ECLI:NL:RBAMS:2023:1095

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
13/751870-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van schending van verdedigingsrechten

Op 23 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) tegen een opgeëiste persoon, geboren in Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 3 jaar en 4 maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting die leidde tot het verzamelvonnis, en dat hij niet op de hoogte was van de procedure die tot dit vonnis heeft geleid. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is gedagvaard en er geen garanties zijn verstrekt dat zijn verdedigingsrechten niet zijn geschonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zittingen en dat hij niet zelf om het verzamelvonnis heeft verzocht. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en de geschorste overleveringsdetentie opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751870-20
IRK nummer: 22/5124
Datum uitspraak: 23 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 15 december 2022 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 mei 2020 door
the District Court in Krakow(Polen)
, Third Criminal Divisionen strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres].
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 februari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Pijl, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van de volgende vonnissen:
Verzamelvonnis
een
consolidated judgement issued at Krakow-Srodmiescie Regional Court in Krakow Second Criminal Division on 10 August 2018 which became final on 18 August 2018, reference number II K 106/18/S.
Onderliggende vonnissen
I)
Judgement issued at Regional Court Oswiecim on 29 February 2012, which became final on 6 April 2012, case no. II K 1366/11;
II)
Judgement issued at Regional Court Oswiecim on 11 October 2013, which became final on 19 October 2013, case no. II K 996/13;
III)
Judgement issued at Regional Court Oswiecim on 18 February 2014, which became final on 14 August 2014, case no. II K 462/13;
IV)
Judgement issued in absentia at Krakow-Srodmiescie Regional Court in Krakow Second Criminal Division on 20 March 2015, case no. II K 1422/14/S.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar en 4 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 3 jaar, 3 maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Verzamelvonnis (II K 106/18/S)
In de aanvullende informatie van 10 januari 2023 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit meegedeeld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de zitting die tot de uitspraak heeft geleid en ook niet in persoon is gedagvaard.
De rechtbank stelt aan de hand van deze informatie vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft, kort gezegd, tot weigering van de overlevering geconcludeerd. Daartoe heeft zij gewezen op het feit dat de opgeëiste persoon niet zelf om een verzamelvonnis heeft verzocht en dat het verzamelvonnis drieënhalf jaar is gewezen na het laatste onderliggende vonnis (II K 1422/14/S). Het niet opgeven van een adreswijziging kan de opgeëiste persoon in dit geval niet worden tegengeworpen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering op grond van artikel 12 OLW te weigeren. Er is een adresinstructie getekend in het meest recente onderliggende vonnis (II K 1422/14/S) en de plicht om adreswijzigingen door te geven is herhaald bij de oproep voor de zitting voor het verzamelvonnis. Het is dus aan de opgeëiste persoon te wijten dat hij niet op de hoogte was van de zittingen betreffende het verzamelvonnis.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon niet zelf om het verzamelvonnis heeft gevraagd en dit ook niet namens hem is verzocht. Verder is niet gebleken dat de opgeëiste persoon op enigerlei wijze op de hoogte is geraakt van deze procedure. Weliswaar is er na het instellen van deze procedure een oproep aan het door hem in het kader van een onderliggende strafzaak (II K 1422/14/S) opgegeven verblijfadres gezonden, maar dit adres is niet in het kader van de procedure betreffende het verzamelvonnis opgegeven. De uitspraak bij verstek in die onderliggende strafzaak is van 20 maart 2015. Het verzamelvonnis is 3,5 jaar later gewezen. Evenmin blijkt dat de informatie bij de oproep over een op hem rustende verplichting om bereikbaar voor de Poolse justitiële autoriteiten te blijven en om adreswijzigingen door te geven de opgeëiste persoon daadwerkelijk heeft bereikt.
In dat licht is de rechtbank van oordeel dat - ondanks dat de oproepen aan een adres zijn gezonden waarop de opgeëiste persoon op enig moment als inwoner stond geregistreerd - van een kennelijk gebrek aan zorgvuldigheid van de zijde van de opgeëiste persoon of van een trachten te ontkomen aan aan hem gerichte informatie, niet is gebleken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is vast komen staan dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk wist van het proces dat heeft geleid tot het verzamelvonnis en dat dus ook niet kan worden gezegd dat hij (stilzwijgend) afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. De rechtbank kan niet vaststellen dat overlevering geen schending van de rechten van de verdediging inhoudt, zodat zij de overlevering voor het verzamelvonnis zal weigeren op grond van artikel 12 OLW.
Dit betekent dat de vraag of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen in de procedures die tot de aan het verzamelvonnis ten grondslag liggende vonnissen hebben geleid, niet meer besproken hoeft te worden.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich voordoet en de rechtbank geen aanleiding ziet om hiervan af te zien, wordt de overlevering geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Krakow(Polen)
, Third Criminal Divisionvoor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon].
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.G. van der Want, griffier.
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.