ECLI:NL:RBAMS:2023:1187

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
13/002121-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

Op 2 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 4 januari 2023. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1984 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een Poolse gevangenis. Tijdens de openbare zitting op 16 februari 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB beoordeeld. Dit EAB, uitgevaardigd op 20 december 2021, betreft een vrijheidsstraf van één jaar, waarvan nog vier maanden en 27 dagen resteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar is, namelijk een overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994.

De raadsman heeft betoogd dat de opgeëiste persoon een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling vreest bij overlevering naar Polen, gebaseerd op eerdere ervaringen in de gevangenis. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende objectieve gegevens zijn om deze vrees te onderbouwen. Gezien de eisen van de Overleveringswet en de afwezigheid van weigeringsgronden, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/002121-23
RK nummer: 23/21
Datum uitspraak: 2 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 januari 2023 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 december 2021 door
the District Court in Koszalin II Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 februari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment of the Local Court in Szczecinek of 30 Augustus 2017(II K 179/17).
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vier maanden en 27 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon meent dat sprake is van een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling als hij wordt overgeleverd. Hij heeft eerder een deel van deze straf uitgezeten in de gevangenis in Koszalin en is daar meermalen slachtoffer geworden van geweld. Niet alleen is hij door medegedetineerden mishandeld maar ook door bewaarders.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de stellingen van de opgeëiste persoon over zijn ervaringen tijdens zijn eerdere detentie onvoldoende zijn om geen gevolg te geven aan het EAB.
De rechtbank stelt voorop dat zij niet beschikt over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden, waaruit volgt dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden in Polen, dan wel in de gevangenis in Koszalin. Gelet op het gegeven kader in de uitspraak Aranyosi en Căldăraru (C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198), komt de rechtbank dan ook niet toe aan de vraag of de opgeëiste persoon bij overlevering aan Polen zal worden blootgesteld aan een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. [1]
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de stelling van de opgeëiste persoon op dit punt, hoe naar hetgeen daarin wordt beschreven ook is, niet is onderbouwd.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Koszalin II Criminal Department(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie ook HvJ EU 31 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:57, punten 109-118