ECLI:NL:RBAMS:2023:1058

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
13/751000-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel voor strafzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 februari 2023 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Poznań, Polen. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren in 1986. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 14 februari 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met zijn raadsvrouw, mr. T. Mustafazade, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd op basis van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB is gebaseerd op twee vonnissen van de District Court in Pila, Polen, waarbij de opgeëiste persoon voorwaardelijke gevangenisstraffen is opgelegd. De verdediging heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedures en dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing zou zijn. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de opgeëiste persoon wel degelijk op de hoogte was van de procedures en dat hij afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering niet in strijd is met de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, omdat hij op de hoogte was van de procedures en de oproepen op het juiste adres zijn bezorgd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft verwezen naar de relevante artikelen van de Overleveringswet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751000-19
RK nummer: 22/5078
Datum uitspraak: 28 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 9 december 2022 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 november 2018 door
the Regional Court in Poznań(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 februari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. T. Mustafazade, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt
I. een vonnis van
the District Court in Pilavan 10 november 2011 (II K 921/11), waarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar aan de opgeëiste persoon is opgelegd, en een beslissing van
the District Court in Pilavan 24 oktober 2012 (II Ko 2169/12), waarbij de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf is bevolen;
II. een vonnis van
the District Court in Pilavan 7 augustus 2012 (II K 599/12), waarbij aan de opgeëiste persoon een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar is opgelegd, en een beslissing van
the District Court in Pilavan 30 oktober 2013 (II Ko 2077/13), waarbij de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf is bevolen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de hiervoor genoemde vrijheidsstraffen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf genoemd onder I moet de opgeëiste persoon nog geheel ondergaan. Van de vrijheidsstraf genoemd onder II resteren volgens het EAB nog elf maanden en 29 dagen.
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht toepassing te geven aan de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon nadat hij in beide zaken een transactie heeft afgesloten met de officier van justitie, niets meer heeft gehoord. Ook van de procedures tot tenuitvoerlegging van de straffen was opgeëiste persoon niet op de hoogte. De weigeringsgrond is van toepassing op de inhoudelijke vonnissen en de beslissingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde straffen.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht af te zien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW nu voldoende duidelijk is dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de inhoudelijke procedures en hij stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van vonnissen terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de processen dat tot die beslissingen hebben geleid, en die - kort gezegd - zijn gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garanties als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW zijn verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB de volgende informatie verstrekt ten aanzien van het vonnis van
the District Court in Pilavan 10 november 2011 (II K 921/11):
“ [opgeëiste persoon] was aware of and participated in criminal proceedings against him. During ·preparatory proceedings. he was announced the decision on presenting the charge, cautioned of his rights and obligations, and heard as a suspect. During the hearing, [opgeëiste persoon] pleaded guilty as charged, and filed a motion for imposing a penalty on him, as agreed with a public prosecutor, without holding a full trial. Summons to the court hearing scheduled for 10 November 2011 in case No. Il K 921/11 was sent to the address provided by [opgeëiste persoon] and received by a person authorised by him. Despite being properly summoned, [opgeëiste persoon] failed to appear in court for the hearing. Pursuant to Article 132 (2) of the code of criminal proceedings, in case the addressee is temporarily absent from the place of his abode, a letter is served on an adult member of the same household. In case no household member is present, the letter is served on the house administration, concierge, or village administrator, if they undertake to deliver the letter to the addressee. lf such is the case, the letter is deemed to have been properly served. Despite being properly notified, [opgeëiste persoon] failed to appear for the court hearing and voluntarily ·resigned from the participation in it.”
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB de volgende informatie verstrekt ten aanzien van het vonnis van
the District Court in Pilavan 7 augustus 2012 (II K 599/12):
“ [opgeëiste persoon] was aware of and participated in criminal proceedings against him. During preparatory proceedings he was announced the decision on presenting the charge, cautioned of his rights and obligations, and heard as a suspect. During the hearing, [opgeëiste persoon] pleaded guilty as charged and filed a motion for imposing a penalty on him as agreed with a public prosecutor, without holding a full trial. Summons to the court hearing scheduled for 7 August 2012 in case No. Il K 599/12 was sent to the address provided by [opgeëiste persoon] , and received by a person authorised by him. Despite being properly summoned, [opgeëiste persoon] failed to appear in court for the hearing. Pursuant to Article 132 (2) of the code of criminal proceedings, in case the addressee is temporarily absent from the place of his abode, a letter is served on an adult member of the same household. In case no household member is present, the letter is served on the house administration, concierge, or village administrator, if they undertake to deliver the letter to the addressee. lf such is the case, the letter is deemed to have been properly served. Despite being properly notified, [opgeëiste persoon] failed to appear for the court hearing and voluntarily resigned from the participation in it.”
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 14 januari 2019 de volgende aanvullende informatie verstrekt:
“In the course of the preparatory proceedings in cases Il K 921/11 and Il K 599/12, [opgeëiste persoon] , interviewed as a suspect, pleaded guilty to the charges and expressed his wish to voluntarily submit to the penalties proposed by the prosecutor. The convict indicated his official address which was also his place of residence and the address for deliveries in Poland. In addition, the convict was informed of the rights and obligations of the suspect, including the right to read the dossier of the proceedings (which he did not exercise), the obligation to appear in response to every summons issued in the course of the criminal proceedings and to notify the prosecutor of each change of his place of residence or stay exceeding 7 days, and also that while staying abroad he must designate an agent for service in Poland (otherwise, letters sent to the last known address in Poland, or if this address has not been given, enclosed with the dossier of the proceedings, shall be deemed as having been duly served), and if, without giving his new address, he changes his place of stay or does not stay at the address given by him, letters sent to this address during the criminal proceedings shall be deemed as having been duly served.
Notifications of the dates of court sessions during which the sentences were issued had been delivered to the convict (letters collected by an authorised person) at the official address given by him. The convict never informed that his official address was no longer valid. Therefore, one should presume that the correspondence was duly delivered and that he was aware of the date and place of the court sessions. However, despite being duly notified the convict did not appear at the sessions during which the sentences were passed. The convict was also not represented at the sessions by a counsel (attorney-at-law) because he had not appointed one. The correspondence in case II K 921/11 containing the judgement and information on the manner and time limit for lodging an appeal was collected by the convict's brother.”
In deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt, omdat hij, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij de processen, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Hij wist dat er procedures tegen hem liepen, hij heeft een adres achtergelaten en een adresinstructie ontvangen. De oproepen zijn naar dat adres gegaan en aldaar ontvangen. Artikel 12 van de OLW staat daarom niet aan overlevering in de weg.
Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 december 2017 in de zaak
Ardic(ECLI:EU:C:2017:1026), valt een beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf niet onder de reikwijdte van artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De rechtbank hoeft die beslissingen van
the District Court in Piladaarom niet te toetsen aan artikel 12 OLW.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan op basis van artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd als deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hij bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op grond van artikel 6a, negende lid, OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
De raadsvrouw heeft voor het geval de rechtbank de overlevering niet zou weigeren op grond van artikel 12 van de OLW, de rechtbank verzocht de overlevering te weigeren op grond van artikel 6a van de OLW dan wel de zaak aan te houden om de raadsvrouw in de gelegenheid te stellen het beroep op gelijkstelling met een Nederlander met stukken te onderbouwen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon al sinds 2014 in Nederland woont, hoewel hij niet altijd ingeschreven stond.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat het beroep van de raadsvrouw op gelijkstelling met een Nederlander niet slaagt. De raadsvrouw heeft namelijk geen stukken overgelegd, waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000. Het verzoek om aanhouding wijst de rechtbank af. Ingevolge artikel 6a, negende lid, OLW moeten bewijsstukken tijdig voorafgaand aan het verhoor door de rechtbank worden overgelegd.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht, 8 en 176 van de Wegenverkeerswet en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.