ECLI:NL:RBAMS:2023:1057

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
13/751100-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Polen

Op 28 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court in Krakow, Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van verschillende strafbare feiten, waaronder ontvoering en diefstal. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in 2017 gestart, maar de procedure is meerdere keren aangehouden om aanvullende informatie op te vragen en prejudiciële vragen te beantwoorden.

Tijdens de zitting op 14 februari 2023 heeft de rechtbank vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat de in het EAB vermelde feiten onder de Nederlandse wetgeving kunnen worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de opgeëiste persoon bijgestaan door een advocaat en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot de beslissingen hebben geleid.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgelegde vrijheidsstraffen in Polen niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgen en dat de opgeëiste persoon niet in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander. Daarom heeft de rechtbank de overlevering geweigerd op basis van artikel 6a van de Overleveringswet (OLW) en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen in Nederland bevolen. De rechtbank heeft ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751100-17
RK nummer: 17/104
Datum uitspraak: 28 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 2 januari 2017 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 juni 2012 door
the District Court in Krakow(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 30 maart 2017
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 maart 2017. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Vorrink, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door mr. B.K.M. Fritz, advocaat te Haarlem, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Verder heeft de rechtbank de behandeling van de vordering voor onbepaalde tijd aangehouden om antwoorden op prejudiciële vragen af te wachten, die ook van belang zouden kunnen zijn voor de afdoening van deze zaak, en om de officier van justitie bij de uitvaardigende justitiële autoriteit nadere informatie op te laten vragen.
Zitting 14 februari 2023
De behandeling van het EAB is met instemming van de officier van justitie en de opgeëiste persoon voortgezet op de zitting van 14 februari 2023 in de stand waarin het onderzoek zich bevond op het moment van de aanhouding op de zitting van 30 maart 2017. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt
een vonnis van
the Regional Court in Wieliczka, Second Department-Criminal Courtvan 31 juli 2009 (II K 309/09);
een verzamelvonnis van
the Regional Court in Wieliczka, Second Department-Criminal Courtvan 30 november 2011 (II K 767/11), waaraan ten grondslag liggen:
een vonnis van
the Krakow-Krowodrza Regional Court in Krakowvan 27 december 2006 (II K 1850/06/K);
een vonnis van
the Krakow-Krowodrza Regional Court in Krakowvan 28 december 2006 (II K 2025/06/K).
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB en in de aanvullende brief van
6 maart 2017 vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot de beslissingen hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van
één jaar;
één jaar en acht maanden,
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straffen resteren volgens het EAB nog:
zeven maanden en 15 dagen;
één jaar, zeven maanden en 28 dagen.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Dit vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten deels aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 16 en 18, te weten:
  • ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling;
  • georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van deze feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten deels niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Deze feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
  • diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW

Overlevering van een met een Nederlander gelijk te stellen vreemdeling kan op basis van artikel 6a, eerste en negende lid, OLW worden geweigerd als deze is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf en de rechtbank van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van die straf kan worden overgenomen.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op grond van artikel 6a, negende lid, OLW zijn voldaan aan twee vereisten, te weten:
1. ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat is voldaan aan deze vereisten.
De rechtbank moet daarom beoordelen of de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraffen kan worden overgenomen.
De in artikel 6a, tweede lid, aanhef en onder a, OLW van overeenkomstige toepassing verklaarde weigeringsgronden staan niet in de weg aan overname van de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraffen.
De rechtbank heeft hiervoor een deel van de feiten, die ten grondslag liggen aan het EAB, al gekwalificeerd naar Nederlands recht. De overige feiten, die ten grondslag liggen aan het EAB leveren naar Nederlands recht op:
  • medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving;
  • diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Uit de hiervoor onder weergegeven Nederlandse kwalificaties volgt dat de opgelegde vrijheidsstraffen niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgen. De opgelegde sancties zijn naar aard niet onverenigbaar met Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraffen overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraffen kan worden overgenomen. Zij is dan ook bevoegd om de overlevering overeenkomstig artikel 6a, eerste lid, OLW te weigeren. In het onderhavige geval ziet zij geen aanleiding om af te zien van de uitoefening van die bevoegdheid.
De rechtbank zal daarom de overlevering weigeren en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraffen in Nederland bevelen. Daarbij zal de rechtbank op grond van artikel 27, vierde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van die vrijheidsstraf bevelen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 6a OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 282, 311 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6a en 7 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon] ,aan
the District Court in Krakow(Polen).
BEVEELTde tenuitvoerlegging van de in overweging 3 bedoelde vrijheidsstraf in Nederland.
BEVEELTde gevangenhouding van
[opgeëiste persoon] ,tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. R. Godthelp en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.