ECLI:NL:RBAMS:2023:1192

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
13/338633-22 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel; verweer m.b.t. artikel 12 OLW verworpen

Op 2 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Poznań, Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van één jaar die aan de opgeëiste persoon was opgelegd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de procedure is behandeld op een openbare zitting op 16 februari 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De raadsman voerde aan dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de veroordeling en dat hij niet in persoon was gedagvaard. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de opgeëiste persoon op 23 mei 2017 in persoon is gedagvaard en dat de informatie in het EAB betrouwbaar is. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de rechtszaak en de dagvaarding correct was uitgevoerd.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering moet worden toegestaan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/338633-22 (EAB I)
RK nummer: 23/25
Datum uitspraak: 2 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 december 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 september 2021 door
the Regional Court in Poznań(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 februari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. G.M. Kolman. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.A.J. van Rijthoven, advocaat te Oirschot, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
the judgment of 7 June 2017 of the District Court in Wejherowo, 9th Criminal Branch Division in Puck(IX K 280/17).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet wist van de veroordeling. Blijkens het EAB was bij de Poolse autoriteiten een adres in [plaats] bekend, maar hij heeft op dat adres geen gerechtelijke stukken ontvangen. De opgeëiste persoon betwist dat hij in persoon is gedagvaard.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van de informatie in het EAB moet worden uitgegaan en dat artikel 12 OLW niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, maar dat zich de omstandigheid van artikel 12, onder a, OLW heeft voorgedaan. Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon op 23 mei 2017 in persoon is gedagvaard, waarbij hij is geïnformeerd over de datum, het tijdstip en de plaats van het proces en erop is gewezen dat een beslissing kan worden genomen indien hij niet verschijnt. De enkele betwisting hiervan door de opgeëiste persoon is voor de rechtbank geen aanleiding om aan deze informatie te twijfelen. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing. De omstandigheid dat in het EAB een adres in [plaats] is vermeld waar de opgeëiste persoon volgens de uitvaardigende justitiële autoriteit ten tijde van het uitvaardigen van het EAB (in 2021) mogelijk zou verblijven, betekent niet dat dit adres ten tijde van de dagvaarding voor de Poolse strafzaak (in 2017) al bekend was, dan wel dat de dagvaarding op dat adres had kunnen of moeten worden uitgereikt. Het verweer wordt verworpen.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 9 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.