7.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat naast overlast en schade voor de winkel ook hinder veroorzaakt voor winkeliers. Nadat verdachte was betrapt, heeft hij geweld gebruikt tegen de beveiliger van de winkel. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de beveiliger.
ISD-maatregel
Voldaan aan de harde criteria
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet er worden voldaan aan bepaalde voorwaarden die volgen uit artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) en de ISD-richtlijn van het Openbaar Ministerie (de zogenaamde ‘harde criteria’). Zo moet verdachte een misdrijf hebben gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Omdat de rechtbank in dit vonnis bewezen verklaart dat verdachte een diefstal met geweld heeft gepleegd, is aan deze voorwaarde voldaan. Ook moet verdachte in de afgelopen vijf jaar meer dan drie keer voor een misdrijf onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Uit het strafblad van verdachte van 24 januari 2023 blijkt dat ook aan deze voorwaarde is voldaan. Ook wordt voldaan aan de voorwaarde dat het in dit vonnis bewezenverklaarde feit is gepleegd na tenuitvoerlegging van die vrijheidsbenemende straffen. Zoals blijkt uit de reclasseringsrapportage van 27 januari 2023, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De rechtbank stelt vast dat daarmee aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
De rechtbank heeft vervolgens gekeken of eveneens voldaan is aan de aanvullende voorwaarde die volgt uit de ‘Richtlijn Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie. Deze voorwaarde houdt in dat er in de afgelopen vijf jaar ten minste tien processen-verbaal moeten zijn opgemaakt voor misdrijven, waarvan ten minste één proces-verbaal in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder dient de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel te eisen, gezien de ernst en het aantal door de verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank concludeert dat eveneens aan deze criteria is voldaan.
Voldaan aan de zachte criteria
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet ook blijken dat er geen alternatief voor het opleggen van een ISD-maatregel bestaat. Daarbij wordt gekeken of er in het verleden dwangtrajecten hebben plaatsgevonden die niet hebben geleid tot een gedragsverandering, of dat verdachte heeft aangegeven hieraan niet mee te willen werken, of dat verdachte daar – gelet op zijn status – geen mogelijkheden toe heeft (de zogenaamde ‘zachte criteria’).
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van 27 januari 2023, opgemaakt door [naam 1] . Uit het reclasseringsadvies blijkt dat de kans op de recidive door de reclassering als hoog wordt inschat vanwege de marginale leefomstandigheden, het ontbreken van een identiteitsbewijs, werk, inkomen en de vermoedelijke verslavingsproblematiek van verdachte. Deskundige [naam 2] , werkzaam bij de reclassering, heeft ter zitting dit advies bevestigd en in aanvulling daarop verklaard dat de kans op recidive hoog blijft zolang verdachte zijn alcohol-, cocaïne- en amfetaminegebruik niet aanpakt. Volgens [naam 2] onderschat verdachte zijn eigen verslavingsproblematiek. Om de kans op recidive te verlagen zijn aanvullende interventies nodig op de leefgebieden huisvesting, dagbesteding, inkomen en middelengebruik, maar deze interventies zijn niet uitvoerbaar. Verdachte is namelijk een EU-onderdaan en moet daarom zelfvoorzienend zijn in Nederland. Verdachte maakt geen aanspraak op sociale voorzieningen en heeft geen identiteitsbewijs. Het is mogelijk om een meldplicht aan verdachte op te leggen, maar die is zeer beperkt uitvoerbaar vanwege de instabiele leefomstandigheden en zal de kans op recidive niet beïnvloeden. Bovendien is verdachte niet bereid om mee te werken aan een ambulant of klinisch behandeltraject gericht op zijn middelengebruik. Verdachte heeft in Nederland wel toegang tot hulpverlening via AMOC en Stichting Barka maar heeft hier tot op heden onvoldoende van geprofiteerd omdat hij geen hulpvraag en een gebrekkige motivatie heeft. De reclassering ziet daarom geen mogelijkheden om in een voorwaardelijk kader met bijzondere voorwaarden verdachte te begeleiden en adviseert om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen om op die manier de kans op recidive in te perken en de maatschappij te beschermen.
Gelet op deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat ook aan de ‘zachte criteria’ is voldaan.
Onvoorwaardelijke ISD-maatregel
De rechtbank overweegt in dit verband dat de door de verdediging verzochte oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel, waarbij verdachte in de gelegenheid wordt gesteld Nederland (onder begeleiding van Stichting Barka) vrijwillig te verlaten onvoldoende garantie biedt dat verdachte dit ook daadwerkelijk zal doen. De raadsman heeft aangegeven dat verdachte naar [land van herkomst] wenst te vertrekken. Uit het dossier blijkt dat verdachte hierover wisselend verklaart. Ook ter zitting heeft verdachte verklaard er niet over uit te zijn of hij naar [land van herkomst] of naar België wil vertrekken. Bovendien is er onvoldoende duidelijk geworden welke concrete stappen er in de afgelopen periode zijn genomen om toe te werken naar een terugkeer naar [land van herkomst] . Er zijn door de verdediging geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat verdachte beschikt over woonruimte in [land van herkomst] en op welke wijze verdachte zal gaan werken aan zijn verslavingsproblematiek. Nu verdachte verslaafd lijkt te zijn aan verdovende middelen, bestaat het reële risico dat hij snel weer zijn toevlucht zal gaan zoeken tot verdovende middelen. De rechtbank heeft er dan ook geen vertrouwen in dat verdachte na het uitzitten van een gevangenisstraf naar [land van herkomst] zal vertrekken en geen strafbare feiten meer zal plegen.
Ook mevrouw [naam 2] heeft op de zitting verklaard dat dit geen goed alternatief is. Op het moment dat verdachte op eigen initiatief (onder begeleiding van stichting Barka) richting [land van herkomst] gaat, komt hij weer in verleiding om verdovende middelen te gebruiken en neemt hij zijn verslavingsproblematiek mee naar [land van herkomst] . Er wordt zo niets gedaan om zijn problematiek te doorbreken en er vindt zo geen gedragsverandering plaats. Binnen de ISD-maatregel kunnen de interventies worden ingezet die hij nodig heeft om zijn problematiek aan te pakken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel wordt voldaan. Met een ISD-maatregel kan een start worden gemaakt met de behandeling van zijn (middelen)problematiek. Ook kan worden gewerkt aan het motiveren van verdachte voor terugkeer naar [land van herkomst] . De rechtbank vindt de maatregel passend en geboden.
Bij een eventuele repatriëring wordt de ISD-maatregel door de minister van Justitie en Veiligheid opgeheven. De snelheid waarmee een dergelijke repatriëring met zachte landing kan worden georganiseerd is mede afhankelijk van de mate waarin verdachte ontvankelijk is voor de geboden interventies en inzicht zal geven in zaken. Verdachte heeft daarmee invloed op de duur van zijn maatregel.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om te volstaan met een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf of voorwaardelijke ISD-maatregel.
Maximale duur en geen tussentijdse toetsing
De rechtbank vindt het van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Enerzijds dient de maatschappij optimaal te worden beschermd, moet de recidive van verdachte worden beëindigd en moet een bijdrage worden geleverd aan de oplossing van zijn problematiek, waaronder zijn middelenverslaving. Anderzijds is voldoende tijd nodig om een verantwoorde terugkeer naar [land van herkomst] mogelijk te maken. Ook kan onderzocht worden of het mogelijk is verslavingszorg, werk en woonruimte voor verdachte in [land van herkomst] voor te bereiden in een concreet stappenplan. De rechtbank zal de maatregel daarom voor de maximale duur van twee jaar opleggen. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht wordt niet van deze duur afgetrokken.
De rechtbank ziet op dit moment geen reden om te bepalen dat er een tussentijdse toetsing moet plaatsvinden.