7.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van drie flessen wijn. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte zich niets aangetrokken van geldende regels en geen respect getoond voor andermans eigendommen.
Strafblad
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 9 januari 2023 van verdachte is gebleken dat verdachte zich eerder veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. Aan verdachte is hiervoor drie keer eerder een ISD-maatregel opgelegd, in 2010, 2015 en recentelijk nog in 2019. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
De oplegging van de ISD-maatregel
De rechtbank stelt voorop dat onderscheid dient te worden gemaakt tussen enerzijds de vraag of voldaan is aan de ‘harde’ en ‘zachte’ criteria voor oplegging van de ISD-maatregel en anderzijds de vraag of oplegging daarvan ook passend en geboden is. Dat voldaan is aan de harde en zachte criteria en de ISD-maatregel dus kan worden opgelegd, betekent niet per definitie dat die maatregel ook aangewezen is.
De rechtbank staat allereerst voor de vraag of voldaan is aan de voorwaarden voor de oplegging van de ISD-maatregel. Het toetsingskader voor oplegging van de ISD-maatregel volgt uit artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en uit de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie. Deze criteria worden samen de ‘harde criteria’ genoemd. Om de ISD-maatregel te kunnen opleggen, dient daarnaast te zijn voldaan aan de zogenaamde ‘zachte criteria.’ Dit houdt in dat uit een advies van de reclassering of een andere instantie moet blijken dat er geen alternatief voor oplegging van de ISD-maatregel bestaat.
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen verklaarde feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 9 januari 2023 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 20 november 2022 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte weer een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad van verdachte is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Dit betekent dat aan de ‘harde’ criteria is voldaan.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
Vervolgens rijst de vraag of ook aan de ‘zachte’ criteria is voldaan. De rechtbank heeft gekeken naar het reclasseringsadvies van 30 januari 2023 waarvan de conclusie luidt:
“
Er is bij de heer [verdachte] sprake van complexe problematiek in de vorm van maatschappelijke teloorgang, functioneren op een zwakbegaafd niveau, middelenverslaving (alcohol, base-cocaïne en cannabis) en psychische problematiek. Op nagenoeg elk leefgebied is er sprake van problematiek en deze komen dan ook als (ernstig) criminogeen naar voren. Gezien het bovenstaande wordt het recidiverisico als hoog dan wel zeer hoog geschat. Het risico op letselschade wordt eveneens ingeschat als hoog. Betrokkene is naast vermogens-delicten meermaals veroordeeld vanwege delicten met een agressie-/geweldscomponent. De rode draad is vanaf circa 2003 niet veranderd; nagenoeg geen van de begeleidings- en behandeldoelen zijn van de grond gekomen, omdat de heer [verdachte] noodzakelijke afspraken niet (voldoende) is nagekomen, zich onttrok aan voorwaarden of vanwege recidive in detentie raakte. De indruk wordt gewekt dat er niet zozeer sprake is van onwil, maar van onmacht. Deze (hoge) mate van onmacht lijkt met name het gevolg van de bovengenoemde factoren. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt dan ook ingeschat als hoog. Vanuit meerdere instanties en instellingen is de laatste jaren langdurig en intensief ingezet op behandeling en verbetering van zijn leefomstandigheden. Zoals gebleken is, hebben de drang- en dwangkaders niet bijgedragen aan recidivevermindering en het verbeteren van de leefomstandigheden van de heer [verdachte] ; betrokkene heeft al drie maal de ISD maatregel opgelegd gekregen. Hij geeft thans expliciet aan geen bemoeienis van de reclassering te willen. Derhalve ziet de reclassering op dit moment geen mogelijkheden voor een traject in een drangkader.”
De rechtbank heeft op de zitting [naam] , reclasseringsmedewerker, verbonden aan GGZ reclassering Inforsa te Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft het reclasseringsadvies nader toegelicht en bevestigd. Uit voornoemd advies volgt – kort gezegd – dat er volgens de reclassering geen alternatief voor oplegging van de ISD-maatregel bestaat. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee ook aan de ‘zachte’ criteria voldaan.
ISD-maatregel passend en geboden
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat aan de ‘harde’ en ‘zachte’ criteria voldaan is, rijst de vraag of oplegging van de ISD-maatregel passend en geboden is gelet op de aard van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, afgezet tegen de aard en zwaarte van de ISD-maatregel.
Aan verdachte is drie keer eerder een ISD-maatregel opgelegd, in 2010, 2015 en 2019. Dit heeft er niet toe geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. De reclassering schrijft in haar rapport dat de oorzaak van zijn recidiverende delictgedrag wordt gezien in de bij verdachte aanwezige complexe problematiek. De aan verdachte in dit kader geboden langdurige en intensieve begeleiding heeft tot op heden niet tot een structurele gedragsverandering geleid. Bij verdachte bestaat inmiddels de interne motivatie voor een opname bij [kliniek] te Den Haag. Ook de reclassering staat positief tegenover een klinische behandeling van verdachte bij [kliniek] . Ter zitting heeft de deskundige toegelicht dat [kliniek] aan de reclassering heeft aangeven dat deze opname de meeste kans van slagen heeft als dit binnen de ISD-maatregel plaatsvindt. Het reclasseringsrapport meldt hierover het volgende:
“Immers biedt dit kader, onder de actuele strafrechtelijke omstandigheden, de hoogste mate van dwang en beveiliging en volgt bij onttrekking aan de (klinische) voorwaarden, terugplaatsing naar de ISD-unit, waarmee het voorkomen van terugval zoveel mogelijk is geborgd. Mocht betrokkene de ISD maatregel opgelegd krijgen zal ondergetekende direct contact opnemen met de desbetreffende ISD afdeling om ervoor te zorgen dat de indicatie voor [kliniek] zo snel mogelijk gerealiseerd zal worden.”
Naar het oordeel van de rechtbank dient op grond van het vorenstaande er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verdachte heeft in de afgelopen jaren veel begeleiding gehad en vele hulpverleningstrajecten doorlopen, echter zonder het gewenste resultaat. Het is positief dat verdachte op dit moment gemotiveerd lijkt te zijn zich te laten behandelen in [kliniek] . Tegelijkertijd is de rechtbank daardoor niet overtuigd dat een nieuwe behandelingspoging in een vrijwillig kader – als het voorstel van de verdediging al praktisch uitvoerbaar zou zijn – wel zou slagen. Er is sprake van complexe problematiek, waarover de deskundige ter zitting heeft verklaard dat de zorg die verdachte nodig heeft – en waar verdachte gemotiveerd voor is – binnen de ISD gerealiseerd kan worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ISD-maatregel de enige reële mogelijkheid is om, met het oog op het terugdringen van het recidivegevaar, de problematiek van de verdachte adequaat te behandelen. Om die reden acht de rechtbank oplegging van de ISD-maatregel op dit moment passend en geboden.
Gezien de complexe problematiek bij verdachte zal er voldoende tijd moeten worden genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om te volstaan met een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf of voorwaardelijke ISD-maatregel.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet ten slotte aanleiding om uiterlijk vier maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen. Op dit moment acht de rechtbank het voor de vierde maal opleggen van de ISD-maatregel aan verdachte passend en geboden mede gezien het feit dat de hulpverlening die verdachte nodig heeft binnen de ISD lijkt te kunnen worden gerealiseerd. Op het moment dat blijkt dat deze hulpverlening zonder dat verdachte hiervan een verwijt kan worden gemaakt niet van de grond komt, en de ISD-maatregel neer zou komen op een (equivalent van een) ‘kale’ vrijheidsstraf, dient er naar het oordeel van de rechtbank opnieuw een toets plaats te vinden of voortzetting van de ISD-maatregel nog passend en geboden is. Naar verwachting van de reclassering is de benodigde diagnostiek na drie maanden afgerond. De rechtbank wenst daarom binnen vier maanden meer duidelijkheid te verkrijgen over welk traject is ingezet en of er zicht is op een plaatsing in een extra murale setting.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.