser stelt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met dit risico.
8. Eiser voert aan dat hij niet in staat is de geduide functies uit te voeren. Hij stelt dat hij meer beperkt is dan aangenomen, en dat hij daarom niet in staat is de geduide functies te verrichten. Zo is eiser niet in staat om zes uur per dag afwisselend te lopen en te staan. Eiser voert verder aan dat in alle functies sprake is van licht gebogen werk. Hiermee wordt de belastbaarheid van eiser overschreden. Verder moet in de functie van medewerker tuinbouw vier uur worden gestaan, wat te belastend is voor eiser.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 6,12% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 26 maart 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
De beoordeling van de belastbaarheid
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 26 maart 2021 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft in het rapport van
[medio 1] maart 2022 gemotiveerd waarom hij een beperking van vier uur staan voldoende acht, waarbij ook is gereageerd op het rapport van [medisch adviesbureau] . De rechtbank overweegt hiertoe dat een verzekeringsarts mag uitgaan van zijn eigen expertise bij het stellen van beperkingen en acht de motivering van de verzekeringsarts B&B voldoende. Ten aanzien van de urenbeperking heeft de verzekeringsarts B&B in zijn aanvullende rapport van
1 augustus 2022 toegelicht dat er geen aandoening is die een sterke energetische belemmering oplevert. Ook is er geen verminderde beschikbaarheid of preventieve reden voor een urenbeperking. Eiser heeft nog gewezen op zijn ziekenhuiscontroles en fysiotherapie, waarop de verzekeringsarts B&B heeft gereageerd dat kortdurende behandelingen niet vallen onder de criteria van verminderde beschikbaarheid. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsarts B&B. Bovendien heeft de medisch adviseur van eiser in bezwaar ook niet aangevoerd dat een urenbeperking aan de orde was. Ten aanzien van de ingebrachte medische informatie oordeelt de rechtbank dat de verzekeringsarts B&B terecht heeft opgemerkt dat het bij een WIA-beoordeling gaat om actuele beperkingen en niet om een toekomstig risico.
12. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing voor verdergaande beperkingen op 26 maart 2021.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft aangenomen dat eiser op 26 maart 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van [medio 1] maart 2022.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. De arbeidsdeskundige B&B onderschrijft het standpunt van de arbeidsdeskundige dat het eigen werk als productiemedewerker niet meer geschikt is voor eiser, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft aan de hand van de FML van [medio 1] maart 2022 functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en twee reservefuncties) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 111190) Inpakker;
- ( sbc-code 267032) Monteur reparaties smartphones en/of tablets;
- ( sbc-code 267053) Wikkelaar.
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapporten en de functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. Zij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiser dat hij meer beperkingen heeft dan aangenomen en de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite (ook) gericht tegen de door de verzekeringsarts B&B vastgestelde FML van [medio 1] maart 2022. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 26 maart 2021 met de middelste van de drie geduide functies 93,88% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 6,12% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

17. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiser per 26 maart 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 2 maart 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.