Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de gezamenlijke belasting van het gezag over een minderjarige. De verzoeksters, de moeder en haar zus (de tante), hebben gezamenlijk verzocht om het gezag over de minderjarige, geboren op [geboortedatum 1] 2012, te delen. De moeder heeft een affectieve relatie gehad met de vader van het kind, die op 23 oktober 2019 is overleden aan de gevolgen van een geweldsmisdrijf. Sinds de dood van de vader heeft de tante de moeder bijgestaan in de zorg voor het gezin en met name voor de minderjarige. De tante verblijft sinds 15 juli 2022 onafgebroken bij de moeder en heeft een belangrijke rol in de opvoeding van de minderjarige, die een warme band met haar heeft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op basis van artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag belasten. De rechtbank heeft geen gegronde vrees dat de belangen van het kind verwaarloosd zouden worden, aangezien er geen andere ouder is om rekening mee te houden na het overlijden van de vader.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de gedeelde verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding wordt geformaliseerd. De beschikking bepaalt dat de moeder en de tante gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over de minderjarige worden belast. De rechtbank heeft de griffier opgedragen deze beslissing op te nemen in het gezagsregister en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders verzochte is afgewezen.