3.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier de volgende gang van zaken af.
Op 4 november 2021 omstreeks 07.00 uur zijn drie bussen, een Volkswagen Crafter, een Renault Trafic en een Mercedes Vito, vanuit een loods in Voorschoten richting Amsterdam gereden. Door middel van camerabeelden, GPS, informatie van transponders waarmee parkeergarages konden worden geopend en telefoons van verdachten is de gebruikte route achteraf in kaart gebracht.
De Mercedes Vito komt op 4 november 2021 om 07.52 uur aan bij de garage aan de [adres 3] en vertrekt daar omstreeks 08.45 uur.
De VW Crafter komt om 07.58 uur aan bij de garage aan de [adres 2] en rijdt niet de ondergrondse garage in, kennelijk omdat de bus te hoog is. Na een aantal minuten vertrekt de VW Crafter.
Omstreeks 11.45 uur komt de Mercedes Vito aan bij de garage aan de [adres 2] . Op het moment dat de bus in de garage staat is beelden van de garage is te zien dat een aantal mannen de garagedeur forceert en dat één man een wapen richt op [medeverdachte 1] . Vervolgens rennen de mannen weg waarop de bus, met daarin [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de garage uit rijdt.
Om 12.21 uur komt de Mercedes Vito aan bij de garage aan de [adres 3] en rijdt na korte tijd weg.
Later die middag worden de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] aangehouden. De verdachte [medeverdachte 5] wordt op 9 november 2021 aangehouden en verdachte [medeverdachte 6] wordt op 8 februari 2022 aangehouden.
Op de telefoons die bij de verdachten in beslag zijn genomen zijn meerdere chatberichten aangetroffen. In die berichten staat onder ander dat in de drie bussen in totaal 2060 meegenomen moet worden waarvan 200 voor een andere groep is. Ook worden foto’s van tokens verstuurd en wordt gesproken over verschillende geldbedragen. Op diezelfde dag hebben er doorzoekingen plaatsgevonden in de verschillende woningen, waarbij naast ongeveer 68 kilogram cocaïne op de [adres 2] , ook verpakkingsmateriaal is aantroffen.
Verdachte heeft de woning aan de [adres 2] gehuurd en de huur werd contant betaald. De Mercedes Vito is in de nacht van 4 november 2021 gehuurd door medeverdachte [medeverdachte 2] . De VW Crafter is op 3 november 2021 gehuurd door de partner van de medeverdachte [medeverdachte 6] .
Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde
Hoewel het er, gelet op de onderzoeksbevindingen – waaronder de inhoud van de chatgesprekken, foto’s van onder meer van tokens, de huur van de verschillende woningen en busjes, camerabeelden en de aanwezigheid van een wapen – alle schijn van heeft dat er op 4 november 2021 vanuit Voorschoten illegale middelen zijn opgehaald, dat deze zijn verdeeld over diverse voertuigen en vervolgens zijn vervoerd, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier onvoldoende dat het om cocaïne dan wel een ander middel als bedoeld in lijst van I van de Opiumwet ging. Dat er op de [adres 2] cocaïne is aangetroffen en een maand later in dezelfde loods in Voorschoten een partij cocaïne is onderschept, maakt dit niet anders. Hieruit kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste zekerheid worden afgeleid dat op 4 november 2021 vanuit Voorschoten eveneens cocaïne werd vervoerd of aanwezig heeft gehad.
Van de “2060” die op 4 november 2021 in Voorschoten zouden zijn opgehaald, is geen spoor aangetroffen. In de gebruikte voertuigen zijn geen (sporen van) verdovende middelen aangetroffen. Het adres [adres 3] is pas later uit onderzoek bekend geworden. Uit de camerabeelden van de bij dat pand behorende garage en telefoongegevens kan worden afgeleid dat op 4 november 2021 in de vroege ochtend verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [verdachte] daar aanwezig waren en dat [medeverdachte 5] met een ander zware goederen met een karretje vanuit de garage naar de bovengelegen woning bracht. [medeverdachte 5] heeft verklaard in die woning te verblijven. Bij doorzoeking van de woning zijn geen (sporen van) verdovende middelen aangetroffen. Naar een aantal andere adressen is geen nader onderzoek gedaan. Niet is vastgesteld dat de in de woning aan de [adres 2] aangetroffen 68 pakketten cocaïne afkomstig zijn uit/aanwezig zijn geweest in een van de genoemde voertuigen op 4 november 2021.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 2 primair ten laste is gelegd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat voor het onder 2 subsidiair ten laste gelegde evenmin een bewezenverklaring kan volgen. Hoewel vast staat dat er verschillende voertuigen zijn gehuurd, woningen ter beschikking zijn gesteld en dat tijdens de doorzoekingen op de verschillende adressen voorwerpen en attributen zijn aangetroffen, zoals genoemd in de tenlastelegging, kan niet met voldoende zekerheid de conclusie worden getrokken dat deze bestemd waren voor het voorbereiden van Opiumwetdelicten zoals tenlastegelegd, nu niet, zoals hierover is overwogen, buiten redelijke twijfel vaststaat dat het ging om cocaïne dan wel een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Dat het er weliswaar, zoals hierboven reeds overwogen, alle schijn van heeft dat deze voorwerpen en middelen bestemd waren voor illegale activiteiten en dat het bepaald niet uit te sluiten is dat het ging om grootschalige harddrugshandel, is voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde onvoldoende.
Verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Het oordeel ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op 4 november 2021 is er een 112-melding binnengekomen naar aanleiding van een gewelddadig incident in de parkeergarage van de [adres 2] . Bij het incident was een witte Mercedes Vito bus betrokken. Op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen is de witte Mercedes bus vervolgens gelokaliseerd. De personen in de bus zijn later herkend als verdachte [medeverdachte 2] (bestuurder), verdachte [medeverdachte 3] (bijrijder) en verdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn blijkens camerabeelden in de parkeergarage van de [adres 2] in de bus gestapt. Tijdens de observatie werd gezien dat er zich later een Mercedes-taxi, bestuurd door verdachte [medeverdachte 4] , bij hen voegde, waarin verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] overstapten vanuit de witte Mercedes bus. Korte tijd daarna zijn verdachte [medeverdachte 2] , bestuurder van de witte Mercedes bus, verdachte [medeverdachte 4] , bestuurder van de Mercedes-taxi, met verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] als inzittenden, aangehouden. In de Mercedes-taxi zijn onder meer een sleutel en een tag aangetroffen afgegeven voor de woning aan het adres [adres 2] . In die woning heeft diezelfde dag nog een doorzoeking plaatsgevonden waarbij in één van de slaapkamers ongeveer 68 kilogram cocaïne is aangetroffen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van het) opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 68 kilogram cocaïne.
De rechtbank stelt voorop dat voor het bewijs van ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet, nodig is dat de verdovende middelen zich binnen de machtssfeer van verdachte bevinden en dat verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Niet doorslaggevend is aan wie de verdovende middelen toebehoren.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de iPhone 11 met het nummer eindigend op * [nummer] in gebruik was bij verdachte. De rechtbank acht daarbij van belang dat er veel privé foto’s, waaronder selfies, van verdachte op de telefoon zijn aangetroffen en er applicaties zijn geïnstalleerd met als gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’. Uit de getuigenverklaring van de verhuurster van de woning aan de [adres 2] volgt dat zij de huurder van de woning kent onder de naam [gebruikersnaam] , met het telefoonnummer [nummer] . Zij herkent verdachte op de foto als de huurder die zij heeft gesproken. Hetzelfde nummer eindigend op * [nummer] wordt opgegeven bij de huur van de woning aan de [adres 5] . Het zou daar gaan om huurder [huurder 1] / [huurder 2] . Ook de verhuurder van de [adres 4] heeft de woning, blijkens zijn verklaring, verhuurd aan ene [huurder 2] . De verhuurder herkent verdachte op de foto direct als [huurder 2] aan wie hij de woning heeft verhuurd. Gelet op het voorgaande kan tevens worden vastgesteld dat verdachte, onder andere, de woning aan de [adres 2] , waar de drugs zijn aangetroffen, onder een valse naam heeft gehuurd. De rechtbank merkt verdachte, ten tijde van het tenlastegelegde, aan als huurder van de woning aan de [adres 2] . Gelet daarop, mede gelet op hetgeen hieronder onder het kopje “medeplegen” wordt overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wetenschap had van de in de woning aangetroffen cocaïne en dat deze cocaïne zich in de machtssfeer van verdachte bevond.
Medeplegen
De rechtbank is tevens van oordeel dat er sprake is van medeplegen. De aangetroffen cocaïne bevond zich immers binnen de machtssfeer van verdachte en medeverdachten. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de woning verbleven. Ook verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 4] kunnen worden gekoppeld aan de woning aan de [adres 2] . Verdachte heeft de woning onder de valse naam [gebruikersnaam] gehuurd en de huur steeds contant betaald. Verdachte was op 4 november 2021 in/bij de parkeergarage van de [adres 2] aanwezig. [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zaten op 4 november 2021 samen in de auto van medeverdachte [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] was in het bezit van een tag en sleutel behorend bij de woning en had daarmee toegang tot de woning. [medeverdachte 4] heeft in de ochtend in een Mini Cooper gereden en iemand bij de (garage van) de [adres 2] afgezet. [medeverdachte 4] heeft een man die geslagen was, vervolgens opgepikt.
Nu [medeverdachte 4] toegang had tot de woning aan de [adres 2] en verdachte de huurder van die woning was en vast staat dat de [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in relatie tot elkaar stonden stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van deze verdachten sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking terzake het aanwezig hebben van de cocaïne in de [adres 2] .
Conclusie
Het voorgaande leidt er toe dat de rechtbank van oordeel is dat bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Het oordeel ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Aan verdachte is onder feit 3 ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van € € 39.700,-.
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen allereerst zal moeten worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien die situatie zich voordoet, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Deze verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Het ligt dan op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, mogelijke alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Witwasvermoeden
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. De rechtbank stelt op grond van hetgeen hiervoor bij het oordeel ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is overwogen vast dat verdachte de gebruiker is van het nummer eindigend op * [nummer] en als bijnaam [gebruikersnaam] heeft. Vaststaat dat verdachte betrokkenheid heeft bij de huur van de woningen aan de [adres 4] , de [adres 5] en de [adres 2] . Verdachte heeft in de periode 1 augustus 2020 tot en met 4 november 2021 een contant bedrag van in totaal € 39.700,- aan huurpenningen betaald voor deze drie woningen. Nu verdachte niet in Nederland staat inschreven en hij niet over legaal inkomen, bijvoorbeeld uit werk, beschikt is het vermoeden van witwassen gerechtvaardigd. Van verdachte mag onder de gegeven omstandigheden worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld, welke verklaring concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft eerst ter terechtzitting verklaard dat hij huizen regelde voor een aantal personen en dat hij de huur voor deze huizen contant betaalde. Verdachte, in de rol van bemiddelaar/makelaar, ontving daarvoor een kleine vergoeding.
Conclusie
Verdachte heeft zijn verklaring eerst op zitting afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat, nu niet is gebleken dat verdachte over inkomen beschikte en verdachte geen concrete, min of meer verifieerbaar verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geldbedrag, er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Het voorgaande leidt ertoe dat het onder 3 ten laste gelegde is bewezen, namelijk dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van € 39.700,-.