ECLI:NL:RBAMS:2023:117

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
15 januari 2023
Zaaknummer
AMS 22/4079
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichting onder de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 13 januari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van een tijdelijke ontheffing van de verplichting tot arbeidsinschakeling op grond van de Participatiewet (Pw) beoordeeld. Eiseres, die sinds 1 september 2013 een tijdelijke inkomensvoorziening ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel, dat haar verplichtingen tot arbeidsinschakeling handhaafde. Het college had op 19 juli 2022 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, met de stelling dat er geen dringende redenen waren voor ontheffing.

De rechtbank heeft op 20 december 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van het college aanwezig waren. Eiseres stelde dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en dat het college een arbeidsdeskundige had moeten inschakelen om haar arbeidsongeschiktheidspercentage vast te stellen. De rechtbank oordeelde echter dat het advies van een medisch adviesbureau, waar eiseres zich had aangemeld, voldeed aan de vereisten en dat er geen medische informatie was ingediend die de conclusies van het advies betwistte.

De rechtbank concludeerde dat het college terecht had vastgesteld dat eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat er geen noodzaak was voor vervolgonderzoek door een arbeidsdeskundige. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4079

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Duivendrecht, eiseres

(gemachtigde: mr. T.A. Vetter),
en

het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel (het college)

(gemachtigde: mr. C.H.L. Bakker).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de (tijdelijke) ontheffing van de verplichting tot arbeidsinschakeling op grond van de Participatiewet (Pw).
Met het bestreden besluit van 19 juli 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Onderwerp van deze procedure

1.1.
Eiseres ontvangt sinds 1 september 2013 een tijdelijke inkomensvoorziening op grond van de Pw voor kosten van levensonderhoud naast haar inkomsten uit arbeid. Eiseres is aangemeld bij [medisch adviesbureau] (hierna: [medisch adviesbureau] ) voor het uitvoeren van een onderzoek naar haar arbeidsvermogen. Op 11 april 2022 heeft [medisch adviesbureau] een advies uitgebracht.
1.2.
Op 22 april 2022 heeft het college eiseres meegedeeld dat het advies van [medisch adviesbureau] is ontvangen en dat voor eiseres de verplichtingen tot arbeidsinschakeling gelden. Eiseres is aangemeld bij de klantmanager re-integratie. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2. Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard wat betreft de mededeling dat eiseres is aangemeld bij de klantmanager reintegratie. Verder heeft het college de mededeling dat voor eiseres de verplichtingen tot arbeidsinschakeling gelden gekwalificeerd als impliciete weigering om toepassing te geven aan artikel 9, tweede lid, van de Pw, de tijdelijke ontheffing van verplichtingen tot arbeidsinschakeling. Het college heeft het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard, omdat geen sprake is van dringende redenen die een ontheffing van verplichtingen tot arbeidsinschakeling of een tegenprestatie rechtvaardigen. Uit het advies van [medisch adviesbureau] volgt immers dat eiseres weliswaar een verminderde belastbaarheid heeft, maar ook dat zij maximaal 20 uur per week te belasten is voor arbeid.
3. Eiseres heeft hier tegenover gezet dat zij een beroep doet op volledige ontheffing in de zin van artikel 9, vijfde lid, van de Pw. Het college had in dat kader moeten onderzoeken of zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 4 van de WIA [1] en dat dan dus ook een arbeidsdeskundige een schatting had moeten verrichten om haar arbeidsongeschiktheidspercentage vast te stellen.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
Het wettelijk kader staat in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4.2.
De rechtbank volgt het standpunt van het college dat in het advies van [medisch adviesbureau] door de verzekeringsarts is geconcludeerd dat verbetering van de beperkingen van eiseres tussen de 9 en 12 maanden nog kan plaatsvinden. Het college heeft daarom kunnen vaststellen dat geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft geen medische informatie ingebracht die aanknopingspunten biedt voor twijfel aan het medisch advies en heeft de inhoud van het advies niet concreet betwist. Omdat het advies van [medisch adviesbureau] voldoet aan de vereisten mocht het college de besluitvorming daarop baseren. Nu geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid hoefde er ook geen vervolgonderzoek door een arbeidsdeskundige plaats te vinden. Het college heeft dan ook terecht geen tijdelijke dan wel volledige ontheffing van de verplichtingen tot arbeidsinschakeling verleend aan eiseres.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. KalseSpoon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE

Participatiewet

Artikel 9

1. De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a;
naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
1. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c. Zorgtaken kunnen als dringende redenen worden aangemerkt, voorzover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
(…)
6. De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, zijn niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.