ECLI:NL:RBAMS:2023:1069

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
22/4249
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete wegens schending van de inlichtingenplicht in het kader van de kinderbijslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder uit België, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiseres ontving kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en heeft in september 2020 doorgegeven dat zij met haar kinderen naar België was verhuisd. Na deze melding heeft verweerder de kinderbijslag beëindigd en vastgesteld dat eiseres te veel kinderbijslag had ontvangen. Verweerder legde daarop een boete op van € 2.435,48 wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat er geen benadelingsbedrag was en dat de boete onevenredig was gezien haar persoonlijke omstandigheden, waaronder psychische en fysieke gezondheidsklachten en een precaire financiële situatie.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 februari 2023 en heeft de verklaringen van eiseres en haar hulpverleners in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boete onevenredig was, gezien de omstandigheden van eiseres, en dat zij geen voordeel had gehad van de schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de boete op nihil gesteld. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/4249

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , België, eiseres

(gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

(gemachtigde: mr. J.G. Starreveld).

Procesverloop

In het besluit van 19 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan eiseres een boete van € 2.435,48 opgelegd.
In het besluit van 25 augustus 2022 (bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres is een alleenstaande moeder van twee kinderen. Zij ontving voor haar kinderen kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Nadat eiseres heeft doorgegeven dat zij met ingang van september 2020 in België was gaan wonen met haar kinderen, heeft verweerder de kinderbijslag voor beide kinderen beëindigd met ingang van het vierde kwartaal van 2020. Daarna is verweerder ervan op de hoogte geraakt dat eiseres vanaf 2016 perioden in België heeft gewerkt en een uitkering heeft ontvangen. In een besluit van 23 september 2021 heeft verweerder vastgesteld dat eiseres geen recht op kinderbijslag had over de perioden: februari 2016, september 2016, november 2016 tot en met april 2017 en vanaf augustus 2017. In een besluit van 1 december 2021 heeft verweerder aan eiseres laten weten dat zij € 4.936,85 te veel kinderbijslag heeft ontvangen van verweerder en dat verweerder de betaling daarvan heeft ontvangen van de Belgische uitvoeringsinstantie. Daarmee is de vordering van de te veel betaalde kinderbijslag voldaan.
2. Omdat eiseres niet heeft voldaan aan haar inlichtingenplicht op grond van artikel 15 van de AKW heeft verweerder in het primaire besluit een boete opgelegd van € 2.435,48. Volgens verweerder is er sprake van normale verwijtbaarheid en moet daarom een boete worden opgelegd van 50% van het benadelingsbedrag van € 4.936,85. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
De standpunten van eiseres
3. Eiseres voert aan dat verweerder geen boete kon opleggen omdat er geen sprake is van een terugvorderingsbedrag/benadelingsbedrag, aangezien eiseres over de gehele relevante periode recht had op kinderbijslag in België en de Belgische uitvoeringsinstantie de kinderbijslag aan verweerder heeft overgemaakt. Verder is eiseres van mening dat er geen sprake is van verwijtbaarheid of dat er sprake is van verminderde betrouwbaarheid. Tot slot voert eiseres aan dat de opgelegde boete onevenredig is.
De standpunten van verweerder
4. Verweerder vindt dat de boete terecht is opgelegd. Eiseres heeft haar inlichtingenplicht geschonden en er is sprake van een benadelingsbedrag, aldus verweerder. Volgens verweerder is niet gebleken dat eiseres niet verwijtbaar of verminderd verwijtbaar is en is de boete niet onevenredig.
Het oordeel van de rechtbank
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres te veel kinderbijslag heeft ontvangen van verweerder. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verweerder terecht een boete van € 2.435,48 heeft opgelegd aan eiseres.
6. Eiseres is verplicht om aan verweerder alle feiten en omstandigheden mede te delen waarvan haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de kinderbijslag. [1] Niet in geschil is dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden doordat zij haar werkzaamheden en ontvangst van een uitkering in België niet aan verweerder heeft doorgegeven.
7. In geval van schending van de inlichtingenplicht legt verweerder een boete op. [2] De hoogte van de boete wordt volgens het Boetebesluit socialezekerheidswetten vastgesteld op basis van een percentage van het benadelingsbedrag, afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid. Verweerder heeft een standaardboete van 50% van het benadelingsbedrag aan eiseres opgelegd. Dit is de boete die hoort bij verwijtbaarheid zonder opzet of grove schuld. [3]
8. De gevolgen van de op te leggen boete mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen [4] en het percentage van het benadelingsbedrag moet zo nodig verlaagd worden voor de vaststelling van een evenredige boete. [5]
9. De rechtbank is van oordeel dat de boete onevenredig is en daarom ten onrechte aan eiseres is opgelegd. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking. Eiseres heeft een verklaring van haar psychiater waarin staat dat zij psychische gezondheidsklachten heeft die haar ernstig in haar functioneren belemmeren en dat zij ernstige fysieke problemen heeft. Uit deze verklaring blijkt dat de boete zwaar drukt op de psychische toestand van eiseres. Eiseres heeft verder een verklaring van haar psycholoog overgelegd waarin staat dat zij onder psychotherapeutische behandeling is. Daarnaast heeft eiseres een verklaring overgelegd van de maatschappelijk werkster die budgetbegeleiding aan eiseres biedt. Daarin staat de financiële situatie van eiseres zeer precair is.
10. De rechtbank acht het op basis van deze verklaringen en wat eiseres naar voren heeft gebracht tijdens de zitting aannemelijk dat de boete grote gevolgen voor haar heeft door haar persoonlijke omstandigheden, te weten: haar psychische en fysieke gezondheidsklachten, de zorg voor haar kinderen als alleenstaande moeder en haar slechte financiële situatie. Eiseres had verder geen enkel voordeel bij de schending de van inlichtingenplicht, maar juist nadeel. Zij had in België immers recht op een hoger bedrag. Het financiële belang van verweerder is niet geschonden omdat verweerder het volledige bedrag aan te veel betaalde kinderbijslag heeft ontvangen van de Belgische uitvoeringsinstantie. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde samenloop van omstandigheden, in hun onderlinge samenhang beschouwd, de boete onevenredig is en dat de boete op nihil moet worden bepaald. De rechtbank komt daarom niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond omdat de opgelegde boete niet evenredig is. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72a van de Algemene wet bestuursrecht de bestuurlijke boete op nihil.
12. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.868,-. [6]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 25 augustus 2022;
- herroept het besluit van 19 januari 2022;
- bepaalt dat de bestuurlijke boete nihil bedraagt en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.868,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Rodriguez Galvis, rechter, in aanwezigheid van S. Pecorino, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2023.
griffier
rechter
De griffier is buiten staat
deze uitspraak te tekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 15 van de AKW.
2.Op grond van artikel 17a, eerste lid, van de AKW.
3.Op grond van artikel 2, vierde lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.
4.Op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Op grond van artikel 2, achtste lid, van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.
6.€ 1.194,- (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, met een waarde per punt van € 597 en een wegingsfactor 1) voor de bezwaarprocedure en € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1) voor de beroepsprocedure.