ECLI:NL:RBAMS:2023:1030

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
C/13/709248 / FA RK 21-6876
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht ten aanzien van nauwe persoonlijke betrekking en erkenning van een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de erkenning van een minderjarige. De verzoeker, de man, heeft verzocht om vast te stellen dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen hem en de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2009 in de Dominicaanse Republiek. De man heeft de minderjarige erkend terwijl hij gehuwd was met een andere vrouw, mevrouw [verweerster]. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder eerdere verzoeken en reacties van de bijzondere curator, die was benoemd over de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2023 zijn de betrokken partijen gehoord, maar de verwerende partij is niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de moeder van de minderjarige een nauwe persoonlijke relatie hebben gehad, maar heeft ook geconstateerd dat de erkenning van de minderjarige door de man niet kan worden erkend zonder de juiste documenten en juridische procedures. De rechtbank heeft de man erop gewezen dat hij de originele geboorteakte en erkenningsakte moet overleggen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in Nederland. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek van de man afgewezen, maar heeft wel vastgesteld dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen de man en de minderjarige. De uitspraak benadrukt de noodzaak van correcte juridische procedures en documentatie bij erkenning van kinderen in het buitenland.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/709248 / FA RK 21-6876
Beschikking van 27 februari 2023 betreffende de erkenning
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. W. Matadien te Amsterdam,
tegen
[verweerster] ,
wonende op een bij de rechtbank onbekend adres,
verwerende partij
.
Als belanghebbende is aangemerkt:
1. Mr. [belanghebbende]te Amsterdam,
in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarige,
hierna te noemen de bijzondere curator,
als advocaat voor zichzelf verschijnende.
2. [de moeder] ,wonende op een bij de rechtbank onbekend adres,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. A.S. Blom te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek van de man van 2 november 2021;
  • de beschikking van deze rechtbank van 8 december 2021, waarbij mr. [belanghebbende] is benoemd tot bijzondere curator over na te noemen minderjarige;
  • een brief met bijlagen van de man van 17 december 2021;
  • de schriftelijke reactie van de bijzondere curator van 15 maart 2022;
  • een F9-formulier met bijlage van de man van 8 april 2022.
  • de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag van 30 juni 2022;
  • een F9-formulier met bijlagen van verzoeker van 7 oktober 2022;
  • een F9-formulier met bijlage van de moeder van 6 februari 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 februari 2023.
Gehoord zijn:
- de advocaat van de man,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk Spaans,
- de bijzondere curator.
De ambtenaar heeft meegedeeld niet tijdens de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.
Mevrouw [verweerster] is behoorlijk opgeroepen op de wettelijk voorgeschreven wijze, via de Staatscourant, maar is niet verschenen.
De advocaat van de man heeft meegedeeld dat de man momenteel met [minderjarige] in de Dominicaanse Republiek verblijft en daarom niet ter mondelinge behandeling kon verschijnen.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De man is op 18 juli 2008 in San Rafael del Yuma, Dominicaanse Republiek, gehuwd met [verweerster] .
2.2.
Op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , Dominicaanse Republiek is uit de moeder geboren:
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ).
2.3.
De man is op 28 oktober 2016 gescheiden van mevrouw [verweerster] . Deze echtscheiding is echter niet in Nederland geregistreerd in de burgerlijke stand te Den Haag. De man staat nog als gehuwd met mevrouw [verweerster] geregistreerd.
2.4.
De man heeft sinds 24 november 1986 de Nederlandse nationaliteit.
De moeder en [minderjarige] hebben de Dominicaanse nationaliteit.
2.5.
De man heeft op 3 maart 2020 bij de Nederlandse ambassade een verzoek ingediend voor een Nederlands paspoort voor de drie kinderen van mevrouw [de moeder] , [naam 1] , [naam 2] en [minderjarige] . Dit verzoek is toegewezen voor de kinderen [naam 1] en [naam 2] , maar bij besluit van 11 maart 2020 afgewezen ten aanzien van [minderjarige] , waarbij is overwogen dat [minderjarige] niet de Nederlandse nationaliteit zou hebben. De erkenning van [minderjarige] wordt niet erkend in Nederland, omdat de man ten tijde van die erkenning gehuwd was met een andere vrouw dan de moeder van [minderjarige] .

3.Het verzoek, het verweer en het zelfstandig verzoek

De man verzoekt voor recht te verklaren dat tussen hem en [minderjarige] een nauwe persoonlijke betrekking bestaat en dat de door hem in de Dominicaanse Republiek gedane erkenning van [minderjarige] rechtsgeldig is geschied.

4.De beoordeling

4.1.
De man legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij de biologische vader is van [minderjarige] . Ten tijde van de geboorte van [minderjarige] was de man gehuwd met mevrouw [verweerster] . De man heeft [minderjarige] erkend terwijl hij gehuwd was met een andere vrouw dan [minderjarige] ’s biologische moeder. Dergelijke erkenningen werden tot 1 april 2014 in strijd geacht met de openbare orde. Als gevolg van de wetswijziging (BW) op 1 april 2014 is een dergelijke erkenning niet langer in strijd met de openbare orde. Om de door de man gedane erkenning van [minderjarige] rechtsgeldig te laten zijn en [minderjarige] daarmee alsnog het Nederlanderschap te kunnen laten verkrijgen zal de Nederlandse rechter moeten vaststellen dat er op het tijdstip sprake was van een nauwe persoonlijke band (family-life) tussen [minderjarige] en de man. Die band is er volgens de man. De man is voor de geboorte van [minderjarige] teruggekeerd naar de Dominicaanse Republiek en heeft daar zes maanden met de moeder en [minderjarige] als gezin verbleven. Daarna is de man teruggegaan naar Spanje, maar hij bleef regelmatig terugkeren naar de Dominicaanse Republiek. De man heeft nog twee kinderen met de moeder, [naam 1] en [naam 2] die ook door hem zijn erkend. Van 8 maart 2017 tot 28 maart 2019 verbleef de man samen met de moeder in de Dominicaanse Republiek. In april 2019 heeft de man zich in Nederland gevestigd.
De man verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 28 april 2006 (NJB AU9237). De man wijst erop dat in het besluit tot afwijzing van het Nederlanderschap van 11 maart 2020 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is overwogen dat vast staat dat [minderjarige] op 24 april 2009 door de man is erkend.
4.2.
Ingevolge art. 10:101 lid 1 BW (jo. art. 10:100 lid 1 BW) worden in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte, in Nederland van rechtswege erkend. De erkenning wordt geweigerd wanneer zij kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde (art. 10:100 lid 1, onder c, BW), waarbij die weigeringsgrond zich op grond van art. 10:101, lid 2, BW in ieder geval voordoet in de volgende gevallen:
a. indien de erkenning is verricht door een Nederlander die naar Nederlands recht niet bevoegd zou zijn het kind te erkennen;
b. indien, wat de toestemming van de moeder of het kind betreft, niet is voldaan aan de vereisten van het recht dat ingevolge art. 10:95, lid 3, BW toepasselijk is, of
c. indien de akte kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft.
4.3.
Op grond van art. 1:204 lid 1, aanhef en onder e, BW (oud) was erkenning van een kind door een man die was gehuwd met een andere vrouw dan de moeder van het kind nietig, tenzij de rechtbank had vastgesteld dat aannemelijk was dat tussen de man en de moeder een band bestond of had bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op een lijn viel te stellen of dat tussen de man en het kind een nauwe persoonlijke betrekking bestond. Deze bepaling is met ingang van 1 april 2014 komen te vervallen.
Toetsing aan de weigeringsgrond van de openbare orde (van art. 10:100 lid 1, onder c, BW jo art. 10:101 lid 2, onder a, BW) geschiedt aan de hand van de fundamentele beginselen van de Nederlandse openbare orde zoals deze ten tijde van die toetsing gelden. De wijziging van het Nederlandse materiële recht die met ingang van 1 april 2014 is ingevoerd en waardoor is bewerkstelligd dat een gehuwde Nederlander niet meer onbevoegd is een buitenechtelijk kind te erkennen, heeft tot gevolg dat de erkenning van rechtswege van een erkenning van een buitenechtelijk kind door een gehuwde vader in beginsel niet meer afstuit op de weigeringsgrond van de openbare orde.
4.4.
De ambtenaar heeft meegedeeld dat aan de hand van de overgelegde kopieën niet kan worden beoordeeld of de door de man in de Dominicaanse Republiek verrichte erkenning hier te lande als rechtsgeldig kan worden erkend. De overgelegde geboorteakte is niet gelegaliseerd, zodat niet kan worden beoordeeld of het document bevoegdelijk is afgegeven. Ook is een aparte erkenningsakte (acte inextensa de reconocimento) niet overgelegd. Voorts zijn er geen Nederlandse vertalingen van de documenten overgelegd. De ambtenaar refereert zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot vaststelling of er sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking tot de man en [minderjarige] .
4.5.
De rechtbank acht op basis van de overgelegde stukken, waaronder foto’s, en de verklaringen van de moeder tijdens de mondelinge behandeling voldoende aangetoond dat de man een nauwe persoonlijke betrekking had en heeft met [minderjarige] .
4.6.
De man heeft een kopie van de geboorteakte voorzien van een apostille overgelegd, alsmede een vertaling van dit document. Blijkens de vertaling heeft de man de aangifte van de geboorte van [minderjarige] gedaan. De man staat op de geboorteakte als aangever en vader vermeld. Ook staat daarin vermeld dat de man ongehuwd is, hetgeen niet in overeenstemming is met de werkelijkheid. Hieruit kan de rechtbank dan ook geen conclusies trekken met betrekking tot het juridisch vaderschap van de man.
De rechtbank stelt verder vast dat de man geen akte met betrekking tot de erkenning van [minderjarige] heeft overgelegd.
4.7.
De rechtbank kan op basis van de in kopie overgelegde documenten niet vaststellen of [minderjarige] door de man is erkend en of de erkenning (a) is neergelegd in een door een bevoegde Dominicaanse instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte, (b) of sprake is geweest van een behoorlijke rechtspleging.
Het verzoek van de man dat de rechtbank voor recht verklaart dat de erkenning van [minderjarige] door de man rechtsgeldig is geschied kan daarom niet worden toegewezen.
4.8.
Indien echter zou blijken dat [minderjarige] door de man is erkend en deze erkenning is neergelegd in een door een bevoegde Dominicaanse instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte, en sprake is geweest van een behoorlijke rechtspleging dan dient te gelden dat de verrichte erkenning niet in strijd is met de openbare orde op de grond dat de man ten tijde van de erkenning met een andere vrouw dan de biologische moeder van [minderjarige] was gehuwd, omdat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en [minderjarige] .
4.9.
De rechtbank merkt voorts op dat [minderjarige] buiten Nederland is geboren. Om die reden zal de man de geboorteakte van [minderjarige] eerst moeten laten inschrijven in het register van geboorten van de gemeente ’s Gravenhage. Nadat de in deze te geven beschikking in kracht van gewijsde is gegaan kan de ambtenaar een latere vermelding van de erkenning, blijkend uit de erkenningsakte, kunnen toevoegen aan de geboorteakte. De rechtbank verwijst naar artikel 1:25 BW.
4.10.
De man dient daartoe de originele geboorteakte en erkenningsakte aan de ambtenaar ter beschikking te stellen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen de man en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , Dominicaanse Republiek;
- wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van der Heijden, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink, griffier, op 27 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).