ECLI:NL:RBAMS:2023:1196

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
13/256847-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van verdovende middelen met oplegging van taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 27 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van verdovende middelen. De zaak kwam ter terechtzitting op 13 januari 2023, waar de officier van justitie, mr. N. Levinshon, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van harddrugs in de periode van 22 september 2022 tot en met 6 oktober 2022 te Amsterdam. Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat de verdachte op 6 oktober 2022 een tas met verschillende soorten verdovende middelen in ontvangst nam en vervoerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen handelde, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen.

De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de tenlastelegging gerechtvaardigd, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank weegt hierbij de ernst van het feit, de hoeveelheid harddrugs en de recidive van de verdachte mee. De verdachte had eerder een soortgelijk delict gepleegd en bevond zich in een proeftijd. De rechtbank besloot tot een straf die de verdachte zou weerhouden van herhaling, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank legde ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen op, en bepaalde dat een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 50 uren ten uitvoer zou worden gelegd, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/256847-22 en 13/234078-19 (vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling)
Datum uitspraak: 27 januari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende op het adres: [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Levinshon en van wat verdachte en zijn raadsman mr. P. Scholte naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat door [medewerker reclassering] , reclasseringswerker, is verklaard.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het samen met anderen, of alleen, opzettelijk verkopen/afleveren/vervoeren, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs in de periode van 22 september 2022 tot en met 6 oktober 2022 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte op 6 oktober 2022 samen met anderen drugs heeft vervoerd.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het feit op 6 oktober 2022 is gepleegd en niet gedurende een periode. Verder kan alleen het vervoeren dan wel het opzettelijk aanwezig hebben worden bewezen en is er geen sprake van medeplegen omdat niet blijkt dat verdachte contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte] of een ander.
Verdachte heeft bekend dat hij op 6 oktober 2022 in Amsterdam een tas met verdovende middelen in ontvangst heeft genomen en heeft vervoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Op 6 oktober 2022 zag een verbalisant op de Frieslandstraat in Amsterdam een Mercedes staan met kenteken [kentekennummer] . In dit voertuig zaten twee personen. De bestuurder bleek medeverdachte [medeverdachte] te zijn. De bijrijder stapte uit het voertuig en had een plastic tas van Albert Heijn bij zich. De bijrijder haalde een zwart T-shirt uit de tas en gaf dat aan [medeverdachte] . Vervolgens liep de bijrijder met de plastic tas naar een scooter en reed daarop weg. Verbalisant ging de scooterrijder volgen. De scooterrijder stopte in de Groningenstraat en gaf daar de plastic tas over aan een persoon die later verdachte bleek te zijn. Verdachte liep met de tas weg in de richting van de Buitenveldertselaan. Verbalisant verzocht hem te blijven staan, waarop verdachte wegrende en de plastic tas van Albert Heijn weggooide. Uiteindelijk kon verdachte worden aangehouden.
Beoordeling van het feit
In de plastic tas van Albert Heijn zijn meerdere verdovende middelen aangetroffen. Deze zijn door het laboratorium getest. Allereerst zat in de tas een sealbag (goednummer 6244232) met daarin 50 pillen MDMA. In een andere sealbag (goednummer 6244235) zaten 50 tabletten 2C-B. Ook werden verschillende envelopjes aangetroffen. In 70 envelopjes (goednummer 6244223) bleek in totaal 63,2 gram wit poeder en brokjes te zitten en deze substanties bleken cocaïne te bevatten. In 25 envelopjes (goednummer 6244224) werd in totaal 25,2 gram vuilwit poeder en brokjes aangetroffen met amfetamine.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 6 oktober 2022 de Albert Heijn tas met de genoemde verdovende middelen in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft vervoerd. Medeverdachte [medeverdachte] had de tas in zijn voertuig en vervolgens heeft een onbekend gebleven medeverdachte deze tas bij medeverdachte [medeverdachte] opgehaald en deze met de scooter naar verdachte vervoerd en aan verdachte overhandigd. Verdachte is met de tas weggelopen om deze naar een andere plek te brengen. Elk van de verdachten heeft aan het vervoeren een (voldoende) significante bijdrage geleverd, zodat sprake is van medeplegen. Dat verdachte tijdens dit vervoeren niet rechtstreeks contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte] maakt dat niet anders. Het verweer van de raadsman inzake het medeplegen wordt verworpen. De rechtbank acht het aan verdachte ten laste gelegde daarmee bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen op grond van artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat de verdachte dat wat de rechtbank bewezen verklaart duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en de raadsman daarvan geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 6 oktober 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd
- 25,2 gram amfetamine (goednummer 6244224) en
- 50 tabletten MDMA (goednummer 6244232) en
- 50 tabletten 2C-B (goednummer 6244235) en
- 63,2 gram cocaïne (goednummer 6244223).
De taal- en/of schrijffouten die in de tenlastelegging stonden, zijn verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat toepassing wordt gegeven aan het volwassenenstrafrecht en dat verdachte voor het feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht en een ambulante behandeling.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte dient te worden meegewogen dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en hij tijdens de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis goed is gaan meewerken met de reclassering en aan het werk is gegaan. Omdat verdachte het druk heeft met zijn werk, is een lagere taakstaf in combinatie met een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf ten opzichte van de strafeis van de officier van justitie, passender met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft samen met anderen drugs vervoerd. Het ging om niet geringe hoeveelheden harddrugs die voor de handel en verdere verspreiding bestemd waren en een niet geringe straatwaarde vertegenwoordigden. Harddrugs zijn niet alleen schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers daarvan, maar de handel daarin gaat veelal ook gepaard met (grof) (vuurwapen)geweld, wat ontwrichtend is voor de maatschappij.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting voor de rechtspraak zoals die zijn afgesproken in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de strafoplegging in vergelijkbare zaken.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 31 deccember 2022. Hieruit blijkt dat hij in 2019 eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict, zodat sprake is van recidive. Ook blijkt uit het strafblad dat verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep. De rechtbank weegt deze omstandigheden in het nadeel van verdachte mee bij het bepalen van de op te leggen straf.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 29 december 2022. Hieruit volgt dat verdachte, sinds het bevel tot voorlopige hechtenis geschorst is, contact heeft met de reclassering, dat hij goed meewerkt en zich houdt aan afspraken. De reclassering maakt zich vooral zorgen over de oplossingsvaardigheden van verdachte. Als hij hierin kan groeien en ontwikkelen, zal dit bijdragen aan het verlagen van recidive. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Het advies is om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een meldplicht en een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden. De oplegging van een gevangenisstraf zal schadelijk zijn voor de positieve ontwikkeling die verdachte is gestart met zijn nieuwe baan. De oplegging van een taakstraf of een geldboete is passender.
Ook blijkt uit de reclasseringsrapportage en de verklaring van de reclasseringswerker op de zitting dat geen uitsluitsel kan worden gegeven of bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking. Met de beschikbare informatie kan niet worden geadviseerd of toepassing van het adolescentenstrafrecht wenselijk is.
De rechtbank ziet gelet op het reclasseringsrapport, de verklaring van de reclasseringswerker en de wegingskaders geen aanleiding om toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht en zal het volwassenenstrafrecht toepassen.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij open staat voor een behandeling. Verder heeft hij verklaard dat hij zijn leven goed heeft opgepakt en inmiddels fulltime werkzaam is als zelfstandige. Ook ondersteunt hij zijn moeder en heeft hij een relatie.
Conclusie
Alles afwegende, vindt de rechtbank de oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uren passend en nodig. De tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt daarop in mindering gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag. Als verdachte deze taakstraf niet of niet volledig verricht, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van 40 dagen. Daarnaast legt de rechtbank verdachte ook een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren om verdachte ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan. Aan het voorwaardelijke strafdeel worden de volgende bijzondere voorwaarden verbonden: een meldplicht en een ambulante behandeling in de vorm van een zogenoemde CoVa training.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst onder
bijlage IIIbij dit vonnis die geldt als hier ingevoegd.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen onder de nummers 2 tot en met 18 behoren aan verdachte toe.
Nu met betrekking tot die voorwerpen het bewezen verklaarde is begaan en/of die voorwerpen tot het begaan van het bewezen verklaarde zijn bestemd, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank bepaalt dat verdachte het geldbedrag (nr. 1) terug krijgt omdat dit aan hem toebehoort.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 25 november 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/234078-19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 16 maart 2022 van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 50 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 1 jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
In het dossier zit een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
80(tachtig)
uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot een gevangenisstraf voor de duur van
3(drie)
maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2(twee)
jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich op 31 januari 2023 om 16:00 uur bij Reclassering Nederland, [locatie] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2.
Ambulante behandeling
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn ook dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
  • 5 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244228) (nr. 2)
  • 3 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244230) (nr. 3)
  • 17 STK Tabak (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244345, Velo) (nr. 4)
  • 8 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244256) (nr. 5)
  • 7 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244259) (nr. 6)
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244260) (nr. 7)
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244261, oranje) (nr. 8)
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244262, roze) (nr. 9)
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244263, wit) (nr. 10)
  • 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244283, wit) (nr. 11)
  • 7 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244220, bruin/wit) (nr. 12)
  • 21 STK Amfetamine (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244222) (nr. 13)
  • 70 STK Cocaïne (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244223) (nr. 14)
  • 5 STK cocaïne (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244228) (nr. 15)
  • 1 STK Pil (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244232, oranje) (nr. 16)
  • 1 STK Pil (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244235, roze) (nr. 17)
  • 11 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: PL1300-2022211533-G6244238) (nr. 18)
Gelastde teruggave aan verdachte van:
850 EUR - IBG: 06-10-2022 (Omschrijving: PL1300-2022211533-6244211) (nr. 1)
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis van 16 maart 2022, zijnde een
taakstrafvan
50(vijftig)
uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
25(vijfentwintig)
dagen.
Heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.E. van der Pol, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en F.J. Lourens rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 januari 2023.
[(...)]