In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 februari 2023 uitspraak gedaan over de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016 in Irak. De Raad voor de Kinderbescherming Amsterdam heeft op 15 februari 2023 verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige, omdat er zorgen zijn over een onveilige thuissituatie. De minderjarige heeft aangegeven dat hij wordt geslagen door de moeder en getuige is van huiselijk geweld door de vader. Daarnaast speelt de psychische problematiek van de moeder een rol. Eerdere hulpverlening heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd en de ouders werken niet mee in het vrijwillig kader.
Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA). De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige en dat de ouders hulp nodig hebben om deze zorgen weg te nemen. De kinderrechter heeft de ouders geadviseerd om samen te werken met de hulpverlening en heeft de beschikking van 15 februari 2023 gehandhaafd, waarbij de ondertoezichtstelling is verklaard uitvoerbaar bij voorraad.
De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders zich bewust worden van de zorgen om de minderjarige en dat zij samenwerken met JBRA en Families First. De beschikking is mondeling gegeven door de kinderrechter en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 2 maart 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.