ECLI:NL:RBAMS:2023:1066

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
C/13/729325 / JE RK 23-75
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 februari 2023 uitspraak gedaan over de handhaving van de voorlopige ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderen waren eerder op 7 februari 2023 voorlopig onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst voor een periode van twee weken. De moeder van de kinderen heeft tijdens de zitting verklaard dat er geen geweld thuis is en dat zij zich zorgen maakt over de veiligheid van de kinderen in hun huidige verblijf. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling hebben echter zorgen geuit over het gedrag van de kinderen, waaronder schoolverzuim en mogelijk blowen. De kinderrechter heeft de situatie van de kinderen beoordeeld en geconcludeerd dat de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor hun ontwikkeling en veiligheid. De kinderrechter heeft besloten de eerdere beslissingen te handhaven en de kinderen in een netwerkpleeggezin te plaatsen, waar zij de nodige ondersteuning kunnen krijgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
Zaakgegevens : C/13/729325 / JE RK 23-75
datum uitspraak: 14 februari 2023

beschikking handhaven voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING AMSTERDAM, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Amsterdam
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1]
,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,
gezamenlijk te noemen de minderjarigen/de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
mevrouw [naam 1] , tante moederszijde (m.z.)
mevrouw [naam 2] , oudtante m.z.
de gecertificeerde instelling (verder: GI) Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam.

Het verdere procesverloop

De kinderrechter houdt rekening met de beschikking van de kinderrechter van
8 februari 2023, ter bevestiging van de mondelinge beslissing van de kinderrechter van
7 februari 2023, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij deze beslissing zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden en is een uithuisplaatsing voor beide kinderen voor de duur van 2 weken verleend, ten aanzien van [minderjarige 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder en ten aanzien van [minderjarige 2] in een netwerkpleeggezin, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek.
Op 14 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , die ook -ieder- apart zijn gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. G. Öntas;
- mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2] voornoemd, zij zijn ook apart gehoord;
- mevrouw [naam 3] namens de Raad;
- mevrouw [naam 4] namens de GI.

De standpunten

[minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben tijdens het kindgesprek dat de kinderrechter met hen ieder apart heeft gevoerd, hun standpunt omtrent het verzoek aan de kinderrechter kenbaar gemaakt. Dit gesprek is in vertrouwen gevoerd en de inhoud hiervan is niet door de kinderrechter met de overige aanwezigen gedeeld.
Ook heeft de kinderrechter apart gesproken met tante m.z. en oudtante m.z. Ook dit gesprek met beide dames samen, is in vertrouwen gevoerd en de inhoud hiervan is evenmin door de kinderrechter met de overige aanwezigen gedeeld.
De moeder
De moeder heeft bij de mondelinge behandeling mede bij monde van haar advocaat onder meer verklaard dat er de avond voordat de spoedmachtiging werd verleend, niets was gebeurd. Wel heeft de moeder omdat de kinderen laat thuis waren, hun telefoon en sleutels ingenomen. De moeder heeft verklaard dat zij samen met de kinderen om zeven uur de deur uit is gegaan, zodat de kinderen op tijd op school zouden zijn. Dat de kinderen hebben aangegeven dat ze thuis geslagen worden, raakt de moeder en doet haar verdriet. De moeder ontkent dat sprake is van fysiek geweld thuis. Deze kinderen zijn rebelser dan haar andere kinderen en houden zich buitenshuis niet aan regels. [minderjarige 1] is in het verleden misbruikt door de vader. De moeder heeft hulp gezocht en [minderjarige 1] zal worden aangemeld bij Halt en jeugdhulp Sipi. Voortzetting van de (voorlopige) ondertoezichtstelling is daarom niet nodig. Beide kinderen zullen een coach krijgen en er wordt hulp geboden die ziet op hun gedrag en het voorkomen van schoolverzuim. De belangrijkste zorg van de moeder is dat de kinderen niet op school aankomen. Ook het blowen van [minderjarige 2] is een zorg. Thuis zijn de kinderen handelbaar, maar op straat is geen zicht op hen en de moeder is bang wat daar met hen gebeurt. De moeder heeft eerder aangegeven dat ze een time out wilde omdat de kinderen waren weggelopen, maar nu wil ze dat de kinderen weer naar huis komen. Het verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing dient daarom te worden afgewezen. De moeder vindt dat [minderjarige 2] niet veilig is op de plek waar hij nu verblijft, omdat hij daar makkelijk aan soft drugs kan komen. Ook [minderjarige 1] zou zijn begonnen met blowen. [minderjarige 1] is gisteren niet teruggekeerd naar Meisa maar is naar haar oudtante m.z. gegaan. De moeder heeft een heel hecht en breed netwerk. Als de kinderen niet terug kunnen naar de moeder dan wordt verzocht de kinderen bij tante m.z. en oudtante m.z. te plaatsen.
De GI
De GI heeft bij de mondelinge behandeling onder meer verklaard dat veiligheidsafspraken zijn gemaakt. Er is sprake van een groot steunend netwerk. De GI zal een veiligheidsplan maken gericht op de acute veiligheid en de veiligheid op langere termijn.
De Raad
De Raad heeft bij de mondelinge behandeling gepersisteerd bij het verzoek en onder meer verklaard dat de zorgen die zijn genoemd, terecht zijn. De kinderen hebben verteld dat ze uit huis zijn gezet. Zij zijn een aantal keer van huis weggelopen wat erop duidt dat zij zich niet veilig voelen thuis. [minderjarige 1] is onder zeer zorgelijke omstandigheden op het Centraal Station in Amsterdam gevonden. Hier is nog geen zicht op verkregen. De Raad vindt het ook zorgelijk dat de moeder vandaag aangeeft dat er niets aan de hand is. Vanuit de huidige, meer stabiele situatie, moet verder gekeken worden wat nodig is. Er is een kort onderzoek geweest naar de huidige plek van [minderjarige 2] en dit is een betere plek dan de vorige netwerkplek, namelijk bij zijn vriendin. Er zijn veel zorgen over het wegloopgedrag, het spijbelen, het schoolverzuim, het mogelijk blowen en het trauma van seksueel misbruik bij [minderjarige 1] , waar ondersteuning voor nodig is. Misschien is sprake van een overbelaste moeder. In het kader van de voorlopige ondertoezichtstelling moet meer zicht op de kinderen en de thuissituatie worden verkregen. De bedoeling is dat de kinderen weer thuis gaan wonen waarbij de moeder ondersteuning krijgt bij haar opvoedvaardigheden en waarbij zij in haar kracht gezet moet worden. Als dit niet gebeurt blijven de ernstige zorgen bestaan.

De verdere beoordeling

Bij mondeling gegeven spoedbeslissing van 7 februari 2023, schriftelijk vastgelegd in de beschikking van 8 februari 2023, zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden, te weten tot 7 mei 2023. Ook zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis geplaatstvoor de duur van 2 weken, te weten tot 21 februari 2023. Het overige deel van dit verzoek is aangehouden.
Op grond van de inhoud van de overgelegde stukken en wat op de zitting is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat de spoedbeslissingen van
7 februari 2023, uitgaande van de destijds beschikbare informatie, op goede gronden zijn genomen en gehandhaafd dienen te worden. De kinderrechter zal deze spoedbeslissingen handhaven.
Uit de overgelegde stukken en wat op de zitting is besproken, blijkt verder dat sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] die maakt dat hulpverlening in een gedwongen kader noodzakelijk is. Er zijn zorgen over het schoolverzuim, het blowgedrag en over wat de kinderen buitenshuis doen en met wie zij dan in contact komen. Het is aan de GI om de zorgen en de hulp die nodig is om de zorgen weg te nemen, goed in kaart te brengen. Daarnaast zijn er zorgen over de thuissituatie en de reden waarom de kinderen weglopen dan wel weggestuurd zijn. De kinderen vertellen een verhaal, maar dat verhaal komt niet overeen met wat de moeder heeft verteld. Het is belangrijk dat de GI en de Raad goed inzicht krijgen in de thuissituatie, zodat zij kunnen beoordelen wat nodig is om de thuissituatie voor beide kinderen weer voldoende veilig te krijgen. . Het is belangrijk dat de rust en stabiliteit die er nu is nog voortduurt en dat vanuit deze situatie gewerkt kan worden naar thuisplaatsing (op termijn) met de juiste hulp en ondersteuning, waarbij ook goed geluisterd dient te worden naar beide kinderen. De tante bij wie [minderjarige 2] op dit moment verblijft, is volgens de Raad veilig genoeg. De kinderrechter heeft de zorgen van de moeder gehoord, maar heeft vooralsnog geen aanleiding om anders dan de Raad te concluderen. De uithuisplaatsing voor [minderjarige 2] zal daar dan ook worden voortgezet. De kinderrechter acgt het niet in het belang van [minderjarige 1] dat zij terug gaat naar Meisa. Zij vindt het niet fijn bij Meisa, is daar al een paar keer weggelopen en ook de moeder wil liever niet dat zij daar verblijft. Vanuit Meisa is de kans klein dat [minderjarige 1] met de hulpverlening zal meewerken. Op dit moment is er een betere en vertrouwde plek voor haar, namelijk bij de familie waar nu verblijft nadat ze bij Meisa is weggelopen. De kinderrechter zal [minderjarige 1] daarom plaatsen binnen het netwerk, te weten bij tante m.z. en oudtante m.z. die zich hiertoe bereid hebben verklaard. De kinderrechter wijst beide kinderen erop dat het van groot belang is dat zij zich houden aan de huisregels die gelden op de plek waar zij verblijven, meewerken met de hulpverlening en bovenal weer naar school gaan.
Op dit moment zijn de doelen om de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weg te nemen:
  • er komt zicht op de thuissituatie bij de moeder en de hulp die nodig is voor de kinderen individueel en/of gezamenlijk en -ter ondersteuning van -de moeder;
  • het blowgedrag van [minderjarige 2] wordt zodanig verminderd, dat het hem niet meer in de weg staat aan het gaan naar school;
  • de kinderen gaan naar school en volgen daar de lessen volgens het rooster;
  • er komt voor zover mogelijk zicht op de situatie buitenshuis en wat de kinderen doen en met wie zij omgaan als ze buiten zijn;
  • er wordt onderzocht of een goede vrijetijdsbesteding aan de kinderen kan worden geboden zoals sport, een naschoolse activiteit, of een bijbaan.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Uit voorgaande volgt eveneens dat een verdere uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
-handhaaft de mondelinge beslissing van de kinderrechter van 7 februari 2023, schriftelijk bevestigd op 8 februari 2023;
-verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een netwerkpleeggezin, te weten bij tante [naam 1] m.z. en oudtante [naam 2] m.z. met ingang van 14 februari 2023 tot uiterlijk 7 mei 2023.
-verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een netwerkpleeggezin van tante (en neef) waar hij op dit moment al verblijft, met ingang van 14 februari 2023 tot uiterlijk 7 mei 2023.
-verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.K. Mireku, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J. van Saase-Zaagman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam