ECLI:NL:RBAMS:2023:1088

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
13/192273-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens belaging en bedreiging met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner, waarbij hij gedurende een periode van ongeveer een maand intensief contact heeft gezocht, ondanks dat de ex-partner geen contact meer wenste. De verdachte heeft haar herhaaldelijk gebeld en berichten gestuurd, en zich op verschillende locaties waar zij zich bevond, zoals haar werk en de kinderopvang, vertoond. Dit gedrag heeft geleid tot een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte ook bedreigingen heeft geuit aan de adres van een collega van zijn ex-partner, waarbij hij dreigende woorden heeft gebruikt die de vrees voor geweld opriepen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat de ex-partner pijn of letsel had ondervonden door de gedragingen van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, die kan worden omgezet in 50 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Tevens is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft geen contact- en locatieverbod opgelegd, omdat de verdachte sinds de ten laste gelegde feiten geen contact meer heeft gezocht met de ex-partner. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van €750,- toegewezen gekregen voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/192273-22
Datum uitspraak: 15 februari 2023
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. Belkhir, en de advocaat mr. N. de Vries, namens de benadeelde partij, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. belaging van [aangeefster] in de periode van 17 juni 2022 tot en met 19 juli 2022 te Amsterdam;
2. bedreiging van [aangever] in de periode van 23 juni 2022 tot en met 19 juli 2022 te Amsterdam;
3. mishandeling van [aangeefster] op 23 juni 2022 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bekennende verklaringen van verdachte die ondersteund worden door de telecomgegevens en de verklaringen van de objectieve getuige [getuige] . Verdachte heeft aangeefster tientallen keren gebeld en berichten gestuurd naar haar mobiele telefoon, is naar verschillende vestigingen van het werk van aangeefster geweest, hij heeft daar een keer een lunch laten bezorgen en hij is bij de kinderopvang geweest (waar de gezamenlijke kinderen van verdachte en aangeefster opgevangen worden). De officier van justitie heeft er op gewezen dat er nog andere handelingen zijn geweest maar dat die niet ten laste zijn gelegd.
Wat feit 1 betreft heeft verdachte door zo te handelen een wederrechtelijke en stelselmatige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
De officier van justitie vindt dat tevens kan worden bewezen dat verdachte de in de tenlastegelegde bedreigingen heeft geuit jegens [aangever] . Ook vindt de officier van justitie bewezen dat verdachte de bedreiging heeft geuit tegenover de getuige [getuige] .
Wat feit 3 betreft vindt de officier van justitie dat niet kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde mishandeling heeft begaan. Hoewel uit de aangifte en de verklaring van verdachte volgt dat verdachte aangeefster heeft geduwd, volgt hieruit niet dat zij hier pijn of letsel door heeft ondervonden. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van het feit. Wel ontkent verdachte dat hij de bewoordingen tegen [getuige] heeft geuit.
Feit 2
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde bedreigingen. Verdachte ontkent dat hij gezegd zou hebben tegen de getuige [getuige] dat hij [aangever] zou neerschieten.
Feit 3
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling. Uit het dossier blijkt niet dat met kracht is geduwd of dat sprake was van pijn of letsel bij aangeefster.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 3 ten laste gelegde bedreiging niet kan worden bewezen, omdat niet kan worden vastgesteld dat aangeefster pijn of letsel heeft ondervonden door de duw van verdachte. Verdachte wordt daarom vrijgesproken.
Feit 1
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte vast dat verdachte veelvuldig contact heeft gezocht met aangeefster door haar te bellen en WhatsApp-berichten te sturen. Ook heeft hij zich rond de woning van aangeefster opgehouden en heeft daar staan schreeuwen. Daarnaast is verdachte naar verschillende vestigingen van het werk van aangeefster en naar de kinderopvang van hun kinderen gegaan. Verdachte bekent deze gedragingen ook. De rechtbank vindt ook bewezen dat verdachte op het werk van aangeefster de dreigende woorden heeft geuit tegen [getuige] . Dit volgt uit de verklaring van [getuige] . De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan deze verklaring, omdat zij een objectieve getuige is, en haar verklaring steun vindt in de camerabeelden van het betreffende kantoor waar verdachte die woorden heeft geuit. Uit die beelden blijkt immers dat verdachte op die bewuste dag in de vestiging van Ymere in [plaats] is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Verdachte heeft op een indringende en intensieve wijze geprobeerd om in contact te komen met aangeefster om haar te dwingen met hem in contact te komen, terwijl hij wist dat zij dit contact niet wenste.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belaging.
Feit 2
Op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte vindt de rechtbank bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd met de dood. Ook vindt de rechtbank bewezen dat verdachte de dreigende woorden heeft geuit tegenover [getuige] , zoals hiervoor onder feit 1 is overwogen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 17 juni 2022 tot en met 19 juli 2022 in Nederland, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] , met het oogmerk die [aangeefster] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft/is verdachte (telkens) opzettelijk
- meermalen die [aangeefster] gebeld en berichten naar de mobiele telefoon van die [aangeefster] gestuurd en
- naar de woning van die [aangeefster] gegaan en daarbij naar die [aangeefster] geschreeuwd en
- naar verschillende vestigingen van het werk van die [aangeefster] gegaan en daarbij naar die [aangeefster] gevraagd en hier eten voor die [aangeefster] laten bezorgen en
- naar de kinderopvang gegaan en hier naar die [aangeefster] te vragen en
- op het werk van die [aangeefster] de collega van die [aangeefster] , [getuige] , dreigend de woorden toegevoegd: "Nu is het klaar en schiet ik [aangever] gewoon neer. Ik heb 30.000,- euro thuis liggen en dan is het zo klaar. Dan vlucht ik naar Marokko. Zij kan ook niet terug naar Marokko want dan schiet ik haar ook neer" en "Ik ga [aangever] neerschieten, ik ga [aangeefster] neerknallen omdat ze een relatie met elkaar hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs kon weten dat bovenstaande bij die [aangeefster] terecht zal komen;
2.
op tijdstippen in de periode van 23 juni 2022 tot en met 19 juli 2022 in Nederland [aangever] meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [aangever] dreigend de woorden toe te voegen
- "Ik ga je leven kapot maken. Daarna ga ik je laten slapen" en
- "Ik kom morgen naar je werk. Ik had bijna een andere [aangever] laten slapen, maar ik was met hem en hij is het niet. Ik weet nu dat jij het bent" en
- "Ik ga je pakken. Ik ga je verlamd maken" en
- "Nu weet ik waar je precies werkt, ik hoop dat het waard is" en
door [getuige] , een collega van die [aangever] , dreigend de woorden toe te voegen: "Nu is het klaar en schiet ik [aangever] gewoon neer. Ik heb 30.000,- euro thuis liggen en dan is het zo klaar." en "Ik ga [aangever] neerschieten” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. Aan die proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, te worden gekoppeld, aangevuld met een contactverbod en locatieverbod, zoals door het slachtoffer, [aangeefster] , is verzocht. Het contactverbod dient zo te worden geformuleerd dat het voor verdachte wel mogelijk blijft om (onder begeleiding) zijn kinderen te zien. Het locatieverbod dient zo te worden geformuleerd dat verdachte wel in staat blijft om zijn moeder en broer te bezoeken, die in dezelfde buurt als het slachtoffer wonen. De bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat er kan worden volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf, met daaraan de bijzondere voorwaarden verbonden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering. Verdachte heeft de feiten begaan vanuit emotie. Hij had het idee dat de relatie tussen hem en aangeefster nog niet verbroken was. De belaging was van relatief korte duur. Het handelen van verdachte had ook te maken met de pijnmedicatie die hij had gekregen wegens zijn hernia. Verdachte heeft meteen erkend wat hij heeft gedaan en hij heeft hier ook veel spijt van. Hij is na het stopgesprek ook direct zelfstandig gestopt met contact zoeken met aangeefster.
Er is geen reden om een contactverbod en locatieverbod aan verdachte op te leggen. De reclassering vindt dit ook niet nodig. De kinderen van verdachte wonen bij aangeefster en een contact- en locatieverbod zou de omgang met hen bemoeilijken. Bovendien is er geen sprake van recidivegevaar. Verdachte is tot inkeer gekomen, hij vindt het heel erg wat er is gebeurd en hij beseft dat dit door zijn handelen is gekomen. Het is daarom niet nodig om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. Verdachte heeft gedurende een relatief korte periode van één maand op een intensieve, indringende en dreigende manier contact gezocht met het slachtoffer. Dit terwijl het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest dat aangeefster geen contact meer wenste, behalve wanneer het om de kinderen zou gaan. Verdachte is zelfs naar verschillende vestigingen van het werk van aangeefster gegaan waarbij hij zich tegenover een collega dreigend heeft uitgelaten. Door het handelen van verdachte en zijn bedreigende uitlatingen zijn zelfs extra beveiligingsmaatregelen getroffen op deze vestigingen en zijn twee vestigingen tijdelijk gesloten geweest. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging. Verdachte heeft een collega van zijn ex-vrouw meermalen bedreigd, omdat hij hem en zijn ex-vrouw ervan verdacht dat zij een relatie hadden.
De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat verdachte uit emotie heeft gehandeld, maar uiteindelijk tot inkeer is gekomen. Hij ziet zijn fouten in en heeft hier spijt van. Ook heeft hij sinds de ten laste gelegde periode geen contact meer opgenomen met het slachtoffer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 27 december 2022, opgemaakt door [naam] . Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in. Het emotioneel welzijn en psychosociaal functioneren van verdachte was ten tijde van het delictgedrag delictgerelateerd. Verdachte lijkt te hebben gehandeld vanuit emotie en frustratie, waarbij zijn medicijngebruik volgens hem van invloed zou zijn geweest op zijn emotionele gemoedstoestand in de periode van de ten laste gelegde feiten. Verdachte staat momenteel onder toezicht van de reclassering in het kader van een schorsing en is aangemeld voor behandeling bij [instelling] . Verdachte stelt zich meewerkend op en toont zich bereid mee te werken aan behandeling. De reclassering schat het risico op zowel algemene recidive als geweldsrecidive als laag. De reclassering adviseert een straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht en verplichte ambulante behandeling. De reclassering ziet geen aanleiding voor het opleggen van een contactverbod en locatieverbod, omdat verdachte zich gedurende de schorsing aan die voorwaarden heeft gehouden. Verdachte is geschrokken en voelt zich al gestraft doordat hij zijn kinderen niet kan zien. Er wordt momenteel bekeken of een omgangsregeling met zijn kinderen mogelijk is. Een contact- en locatieverbod zouden dit kunnen bemoeilijken.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de vordering van de officier van justitie. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, te vervangen door 50 (vijftig) uren hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en verbindt daaraan de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd legt de rechtbank geen contact- en locatieverbod op aan verdachte. Niet alleen wordt dit niet geadviseerd door de reclassering, maar verdachte heeft al ruim een half jaar geen contact meer gezocht met aangeefster, wat de conclusie van de reclassering bevestigt dat de kans op recidive laag is. Voorts ziet de rechtbank daarin aanleiding om de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

10.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangeefster] vordert € 3.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover
.De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij psychische gevolgen heeft ondervonden door de belaging. Zij heeft gevreesd dat verdachte zijn dreigementen zou waarmaken en is een aantal dagen met haar kinderen haar woning ontvlucht. Verdachte heeft zich niet enkel tot haar gericht, maar ook haar vrienden, familie en werkgever en collega’s. Ze maakt zich tot op heden veel zorgen over wat haar omgeving van haar denkt en heeft het gevoel dat iedereen naar haar kijkt. Door de angst, spanning en zorgen slaapt benadeelde partij sinds het feit slecht. Ze heeft nog geen arts bezocht voor haar emotionele klachten, omdat zij hier nog geen tijd en ruimte voor heeft gezien.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, omdat die onvoldoende is onderbouwd. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat van aantasting in persoon op andere wijze sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen, maar dit dient wel te worden onderbouwd met concrete gegevens en moet aan de hand van objectieve maatstaven kunnen worden vastgesteld. Daarvan is geen sprake. De benadeelde partij is niet door een arts onderzocht naar aanleiding van haar klachten. Ook is onvoldoende onderbouwd dat de benadeelde partij in haar eer en goede naam is aangetast.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het bedrag dient te worden gematigd. In soortgelijke gevallen worden doorgaans lagere bedragen toegewezen. Daar komt bij dat verdachte leeft van een bijstandsuitkering.
De rechtbank overweegt dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij..
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 750,-.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de overige gevorderde schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde feit is toegebracht.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
belaging.
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
100 (honderd) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van
1 (één) maand.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit of indien de veroordeelde voor het einde van de proeftijd de bijzondere voorwaarden heeft overtreden.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij reclassering: veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
-
Ambulante behandeling: veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd onder behandeling stellen van [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] toe tot een bedrag van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 juni 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil
.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] aan de Staat € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 juni 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 15 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en M. van der Horst, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. I. Meulman en D.J.L. Rantong, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 februari 2023.
[..]
- [..]