Op 11 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 10 november 2020. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1986, is verdacht van betrokkenheid bij strafbare feiten, waaronder handel in marihuana en wapens, en deelname aan een criminele organisatie tussen 8 maart 2013 en 16 april 2014.
Tijdens de zitting op 28 december 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken. Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om te beslissen, maar betekent wel dat er geen wettelijke grondslag meer is voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. De verdediging heeft betoogd dat het EAB niet genoegzaam is, maar de rechtbank oordeelt dat de beschrijving van de verdenking voldoende is en dat het verzoek voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW).
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander is voldaan, maar dat er geen terugkeergarantie is verstrekt. Dit is een vereiste voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering te weigeren op grond van artikel 6 van de OLW, omdat de terugkeergarantie ontbreekt. De overige verweren van de verdediging behoeven geen bespreking meer, aangezien de overlevering op deze grond wordt geweigerd.